Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Middelblok
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0644.BP1022MI002-VG01

Artikel 16 Leiding - Water (dubbelbestemming)

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.1.1 De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. een duinwatertransportleiding (diameter 1400 mm) met een belemmerende strook van 12 meter, 6 meter naar weerszijde gerekend vanuit het hart van de leiding;
16.1.2 Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:
  1. primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie';
  2. secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering';
  3. tertiair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen 'Leiding – Brandstof' en 'Leiding – Water';
  4. quartair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie' en 'Waarde – Natuur en landschap';
  5. quintair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.
16.1.3 Op de gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 16, lid 1.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. ten behoeve van andere bestemmingen mag in afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen niet worden gebouwd;
  2. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16, lid 2 voor de bouw van bouwwerken die krachtens onderliggende bestemmingen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voorzover de belangen van de betrokken leiding zulks gedogen en het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leidingen dient te zijn gewaarborgd.
 
16.3.2 Procedureregels
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16, lid 3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland.
  2. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om af te wijken van het onder artikel 16, lid 3.2, onder a bedoelde advies dient vooraf een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten te zijn verkregen.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  2. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; i. het beplanten van gronden met hoogopgaande beplantingen;
  3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  4. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van kabels, leidingen, drainage en diepploegen en woelen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
 
16.4.2 Uitzonderingsbepaling
Het in artikel 16, lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  3. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
 
16.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 16, lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
 
16.4.4 Procedureregel
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden verkrijgen burgemeester en wethouders een advies van de desbetreffende beheerder met betrekking tot de belangen van de leiding en/of kabels en de veiligheid van personen en goederen ter plaatse.