Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Middelblok
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0644.BP1022MI002-VG01

Artikel 5 Bedrijf (B)

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage) dan wel bedrijven niet genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten, doch welke naar de aard hiermee zijn gelijk te stellen, met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken;
  2. verhardingen, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen nutsvoorzieningen;
  3. bedrijfsgebonden kantoren;
  4. bedrijfsgebonden detailhandel;
met dien verstande dat:
  1. parkeren in het kader van de bedrijfsvoering dient op eigen terrein plaats te vinden;
  2. per bedrijfsperceel het kantooroppervlak ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen, tot ten hoogste 2000 m2;
  3. bedrijven die vallen onder de in bijlage 2 genoemde inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder niet zijn toegestaan;
  4. zelfstandige detailhandel niet is toegestaan, behoudens indien het detailhandel betreft die reeds bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van het plan;
alsmede voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': een agrarisch aanverwant bedrijf;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud en herstel van karakteristieke bebouwing;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegtransport': voor de uitoefening van een transport- en verhuurbedrijf en bijbehorende bedrijfspanden;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houden van rundvee': bedrijfspanden ten dienste van het houden van rundvee.
5.1.2 Op de gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 5, lid 1.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. aan- en uitbouwen, en bijgebouwen
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. overkappingen.

5.2 Bouwregels

De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak worden opgeicht; 
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat deze achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of de bedrijfsgebouwen moeten zijn gelegen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat buiten het bouwvlak geen overkappingen mogen worden opgericht;
  4. voor zover op de verbeelding binnen het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is gegeven mag de bebouwde oppervlakte van de gebouwen, gemeten ten opzichte van het bouwperceel, niet meer bedragen dan door die aanduiding is bepaald;
  5. de inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen en exclusief bijgebouwen en ondergrondse kelders (met uitzondering van ruimten aanwezig tussen de begane grondvloer en het aansluitend afgewerkt terrein), bedraagt ten hoogste 650 m3 behoudens dat indien de woning ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud had, deze inhoud als zodanig is toegestaan;
  6. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende aan- en uitbouwen, en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  7. de goothoogte van een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  8. de bouwhoogte van een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter boven de toegestane goothoogte
  9. in afwijking van het bepaalde onder g en h mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  10. de goothoogte en/of bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste:
bouwwerken
max. goothoogte
max. bouwhoogte
aan- of uitbouwen en bijgebouwen
3 m
6 m
nutsvoorzieningen
n.v.t.
4 m
erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of de bedrijfsgebouwen
n.v.t.
3 m
overige erfafscheidingen
n.v.t.
1 m
technische installaties en gelijksoortige bouwwerken
n.v.t.
10 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (inclusief overkappingen)
n.v.t.
3 m
  1. het bepaalde in artikel 22 Algemene bouwregels.

5.3 Nadere eisen

5.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de vorm, de afmetingen, dakbeëindiging, kapvorm en bouwhoogte van bebouwing.
 
5.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is, vanuit:
  1. milieuhygiënisch, verkeerskundig, ecologisch, landschappelijk, natuurwetenschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt, één en ander mede gelet op de aard van de bedrijfsvoering en de ligging, alsmede de omvang van het bedrijf;
  2. het voorkomen van aantasting van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
  3. het behoud van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  4. het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Het is verboden de gronden buiten het bouwvlak voor zover gelegen voor de naar de openbare weg gekeerde bouwgrenzen of op minder dan 3 meter afstand gemeten vanuit de bestemming Water – 1 of Natuur te gebruiken:
  1. voor het opslaan van goederen voor bedrijfsdoeleinden;
  2. als opslagplaats van hout- en aannemersmaterialen ;
  3. als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5, lid 1.1, onder a ten behoeve van de vestiging van bedrijven in categorie 3.1, dan wel bedrijven die niet worden genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover
  1. deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan bedrijven, die genoemd zijn in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  4. bedrijven die zijn opgenomen in de lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet Geluidhinder niet zijn toegestaan.
 
5.4.2 Procedureregels
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5, lid 4.1 kan schriftelijk advies ingewonnen worden bij een milieudeskundige, met betrekking tot de vraag of aan de in het desbetreffende artikel genoemde criterium voor het afwijken van de gebruiksregels is voldaan.