9.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- de plaatsing van gebouwen ten opzichte van de perceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
- de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is, ten behoeve van:
- het voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan;
- de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.