Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Middelblok
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0644.BP1022MI002-VG01

Artikel 4 Agrarisch met waarden (AW)

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud en herstel van de natuur- en landschapswaarden
  2. de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven
  3. extensieve recreatie;
  4. erftoegangswegen, agrarische wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
met dien verstande dat:
  1. de teelt van ruwvoedergewassen niet is toegestaan;
  2. intensieve veehouderij niet is toegestaan behoudens dat, voor zover ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan, bestaande intensieve veehouderij als nevenactiviteit mag worden gehandhaafd;
  3. een paardenbak niet is toegestaan behoudens dat, voor zover ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan, bestaande paardenbakken mogen worden gehandhaafd.
4.1.2 Op de gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 4, lid 1.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. overkappingen.

4.2 Bouwregels

De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. ten behoeve van agrarische bedrijvigheid zijn uitsluitend veldschuren, schuilgelegenheden en bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en silo’s toegestaan, waarvan de gezamenlijke oppervlakte ten hoogte 60 m2 bedraagt;
  2. de goothoogte en/of bouwhoogte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
bouwwerken
max. goothoogte
max. bouwhoogte
gebouwen als bedoeld onder artikel 4, lid 2, onder a
n.v.t.
4 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
n.v.t.
2 m
  1. het bepaalde in artikel 22 Algemene bouwregels.
 

4.3 Nadere eisen

4.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de vorm, de afmetingen, dakbeëindiging, kapvorm en bouwhoogte van bebouwing.
 
4.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is, vanuit:
  1. milieuhygiënisch, verkeerskundig, ecologisch, landschappelijk, natuurwetenschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt, één en ander mede gelet op de aard van de bedrijfsvoering en de ligging, alsmede de omvang van het bedrijf;
  2. het voorkomen van aantasting van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  3. het behoud van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  4. het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanleggen, dempen, verdiepen of verleggen van waterlopen;
  3. het ontginnen, het afgraven, ophogen of het egaliseren van gronden;
  4. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingenen daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand.
4.4.2 Uitzonderingsbepaling
Het in artikel 4, lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  3. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4, lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
 
4.4.4 Procedureregel
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het aanleggen, dempen, verdiepen of verleggen van waterlopen, verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.