HOOFDSTUK II
BESTEMMINGSREGELS
HOOFDSTUK II
BESTEMMINGSREGELS
3.4
Afwijken van de bouwregels
3.6
Afwijken van de gebruiksregels
3.7
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Artikel 5
Bedrijf – Gasontvangstation
Artikel 9
Gemengd – Bedrijf en Recreatie
10.3
Specifieke gebruiksregels
11.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
11.4
Specifieke gebruiksregels
12.3
Specifieke gebruiksregels
13.3
Specifieke gebruiksregels
14.3
Specifieke gebruiksregels
15.3
Specifieke gebruiksregels
16.3
Specifieke gebruiksregels
17.3
Specifieke gebruiksregels
18.3
Specifieke gebruiksregels
19.3
Specifieke gebruiksregels
19.4
Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20
Wonen
– Uit te werken
20.4
Afwijken van de bouwregels
21.3
Afwijken van de bouwregels
21.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
22.3
Afwijken van de bouwregels
22.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
Artikel 23
Waarde
– Archeologie
23.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
Artikel 24
Waarde
– Beschermd dorpsgezicht
24.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
24.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 25
Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed
25.3
Afwijken van de bouwregels
25.4
Specifieke gebruiksregels
25.5
Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 26
Waterstaat – Waterkering
26.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
Artikel 27
Anti-dubbeltelregel
Artikel 28
Algemene bouwregels
28.1
Algemene bepaling voor ondergronds bouwen
28.3
Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 29
Algemene aanduidingsregels
29.1
Gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie”
29.2
Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 1”
29.3
Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 2”
29.4
Gebiedsaanduiding “milieuzone – waterwingebied”
Artikel 30
Algemene afwijkingsregels
30.1
Afwijken van de regels voor kleine bouwwerken
30.2
Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Artikel 31
Algemene wijzigingsregels
Artikel 32
Algemene procedureregels
HOOFDSTUK IV
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
33.1
Overgangsrecht bouwwerken
33.2
Afwijken van het overgangsrecht bouwen
34.1
Vervangen bestemmingsplannen
HOOFDSTUK I
INLEIDENDE REGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan “Dorpskernen” van de gemeente Nederlek;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0643.BP1210DK001-VA01 met de bijbehorende regels en
bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten zoals opgenomen in de Staat van aan huis gebonden beroepen (Bijlage 2
van de regels) en door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de
feitelijke hoofdbewoner van de woning;
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een
gebouw tot aan de perceelgrenzen;
een onderdeel van het hoofdgebouw of (aangebouwd) bijgebouw
waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde
huishouding is gehuisvest;
1.7
agrarische bedrijfsuitoefening
de bedrijfsmatige activiteiten op een agrarisch bedrijf die erop
zijn gericht om producten voort te brengen door middel van het telen van
gewassen en/of het houden van dieren;
gebruik van gronden dat is gericht op het voortbrengen van
producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen)
en/of het houden van dieren;
1.9
archeologische monumentenzorg
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als
unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of
veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en
menselijk handelen in het verleden;
1.11 archeologisch
verwachtingsvol gebied
door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op
grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek
vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de
archeologische monumentenzorg;
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en
studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het
bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal
mag worden bebouwd;
het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden
van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw)
gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend
verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld
voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoenarbeiders;
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden
beroepen daaronder niet begrepen.
een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, voor de huisvesting (van het huishouden) van
een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter
plaatse van het gebouw en/of terrein noodzakelijk moet worden geacht;
het totale bruto vloeroppervlak van bedrijven met inbegrip van
de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd dorpsgezicht zoals
opgenomen in Bijlage 4 van deze regels;
het door burgemeester en wethouders op grond van artikel 15 van
de Erfgoedverordening Gemeente Nederlek 2012 aangewezen gemeentelijk
dorpsgezicht dat met dit bestemmings-plan wordt beschermd;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
woning die ten dienste van een aangrenzend bedrijf gebruikt
wordt en ten tijde dat het ontwerpplan terinzage heeft gelegen, reeds aanwezig
was;
afwijkingsbevoegdheid:
de
bevoegdheid volgens dit plan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de
planregels, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c., van de Wet
ruimtelijke ordening;
bevoegdheid tot stellen van nadere eisen:
de
bevoegdheid volgens dit plan van burgemeester en wethouders tot het stellen van
nadere eisen ten opzichte van in het plan omschreven punten, als bedoeld in
artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;
burgemeester en wethouders:
het college
van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek;
uitwerkingsplicht:
de
verplichting volgens dit plan voor burgemeester en wethouders om het plan onder
de daarvoor aangegeven voorwaarden uit te werken, als bedoeld in artikel 3.6,
aanhef en onder b., van de Wet ruimtelijke ordening;
wijzigingsbevoegdheid:
de
bevoegdheid volgens dit plan van burgemeester en wethouders tot het wijzigen van
het plan, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a., van de Wet ruimtelijke
ordening;
een gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht
ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten
dienst staat van dat hoofdgebouw;
het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende
vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen, als bedoeld in artikel 1 van
de Wet bodembescherming;
een kunstmatig beplant stuk grond waar vruchten- of notenbomen
op gekweekt worden. De boomgaard kan zowel een agrarische functie als een niet
agrarische hobbymatige functie hebben;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van het bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden
gebruikt voor verkoopactiviteiten;
1.35
consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten
het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de
consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel
ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend
door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat,
wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend,
de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke
uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals:
fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur,
fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer,
schoonheids-specialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en anders daarmee
gelijk te stellen activiteiten;
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter
vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het dakvlak;
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in
tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het
plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel
van het gebouw/de woning. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar
raakt tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het
betreffende gebouw/de woning;
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan
personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of
consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek
rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen,
waaronder een belwinkel en internetcafé;
een voor
het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch
getint bedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een
seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf,
waaronder begrepen: een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met
elkaar;
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks
gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke
stof betrokken is;
een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak
op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en
sociaal-cultureel vlak, waaronder een jaarlijkse kermis;
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor
verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de
verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;
een gebouw dat is bedoeld voor de stalling van motorvoertuigen;
een inrichting die de verbinding vormt tussen het transportnet
van Gasunie en het transportnet van een regionale netwerkbeheerder of de
gasleiding van een industrie, voornamelijk bedoeld om de transportdruk re
reduceren en de hoeveelheid geleverde aardgas te meten;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige
gebouwen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.48
geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom
het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden
vastgesteld;
1.49 gemeentelijke
archeologische beleidskaart
kaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn
geregistreerd;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of
afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en
maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente
bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken,
woon-, was- en slaapgelegenheid;
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen
voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het
bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
harde horeca betreft de volgende horeca:
a.
elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke
lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor
het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor
gebruik ter plaatse worden verstrekt;
b.
inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
c.
café en cafetaria;
d.
shoarma/grillroom, snackbar, pizzeria met afhaal-/wegbrengfunctie;
horeca niet
zijnde harde horeca;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het leggen van
contacten en/of het uitvoeren van commerciële handelingen, waarbij het publiek
niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en
geholpen;
de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw, bouwwerk
en/of bouwlocatie omgeeft;
doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur,
religieuze functies, (overdekte) sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale
functies, maatschappelijke en culturele functies;
normaal onderhoud als bedoeld in artikel 25.4.2 is het
onderhouden of vervangen van gevels, ramen, deuren, luiken, sieronderdelen en/of
dakbedekking welke naar aard en vorm gelijk is aan de bestaande situatie;
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de
vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming
onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen,
caravans, stacaravans, kampeerauto’s, alsook tenten, schuilhutten en keten, al
dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf;
archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en
gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één
wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst:
de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte
maaiveld. Voor dijkwoningen geldt de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse
van de hoofdtoegang;
detailhandel in ABC-goederen (auto’s, boten en caravans),
tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in artikelen een grove bouwmaterialen,
keukens, sanitair en woninginrichting, die vanwege omvang en aard van de
gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor uitstalling;
1.66
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd,
gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de
detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen
prostitutiebedrijf en raamprostitutie;
1.68 riviergebonden
activiteiten
Onder riviergebonden activiteiten worden verstaan:
a.
de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige functies;
b.
de realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling
van de beroeps- en recreatievaart;
c.
de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
d.
de realisatie van natuur;
e.
de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie
zijn verbonden;
f.
de winning van oppervlaktedelfstoffen.
1.69 rivierkundige
activiteiten van ondergeschikt belang
Onder
rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang worden verstaan:
a.
het plaatsen van een in- of uitstroomvoorziening, mits de in- of
uitstroomsnelheid maximaal 0,3 m/s bedraagt;
b.
het plaatsen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk bestemd
voor niet bedrijfsmatig gebruik dan wel voor naar aard en omvang vergelijkbaar
overig gebruik;
c.
het plaatsen van informatieborden, informatiezuilen, reclameborden of
reclamezuilen mits deze niet groter zijn dan 2 meter bij 3 meter en per 200
meter niet meer dan 5 borden of zuilen aanwezig zijn;
d.
terreinophogingen van minder dan 50 m3 per perceel;
e.
het plaatsen van visfuiken.
stoffen in
welke vorm dan ook waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze de bodem
kunnen verontreinigen;
het
afwegingskader dat geldt voor een grote rivier en de bijbehorende, voor de
stroomvoering van belang zijnde gronden als bedoeld in artikel 1, aanhef en
onder d., van de Beleidsregels grote rivieren;
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een
gebouw tot aan de perceelgrenzen;
tuin gelegen tussen de voorgevel van een gebouw en de openbare
ruimte;
1.74 voorzieningen
van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net
aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer
en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen
voor afvalstoffen en straatmeubilair;
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel, die betrekking kan
hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater, gemeten naar NAP op het moment
van de aanvraag van de omgevingsvergunning;
het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede
begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met
uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter, zoals
mantelzorg;
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het huisvesten van
één huishouden.
HOOFDSTUK
II
BESTEMMINGSREGELS
Artikel 2
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3
de inhoud van een
bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken
en dakkapellen;
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6
afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het
bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk,
de fundering niet meegerekend.
Artikel 3
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
A
Agrarisch
(ph) paardenhouderij
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
grondgebonden agrarische bedrijven;
b.
opslag, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van het agrarisch
bedrijf;
c.
ter plaatse van de functieaanduiding (ph): een gebruiksgerichte
paardenhouderij;
d.
natuurbeheer;
e.
extensief dagrecreatief medegebruik;
f.
water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g.
groenvoorzieningen;
h.
nutsvoorzieningen;
i.
wegen en paden;
met de daarbij behorende:
j.
erven;
k.
bouwwerken.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a.
bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat deze achter (het verlengde
van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
b.
de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
c.
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 9 meter bedragen.
3.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a.
bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b.
per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan;
c.
de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 650 m³ bedragen;
d.
de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
e.
de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 9 meter bedragen.
3.2.3
Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende regels:
a.
bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel de
bedrijfswoning;
b.
de oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;
c.
de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
d.
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen.
3.2.4
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande
dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de
voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 meter mag bedragen;
c.
uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding (ph) zijn lichtmasten toegestaan, waarvan de
bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;
d.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
e.
voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak geldt de regel dat de
bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bebouwing
met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a.
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
b.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
c.
een goede woonsituatie;
d.
de verkeersveiligheid;
e.
de belangen van de waterbeheerder.
3.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 3.2.4
ten behoeve van het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte waarbij geldt
dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
3.5.1
Ondersteunende teelt
Onder de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt tevens
verstaan het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van ondersteunende teelt
voor ten hoogste 20% van het oppervlak van de bij het agrarisch bedrijf
behorende agrarische gronden.
3.5.2
Agrarische nevenactiviteiten
Voor het uitoefenen van een ondergeschikte (agrarische) nevenactiviteiten dienen
de volgende regels in acht te worden genomen:
a.
de landschappelijke openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon mogen niet onevenredig worden
aangetast;
b.
omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
c.
nevenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders aangegeven, waarbij de
gezamenlijke oppervlakte van het niet-agrarisch gebruik van gebouwen per
agrarisch bedrijf in elk geval niet meer mag bedragen dan 500 m²;
d.
opslag buiten de bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit is niet
toegestaan.
3.6
Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1
Vernieuwd ondernemen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 3.1
ten behoeve van het gebruik
van gebouwen en gronden voor vernieuwd ondernemen.
3.7
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
3.7.1
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
“Agrarisch” zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning,
verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden te
verrichten, behoudens de daarbij vermelde uitzonderingen:
a.
het diepploegen, het diepwoelen of het
uitvoeren van ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van
leidingen, alle dieper dan 0,60 meter onder maaiveld, alsmede de aanleg van
drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande
drainage;
b.
het graven, dempen, dan wel verdiepen,
vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels
alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
c.
het aanleggen, verbreden en verharden van
wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte
verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische
bouwvlakken;
d.
het vellen of rooien van bomen, hakhout,
houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood
of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan
bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de
Boswet niet van toepassing is;
e.
beplanting van houtgewas hoger dan 2,50 meter
ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
f.
het aanleggen van boomgaarden;
g.
het aanleggen van landschapselementen op
gronden niet behorende bij het agrarische bouwvlak;
met uitzondering van:
a.
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b.
het scheuren van grasland;
c.
andere werken en werkzaamheden ter
verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen,
waaronder tevens de aanleg van wegen en paden alsmede het beheer van de bodem is
begrepen;
d.
andere werken en werkzaamheden welke vanuit het
oogpunt van te beschermen landschappelijke belangen van ondergeschikte betekenis
zijn;
e.
andere werken en werkzaamheden, behorende bij
het normale onderhoud, gebruik en beheer;
f.
het aanleggen van verhardingen ten behoeve van
in- en uitritten;
g.
andere werken en werkzaamheden die op het
moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden
uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
3.7.2
Toelaatbaarheid van de werken of werkzaamheden
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 mag
alleen worden verleend indien door de uitvoering van het andere werk of de
werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door
het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.7.3
Advies over omgevingsvergunning
Voor de verlening van de omgevingsvergunning vragen burgemeester
en wethouders schriftelijk advies aan de agrarisch deskundige van de gemeente
Nederlek. Het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de
voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet
onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de
omgevingsvergunning.
Artikel 4
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
B
Bedrijf
(b≤2) bedrijf tot en met categorie 2
(b≤3.1)
bedrijf tot en met categorie 3.1
(b≤3.2)
bedrijf tot en met categorie 3.2
(ga)
garagebedrijf
(nv)
nutsvoorziening
(sb-gb)
specifieke vorm van bedrijf – garagebox
(sb-tb)
specifieke vorm van bedrijf – Transportbedrijf
(sb-z)
specifieke vorm van bedrijf – zonder bebouwing
De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
ter plaatse van de functieaanduiding (b≤2): het uitoefenen van
bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten;
b.
ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.1): het uitoefenen van
bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten;
c.
ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.2): het uitoefenen van
bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten;
d.
ter plaatse van de functieaanduiding (ga): een garagebedrijf;
e.
ter plaatse van de functieaanduiding (nv): uitsluitend een
nutsvoorziening;
f.
ter plaatse van de functieaanduiding (sb-gb): een garagebox;
g.
ter plaatse van de functieaanduiding (sb-tb): een transportbedrijf;
h.
bestaande bedrijfswoningen;
i.
bijbehorende tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen,
groenvoorzie-ningen, nutsvoorzieningen,
waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
4.2.1
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage
is aangegeven;
c.
de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
is aangegeven op de planverbeelding;
d.
ter plaatse van de functieaanduiding (sb-z) is geen bebouwing toegestaan.
4.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a.
het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan;
b.
herbouw van bestaande bedrijfswoningen op de huidige locatie is
toegestaan;
c.
de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
d.
de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;
e.
de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
f.
de maximale inhoud bedraagt 725 m3.
4.2.3
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende regels:
a.
de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
b.
de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter;
c.
de minimale afstand tot de voorgevelrooilijn van de woning bedraagt 3
meter;
d.
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 70 m².
4.2.4
Aan de bedrijfsvoering ondergeschikte kantoren
Voor het bouwen van kantoren gelden de volgende regels:
a.
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan kantoren mag niet meer bedragen
dan 30% van het totale bruto bedrijfsoppervlak met een maximum van 500 m2;
b.
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is
aangegeven op de planverbeelding;
c.
er mag geen sprake zijn van een zelfstandig kantoor.
4.2.5
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5
meter;
b.
de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en (licht)masten
bedraagt 8 meter;
c.
de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 3 meter;
d.
ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding – 1 [sba-1] bedraagt de
maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 7 meter;
e.
zonnecollectoren op gebouwen zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte
maximaal 1,50 meter bedraagt;
f.
de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
g.
de maximale bouwhoogte van windturbines en/of windwokkels bedraagt 5
meter.
4.3.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk
geval verstaan het gebruik voor:
a.
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b.
wonen, met uitzondering van de bedrijfswoningen;
c.
detailhandel, met uitzondering van garagebedrijven;
d.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
e.
(permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de
voorgevelrooilijn;
f.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
g.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.3.2
(Zee)containers
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in
ieder geval gerekend het permanent plaatsen van (zee)containers nadat het
ontwerpplan ter inzage heeft gelegen en waarvoor een omgevingsvergunning in de
zin van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.
Artikel 5
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
B-GOS Bedrijf – Gasontvangstation
(-)
De voor “Bedrijf – Gasontvangstation” aangewezen gronden zijn
bestemd voor een gasontvangstation met de daarbij behorende:
A
ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
b.
wegen en paden;
c.
lichtvoorzieningen.
5.2.1
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage
is aangegeven;
c.
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan
4 meter.
5.2.2
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3
meter;
b.
de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 4 meter.
5.3.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk
geval verstaan het gebruik voor:
a.
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b.
wonen;
c.
detailhandel;
d.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
e.
(permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de
voorgevelrooilijn;
f.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
g.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 6
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
C
Centrum
(h≤2) horeca tot en met categorie 2
De voor “Centrum” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen op de begane grond dan wel op de verdieping;
b.
detailhandel;
c.
bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat
van bedrijfsactiviteiten;
d.
maatschappelijke doeleinden;
e.
cultuur en ontspanning;
f.
dienstverlening;
g.
kantoren;
h.
horeca in de categorieën 1 en 2;
i.
evenemententerrein;
j.
ter plaatse van de functieaanduiding (h≤2): horeca tot en met categorie
2;
met daarbij horende:
k.
wegen en paden;
l.
groenvoorzieningen;
m.
parkeervoorzieningen.
6.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
aan- en uitbouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden geplaatst en
dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
c.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage
is aangegeven;
d.
de maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt 6 meter mits anders is
aangegeven op de planverbeelding;
e.
de goot- en bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór
de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
b.
de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien
verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden
en tot maximaal 30 m²;
c.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 3 meter;
d.
de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
perifere detailhandel;
b.
detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000
kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het
Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven
milieubeheer;
c.
verkoop van volumineuze goederen;
d.
verkoop van gevaarlijke stoffen;
e.
verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet;
f.
verkooppunten voor motorbrandstoffen;
g.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
h.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
i.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 7
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
DH
Detailhandel
(-)
De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
detailhandel (in de vorm van een supermarkt en kledingwinkel);
met daarbij horende:
b.
wegen en paden;
c.
groenvoorzieningen;
d.
parkeervoorzieningen;
e.
watergangen en waterpartijen.
7.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage
is aangegeven;
c.
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is
aangegeven op de planverbeelding;
d.
de minimale afstand tot op de perceelgrens bedraagt 3 meter.
7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór
de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
b.
de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien
verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden
en tot maximaal 30 m²;
c.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 3 meter;
d.
de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
perifere detailhandel;
b.
detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000
kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het
Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven
milieubeheer;
c.
verkoop van volumineuze goederen;
d.
verkoop van gevaarlijke stoffen;
e.
verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet;
f.
verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Artikel 8
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
GD Gemengd
(-)
De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
detailhandel;
b.
horeca in de categorie 1 en 2;
c.
kantoren;
d.
maatschappelijke doeleinden;
met daarbij horende:
e.
wegen en paden;
f.
groenvoorzieningen;
g.
parkeervoorzieningen;
h.
watergangen en waterpartijen.
8.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage
is aangegeven;
c.
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is
aangegeven op de planverbeelding;
d.
de minimale afstand tot op de perceelgrens bedraagt 3 meter.
8.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór
de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
b.
de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien
verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden
en tot maximaal 30 m²;
c.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 3 meter.
8.3.1
Detailhandel en kantoren
a.
het bruto vloeroppervlak voor detailhandel activiteiten bedraagt maximaal
20% van het totale bestemmingsvlak;
b.
het bruto vloeroppervlak voor kantoren bedraagt maximaal 20% van het
totale bestemmingsvlak.
8.3.2
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
c.
perifere detailhandel;
d.
detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000
kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het
Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven
milieubeheer;
e.
verkoop van volumineuze goederen;
f.
verkoop van gevaarlijke stoffen;
g.
verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet;
h.
verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Artikel 9
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
GD – BR
Gemengd – Bedrijf en recreatie
(nv) nutsvoorziening
(b≤3.2)
bedrijf tot en met categorie 3.2
De voor “Gemengd – Bedrijf en Recreatie” aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
De bestemming “Bedrijf” als bedoeld in artikel 4 van deze regels;
b.
De bestemming “Recreatie” als bedoeld in artikel 15 van deze regels;
c.
ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.2): het uitoefenen van
bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten;
d.
ter plaatse van de functieaanduiding (nv): uitsluitend een
nutsvoorziening.
9.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
Bouwregels als bedoeld in artikel 4.2.1 van deze regels;
b.
Bouwregels als bedoeld in artikel 15.2.1 van deze regels.
9.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
Bouwregels als bedoeld in artikel 4.2.2 van deze regels;
b.
Bouwregels als bedoeld in artikel 15.2.2 van deze regels.
Voor de
specifieke gebruiksregels zijn de volgende regels van toepassing:
a.
De specifieke gebruiksregels als bedoeld in artikel 4.3 van deze regels;
b.
De specifieke gebruiksregels als bedoeld in artikel 15.3 van deze regels.
Artikel 10
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
G
Groen
(sz)
speelvoorziening
(vij)
vijver
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
bermen en beplanting;
c.
voet- en fietspaden;
d.
voorzieningen van algemeen nut;
e.
kunstwerken;
f.
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
waterpartijen;
g.
sportactiviteiten;
h.
evenemententerrein;
i.
ter plaatse van de functieaanduiding (sz): een speelterrein met
speelvoorzieningen;
j.
ter plaatse van de functieaanduiding (vij): een vijver.
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van
voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
c.
de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15
m².
10.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
b.
overkappingen zijn niet toegestaan;
c.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 5 meter;
d.
de maximale oppervlakte van een speelterrein met speeltoestellen bedraagt
150 m²;
e.
de maximale oppervlakte van een skateterrein bedraagt 150 m².
10.3 Specifieke
gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.
ter plaatsen van de functieaanduiding (vij) dient minimaal 2600 m²
oppervlaktewater aanwezig te zijn.
Artikel 11
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
H
Horeca
(dh) detailhandel
De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
zachte horeca met dien verstande dat deze horeca alleen is toegestaan op
de gronden langs de Burgemeester Roosstraat, de Korte Achterweg, het Kerkplein
en de Voorstraat, alsmede ter plaatse van de aanwezige horeca op het moment van
tervisielegging van dit bestemmingsplan;
b.
ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandel die ondergeschikt
is aan de horeca-activiteit;
met de daarbij behorende:
c.
terrassen;
d.
wegen en paden;
e.
groenvoorzieningen;
f.
parkeervoorzieningen;
g.
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
water-partijen.
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage
is aangegeven;
c.
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is
aangegeven op de planverbeelding;
d.
herbouw van bestaande bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande
dat:
- de
bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen in één en hetzelfde bouwvlak
zijn gelegen;
- de inhoud van
de woning tenminste 250 m³ en niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
- de goothoogte
van de woning niet meer dan 6,00 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer
dan 10 meter mag bedragen;
- de totale
bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen niet meer dan 70 m² mag bedragen, de
goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6
meter mag bedragen.
11.3 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór
de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
b.
de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;
c.
de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien
verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden
tot maximaal 30 m²;
d.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3
meter.
11.4 Specifieke
gebruiksregels
11.4.1 Strijdig
gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
b.
detailhandel, met uitzondering van horeca gerelateerde detailhandel;
c.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
d.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 12
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
K
Kantoor
(-)
De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
kantoor, al
dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening,
welke niet meer bedraagt dan maximaal 10% van het bouwvlak met een maximum van
50 m²;
met de daarbij behorende:
b.
wegen en paden;
c.
groenvoorzieningen;
d.
parkeervoorzieningen;
e.
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
water-partijen.
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
binnen en buiten het bouwvlak mogen bijbehorende bouwwerken worden
gebouwd zoals fietsenhokken met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
c.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage
is aangegeven;
d.
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is
aangegeven op de planverbeelding.
12.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór
de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
b.
de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;
c.
de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien
verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden
tot maximaal 30 m²;
d.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3
meter.
12.3 Specifieke
gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
b.
detailhandel;
c.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
d.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 13
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
M
Maatschappelijk
(bp) begraafplaats
(dh)
detailhandel
(on)
onderwijs
(re)
religie
(zoi)
zorginstelling
Bouwaanduiding:
[gs]
gestapeld
De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke,
educatieve en openbare dienstverlening, zoals zwembaden, scholen, bibliotheken
en hulpdiensten;
b.
ter plaatse van de functieaanduiding (bp): uitsluitend een begraafplaats;
c.
ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandelsactiviteiten die
onder-geschikt zijn aan de maatschappelijke functie;
d.
ter plaatse van de functieaanduiding (on): uitsluitend een gebouw voor
het geven van onderwijs;
e.
ter plaatse van de functieaanduiding (re): uitsluitend een gebouw voor
het uitoefenen van religieuze activiteiten;
f.
ter plaatse van de functieaanduiding (zoi): uitsluitend een
zorginstelling;
met de daarbij behorende:
g.
wegen en paden;
h.
groenvoorzieningen;
i.
speelvoorzieningen;
j.
parkeervoorzieningen;
k.
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
waterpartijen.
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de
aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage
is aangegeven;
c.
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is
aangegeven op de planverbeelding;
d.
ter plaatse van de bouwaanduiding [gs] is uitsluitend gestapelde
bouw toegelaten.
13.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór
de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
b.
de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;
c.
de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien
verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden
tot maximaal 30 m²;
d.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 3 meter.
13.3 Specifieke
gebruiksregels
13.3.1 Strijdig
gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
b.
detailhandel, met uitzondering van horeca gerelateerde detailhandel;
c.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
d.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 14
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
R
Recreatie
(ijs) ijsbaan
(jh)
jachthaven
(ma)
manege
(sz)
speelvoorziening
(vt)
volkstuin
(zb)
zwembad
De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen;
b.
ter plaatse van de functieaanduiding (ijs): een ijsbaan;
c.
ter plaatse van de functieaanduiding (jh): een jachthaven;
d.
ter plaatse van de functieaanduiding (ma): een manege;
e.
ter plaatse van de functieaanduiding (sz): een speelterrein met
speelvoor-zieningen;
f.
ter plaatse van de functieaanduiding (vt): volkstuinen;
g.
ter plaatse van de functieaanduiding (zb): een zwembad;
h.
wegen en paden;
i.
groenvoorzieningen;
j.
parkeervoorzieningen;
k
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
water-partijen.
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
c.
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
d.
per volkstuin één tuinhuisje en/of hobbykas van 5m2 per 50m2
volkstuin met een max. van 16.5m2;
e.
de goothoogte van het tuinhuisje en de hobbykas mag maximaal 3 meter
bedragen;
f.
de minimale afstand van de gebouwen tot de perceelgrens bedraagt 3,00
meter, indien niet in de perceelgrens wordt gebouwd;
g.
ter plaatse van de functieaanduiding (ijs) is in het bouwvlak één
recreatiegebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
14.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór
de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
b.
de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;
c.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 3 meter.
14.3 Specifieke
gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in
ieder geval gerekend voor het gebruik voor:
a.
(recreatief) nachtverblijf;
b.
niet aan de bestemming gelieerde bewoning;
c.
het plaatsen van onderkomens en of kampeermiddelen;
d.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 15
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
S
Sport
(sph) sporthal
(spv)
sportveld
(tn)
tennisbaan
(ss-pc)
specifieke vorm van sport – papiercontainer
De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het uitoefenen van sportactiviteiten;
b.
aan de sportactiviteit ondergeschikte en gerelateerde horecavoorziening
in de vorm van een kantine, met een maximale oppervlakte van 200 m² waarbij
slechts 1 horecavoorziening per bestemmingsvlak aanwezig is en het één
aaneengesloten locatie(pand) betreft;
c.
ter plaatse van de functieaanduiding (sph): een sporthal;
d.
ter plaatse van de functieaanduiding (spv): een sportveld;
e.
ter plaatse van de functieaanduiding (tn): een tennisbaan;
f.
ter plaatse van de functieaanduiding (ss-pc): een papiercontainer;
met daarbij behorende:
g.
wegen, paden en verhardingen;
h.
parkeervoorzieningen;
i.
groenvoorzieningen;
j.
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
water-partijen.
15.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bebouwd oppervlak mag niet meer dan 5% van het bouwvlakbedragen,
tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander
maximum bebouwingspercentage is aangegeven;
c.
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is
aangegeven op de planverbeelding;
15.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de
volgende regels:
a.
het bebouwd oppervlak mag niet meer dan 5% van bouwvlak bedragen, tenzij
ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum
bebouwingspercentage is aangegeven;
b.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór
de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
c.
de maximale bouwhoogte van (licht)masten en ballenvangers bedraagt 15
meter;
d.
de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3,50 meter, met dien
verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden
tot maximaal 30 m²;
e.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 3 meter.
15.3 Specifieke
gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
b.
detailhandel en groothandel;
c.
opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met de
sportbeoefening;
d.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
e.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 16
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
T
Tuin
(-)
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het gebruik
van een tuin voor het wonen;
met de
daarbij behorende:
b.
in-, uitritten en parkeerplaatsen;
c.
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
16.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
overkappingen zijn niet toegestaan;
b.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 2 meter;
c.
bouwhoogte van erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied, bedraagt 1
meter;
d.
bouwhoogte van erfafscheiding elders, bedraagt maximaal 2 meter.
16.2.2 Erker
Voor het bouwen van een erker gelden de volgende regels:
a.
de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1,50 meter;
b.
de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de
gevel;
c.
de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 meter of 0,25 meter
boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4
meter;
d.
de afstand van de voorzijde van de erker tot de openbare weg bedraagt ten
minste 1,5 meter.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 17
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
V
Verkeer
(-)
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
b.
voet- en rijwielpaden;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
e.
terrassen ten behoeve van een horecavestiging;
f.
straatmeubilair;
g.
voorzieningen van algemeen nut;
h.
kunstwerken;
i.
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
waterpartijen;
j.
oeververbindingen (bruggen);
k.
evenemententerrein.
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van
voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
b.
de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
c.
de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m².
17.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en
verkeersregulering bedraagt 8 meter;
b.
overkappingen zijn niet toegestaan;
c.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 2 meter.
17.3 Specifieke
gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 18
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
WA Water
(-)
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
waterpartijen;
b.
de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;
c.
het behoud en herstel van natuurwaarden;
d.
groenvoorzieningen;
e.
infiltratievoorzieningen;
f.
kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals
bruggen en duikers.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2
meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
W
Wonen
(b) bedrijf
(b≤2)
bedrijf tot en met categorie 2
(m)
maatschappelijk
(dh)
detailhandel
(e)
erf
(h)
horeca
(k)
kantoor
(sw-gb)
specifieke vorm van wonen – garagebox
Bouwaanduiding:
[aeg]
aaneengebouwd
[gs]
gestapeld
[tae]
twee-aaneen
[vrij]
vrijstaand
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen;
b.
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven,
nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen;
c.
het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het
wonen;
d.
een bed & breakfast, ondergeschikt aan het wonen;
e.
ter plaatse van de functieaanduiding (b): bedrijfsactiviteiten die aan
het wonen ondergeschikt zijn;
f.
ter plaatse van de functieaanduiding (b≤2): een bedrijf tot maximaal
categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dat aan het wonen
ondergeschikt is;
g.
ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandelsactiviteiten die
aan het wonen ondergeschikt zijn;
h.
ter plaatse van de functieaanduiding (e): erfbebouwing aan de voorzijde
van het hoofdgebouw toegestaan;
i.
ter plaatse van de functieaanduiding (h): horeca-activiteiten in de
categorieën 1 en 2 die aan het wonen ondergeschikt zijn;
j.
ter plaatse van de functieaanduiding (k): kantooractiviteiten die aan het
wonen ondergeschikt zijn;
k.
ter plaatse van de functieaanduiding (sw-gb): een garagebox;
l.
ter plaatse van de functieaanduiding (m): maatschappelijke voorzieningen.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende
bouwregels:
a.
het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
aan- en uitbouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden geplaatst en
dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
c.
ter plaatse van de bouwaanduiding [aeg] moeten de hoofdgebouwen
aaneen zijn gebouwd;
d.
ter plaatse van de bouwaanduiding [gs] is uitsluitend gestapelde
bouw toegelaten;
e.
ter plaatse van de bouwaanduiding [tae] moeten de hoofdgebouwen
twee-aaneen zijn gebouwd;
f.
ter plaatse van de bouwaanduiding [vrij] moeten de hoofdgebouwen
vrijstaand zijn gebouwd;
g.
de maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt 6 meter tenzij anders
is aangegeven op de planverbeelding;
h.
ondergeschikte aan-, uit- of vrijstaande (bij)gebouwen zijn toegestaan,
met dien verstande dat:
- de breedte van
een aan-, uit- of vrijstaande (bij)gebouwen aan de zijkant van een hoofdgebouw
ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt waarbij geldt:
- in afwijking
van het hiervoor bepaalde bij vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen
waarvan het achtererf ten minste 10 m diep is, de diepte van aan- en uitbouwen
achter het hoofdgebouw ten hoogste de helft van de dipte van het hoofdgebouw
bedraagt;
- de
gezamenlijke diepte van een aan- of uitbouw aan de zijkant en aan de achterkant
van het hoofdgebouw ten hoogste de diepte van het hoofdgebouw bedraagt;
i.
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt
ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum zoals opgenomen in de
volgende tabel:
19.3 Specifieke
gebruiksregels
19.3.1 Aan huis
gebonden beroep
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw
voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep, zoals bedoeld in onderdeel
20.1 onder c., toegestaan mits deze uitoefening uitsluitend betreft de
activiteiten als gegeven in Bijlage 2 van deze regels en mits verder aan de
volgende voorwaarden is voldaan:
a.
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b.
het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep
niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een
maximum van 50 m2;
c.
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de
verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
d.
geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
e.
het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
f.
er geen vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de
Wet milieubeheer en er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel
plaatsvinden.
19.3.2 Bed &
breakfast
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw
voor de uitoefening van bed & breakfast, zoals bedoeld in onderdeel 20.1 onder
d., toegestaan mits voor dit gebruik maar één kamer van de woning en maximaal
twee bedden per kamer worden beschikbaar gesteld en mits verder wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a.
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b.
het gebruik leidt niet tot belemmeringen voor de omliggende functies;
c.
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de
verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
d.
de uitoefening van bed & breakfast gebeurt uitsluitend door de bewoner(s)
van de woning waarin die voorziening is ondergebracht;
e.
de bed & breakfast beschikt over maximaal twee van de drie essentiële
woonvoorzieningen (douche/bad, wc en keuken/keukenblok).
19.3.3
Maatschappelijke voorzieningen
Op de gronden met de functieaanduiding maatschappelijk (m) is
het volgende gebruik toegestaan:
a.
Maatschappelijke voorzieningen op de begane grond van het gebouw;
b.
Een kinderdagverblijf op de verdieping van het gebouw.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk
geval gerekend het gebruik voor:
a.
het bewonen van vrijstaande bijgebouwen;
b.
permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen
betreft;
c.
consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;
d.
kamerbewoning;
e.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
f.
detailhandel, tenzij toegestaan met een daartoe gerichte
functieaanduiding;
g.
horeca, tenzij toegestaan met een daartoe gerichte functieaanduiding;
h.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
i.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
19.4 Afwijken van
de gebruiksregels
19.4.1
Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in 19.3.4 om het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of
bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) toe te staan,
met dien verstande dat:
a.
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van
mantelzorg;
b.
op het perceel al een woning aanwezig is;
c.
per woning kan worden afgeweken ten behoeve van inwoning voor mantelzorg;
d.
inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend
aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met
de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als
afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de
inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s)
onredelijk bezwarend is. Hiervoor is tevens een indicatie van de arts
noodzakelijk;
e.
maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten
behoeve van de inwoning.
Artikel 20
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
W-U Wonen – Uit te
werken
(-)
De voor “Wonen – Uit te werken” aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
het wonen;
b.
verkeersvoorzieningen;
c.
water;
d.
groenvoorzieningen;
e.
instandhouding, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden.
Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6,
aanhef en onder b., van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming uit, met
inachtneming van de volgende regels:
a.
in het uitwerkingsplan worden regels gesteld aan de situering en
maatvoering van bij- en hoofdgebouwen;
b.
de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter,
inclusief een eventuele grondophoging;
c.
de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter,
inclusief een eventuele grondophoging;
d.
het maximaal aantal woningen bedraagt 11;
e.
er zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
f.
in het uitwerkingsplan worden bouwblokken opgenomen voor de hoofd- en
bijgebouwen;
g.
in het uitwerkingsplan worden regels gesteld aan de situering en
maatvoering van andere bouwwerken;
h.
in het uitwerkingsplan worden regels opgesteld met betrekking tot
verkeers- en groenvoorzieningen alsmede het water en de afstand van de bebouwing
tot het water;
i
door middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit
milieu hygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en
het beoogde gebruik;
j.
er geen overige milieu hygiënische belemmeringen aanwezig zijn;
k.
voor toepassing van de uitwerkingsbevoegdheid dient onderzoek te worden
gedaan naar:
- ecologie, met
het oog op flora en fauna;
- archeologie;
l.
er dient te worden voldaan aan de eisen ingevolge de Wet geluidhinder;
m.
door middel van een exploitatieoverzicht dient te zijn aangetoond dat
realisatie van het woongebied financieel haalbaar is.
Indien het uitwerkingsplan van deze bestemming niet in werking
is getreden is bouwen verboden, tenzij het bouwplan in overeenstemming is met
het ontwerp-uitwerkingsplan.
20.4 Afwijken van
de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 19.3.4 om te bouwen in overeenstemming met het
ontwerp van het uitwerkingsplan zoals dat ter inzage is gelegd op grond van
artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 21
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
L-G Leiding – Gas
(-)
De voor “Leiding – Gas” (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve
voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een ondergrondse gasleiding
en de daarbij behorende beschermingszone.
21.2.1
Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van
de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen
prevaleert de bestemming “Leiding – Gas”.
21.2.2 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag
niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
21.2.3 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
21.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de
bepaling dat de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter
bedraagt.
21.3 Afwijken van
de bouwregels
Mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt
geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, kan met een
omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 21.2 en toegestaan
worden dat binnen de beschermingszone bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf
schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
21.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande
opsomming:
a.
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
b.
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen,
bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
c.
het aanbrengen van diep wortelende beplantingen en/of bomen;
d.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven
van voorwerpen;
e.
diepploegen;
f.
het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de
bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
g.
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van
reeds bestaande watergangen.
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de
voorwaarden dat:
a.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren
van de leiding;
b.
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende
leidingbeheerder.
c.
het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de
bestemmingsomschrijving van het plan, of krachtens dat plan gestelde eisen, een
beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet
ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
d.
voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de
Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is
vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
e.
het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of
krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet
ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als
bedoeld in artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
21.4.2
Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 21.4.1 is niet van toepassing op
werken of werkzaamheden die:
a.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van
het plan;
c.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 22
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
L-W Leiding – Water
(-)
De voor “Leiding – Water” (L-W) aangewezen gronden zijn,
behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een ondergrondse
waterleiding en de daarbij behorende beschermingszone.
Op de gronden zoals bedoeld onder 22.1 mogen uitsluitend
bouwwerken in dienst van de waterleiding worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 20.2 ten behoeve van
het bouwen overeenkomstig de in lid 22.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming of bestemmingen,
indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de
waterleiding en daarover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
22.4 Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk,
geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de
onderstaande opsomming:
a.
het planten van
diep-wortelende beplantingen of bomen;
b.
heiwerkzaamheden of het op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven;
c.
grondwerkzaamheden;
d.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
22.4.2 Uitzonderingen
Het in 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing
op een werk of op werkzaamheden:
a. in het
kader van het normale beheer en onderhoud;
b.
waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
22.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1
zijn slechts toelaatbaar indien:
a.
geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van die
leiding niet in gevaar wordt gebracht;
b.
de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
c.
hierover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
22.4.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend
als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.
burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de
leiding-beheerder;
b.
het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de
voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet
onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de
omgevings-vergunning.
Artikel 23
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
WR-A Waarde – Archeologie
(-)
De voor “Waarde – Archeologie” (WR-A) aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
de bescherming van archeologische waarden.
23.2.1 Bouwen
volgens de onderlinge bestemming
Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de
gebruiksregels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits de
archeologische waarde van de gronden daarmee niet wordt aangetast.
23.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten
De omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten kan
slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.
burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de
archeologische deskundige van de gemeente Nederlek of een daarvoor door hen in
de plaats gestelde deskundige;
b.
het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de
voorgenomen bouwwerkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet
onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de
omgevings-vergunning.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
23.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk,
geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de
onderstaande opsomming:
a.
grondwerken dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen,
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren
en het aanleggen van drainage;
b.
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
c.
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden
verwijderd;
d.
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties
of apparatuur;
e.
het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen,
paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
23.3.2 Uitzonderingen
Het in 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing
op een werk of op werkzaamheden:
a.
werken en werkzaamheden indien daardoor de archeologische waarden niet
onevenredig worden of kunnen worden geschaad, wat mede op basis van
archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
b.
werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
c.
werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van
het van kracht worden van het plan;
d.
werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen of daarop
zijn gericht;
e.
werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden
aanwezig zijn;
f.
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties
of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
g.
werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende omgevingsvergunning voor aanleg-activiteiten of een
ontgronding-vergunning.
23.3. Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.3.1
zijn slechts toelaatbaar indien en
voor zover
het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig
wordt benadeeld.
23.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend
als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.
burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de
archeologische deskundige van de gemeente Nederlek of een daarvoor door hen in
de plaats gestelde deskundige;
b.
het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de
voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet
onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de
omgevings-vergunning.
Artikel 24
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
W-BD Waarde – Beschermd
(-)
24.1.1 Algemeen
De voor “Waarde – Beschermd dorpsgezicht” (W-BD)
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd de bescherming van het beschermd dorpsgezicht in
cultuurhistorische, beeldkwalitatieve, bouwkundige of anderszins ruimtelijke
zin.
24.1.2 Relatie met onderliggende
bestemming(en)
De gronden waarop de dubbelbestemming rust mogen worden gebruikt
volgens de regels van de onderliggende bestemming, mits:
a.
het gebruik van de onderliggende bestemming niet in strijd is met de
hierna gegeven regels van de dubbelbestemming; en
b.
het gebruik van de onderliggende bestemming niet zodanig is dat daarmee
de verwezenlijking van de dubbelbestemming of het gebruik van die
dubbel-bestemming in de toekomst onmogelijk wordt gemaakt, wordt bemoeilijkt of
wordt beperkt.
24.2.1 Bouwen volgens de
dubbelbestemming
Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die
geen gebouwen zijn en die nodig zijn voor het behoud of het herstel van het
beschermd dorpsgezicht en voor het behoud of herstel van het cultuurhistorisch
evenwicht daarin zoals gegeven met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd
dorpsgezicht.
24.2.2 Bouwen volgens de onderliggende
bestemming(en)
Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de regels
van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits het beschermd
dorpsgezicht en het cultuurhistorisch evenwicht daarin daarmee niet worden
aangetast.
24.2.3 Advies over de
omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten
Alvorens omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld
in 24.2.1 of 24.2.2 te verlenen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk
advies in bij de monumenten-commissie van de gemeente Nederlek, welk advies in
het bijzonder betreft:
a.
de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning het belang van
de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad; en
b.
de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen
voorwaarden aan de bouwvergunning.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te
stellen aan de plaatsing, kapvorm, verschijningsvorm, dakhellingen, lineaire
afmetingen, oppervlaktematen en inhoudsmaten van de gebouwen die volgens de
onderliggende bestemming zijn toegestaan, met als doel dat met die nadere eisen
een zo goed mogelijke uitvoering van het bestemmingsplan wordt gewaarborgd met
het oog op het behoud en het herstel van het beschermd dorpsgezicht en het
behoud of het herstel van het cultuurhistorisch evenwicht daarin, zoals gegeven
met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd dorpsgezicht, en onder de
volgende voorwaarden:
a.
de nader geëiste afmetingen mogen niet meer dan 15% afwijken van de
afmetingen die voor de gebouwen op grond van de onderliggende bestemming zijn
voorgeschreven, dan wel van de bestaande situatie op het tijdstip waarop de
nadere eisen van kracht worden;
b.
alvorens nadere eisen te stellen, winnen burgemeester en wethouders
schriftelijk advies in bij de monumentencommissie van de gemeente Nederlek;
c.
het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de
nadere eisen het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad.
24.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
24.4.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk,
geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de
onderstaande opsomming:
a.
het slopen van gebouwen en andere bouwwerken anders dan voor de
effectuering van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;
b.
het wijzigen en/of herstellen van gevels, ramen, deuren, luiken,
sieronderdelen en/of dakbedekking;
c.
het pleisteren en/of keimen van gevels;
d.
het verwijderen, wijzigen en/of aanleggen van verharding c.q. bestrating
op de als bestemming Wonen aangewezen gronden.
24.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
betrekking hebben op normaal onderhoud en
beheer;
b.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het plan;
c.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning.
24.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend
als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.
het werk of de werkzaamheid is niet in strijd met de
bestemmingsomschrijving of de krachtens deze gestelde eisen, met een
beheersverordening, met een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet
ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
b.
indien voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de
Monumentenwet 1988, een provinciale monumentenverordening of een gemeentelijke
monumentenverordening is vereist, moet deze zijn verleend indien zulks vereist
is;
c.
het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of
krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet
ruimtelijke ordening of bij of krachtens het Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening;
d.
in ieder geval dat het werk of de
werkzaamheid direct of indirect de verstoring van de beeldkwaliteit van het
beschermd dorpsgezicht en de daartoe behorende bouwwerken in cultuurhistorische
of bouwkundige zin tot gevolg heeft, verbinden burgemeester en wethouders aan de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het werk of
de werkzaamheid de voorwaarde dat:
- wordt
aangelegd op de wijze die door of vanwege burgemeester en wethouders tijdens het
verrichten van de werken of de werkzaamheden wordt aangegeven;
- de werken of
werkzaamheden worden begeleid door een door burgemeester en wethouders
aangewezen deskundige op het gebied van monumenten en cultuurhistorische waarden
in het algemeen, aan wiens instructies tijdens het aanleggen gevolg dient te
worden gegeven.
24.4.4 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens de omgevingsvergunning te
verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de
monumentencommissie van de gemeente Nederlek, welk advies in het bijzonder
betreft:
a.
de vraag of door het verlenen van de
omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig
wordt geschaad; en
b.
de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen
voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
24.4.5 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1
zijn slechts toelaatbaar indien en
voor zover
het belang het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, in het
bijzonder de karakteristiek van het dorpsbeeld, hierdoor niet onevenredig wordt
benadeeld.
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.5.1 Verbod
Voor het slopen van een bouwwerk is een omgevingsvergunning
vereist die slechts kan worden verleend indien het belang dat met de
dubbelbestemming wordt gediend, in het bijzonder de ruimtelijke karakteristiek
van het dorpsbeeld, hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
24.5.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend
als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.
vooraf schriftelijk advies van de monumentencommissie van de gemeente
Nederlek;
b.
in ieder geval dat het slopen direct of indirect de verstoring van de
beeldkwaliteit van het beschermd dorpsgezicht en de daartoe behorende bouwwerken
in cultuurhistorische of bouwkundige zin tot gevolg hebben, verbinden
burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning
voor het slopen van een bouwwerk de voorwaarde dat:
- wordt gesloopt
op de wijze die door of vanwege burgemeester en wethouders tijdens het
verrichten van de werken of de werkzaamheden wordt aangegeven;
- het slopen
worden begeleid door een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige
op het gebied van monumenten en cultuurhistorische waarden in het algemeen, aan
wiens instructies tijdens het aanleggen gevolg dient te worden gegeven.
24.5.3 Advies omgevingsvergunning
Alvorens de omgevingsvergunning te
verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de
monumentencommissie van de gemeente Nederlek, welk advies in het bijzonder
betreft:
a.
de vraag of door het verlenen van de
omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig
wordt geschaad; en
b.
de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen
voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
Artikel 25
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
WS-SVR Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed
(-)
De voor
“Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed” (WS-SVR) aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd
voor:
a.
riviergebonden activiteiten;
b.
voor het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater
onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;
c.
de waterhuishouding;
d.
de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
e.
het vergroten van de afvoercapaciteit.
Op de gronden zoals bedoeld in 25.1 mag niet worden gebouwd.
25.3 Afwijken van
de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
stroomvoerend vermogen van het gebied, kan het bevoegd gezag, mits gehoord
Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2
ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, van
activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming en rivierkundige
bouwwerken van ondergeschikt belang alsmede een eenmalige uitbreiding van ten
hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende
bestemming, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt
verleend indien:
voor riviergebonden bouwwerken:
a.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk
dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b.
er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de
afvoercapaciteit;
c.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk
dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering
mogelijk is;
d.
de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen
duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering
van de maatregelen gezekerd zijn;
voor niet- riviergebonden bouwwerken
e.
er sprake is van:
- een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
- een activiteit
die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien
aanvaardbare locatie; of
- een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het
rivierbed kan worden gerealiseerd; of
- een
zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grond-gebonden agrarische
bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden
gerealiseerd;
f.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk
dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
g.
er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de
afvoercapaciteit;
h.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk
dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering
mogelijk is;
i.
er sprake is van:
- de resterende waterstandseffecten; of
- de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd; of
- de rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering
en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
- voor
rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve
van rivierbeheer of verruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste
10 % van de bestaande bebouwing;
j.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit
dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
k.
er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de
afvoercapaciteit;
l.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit
dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering
mogelijk is.
25.4 Specifieke
gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk
geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden
activiteiten.
25.5 Afwijken van
de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord
Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.4
ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, mede
conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een
omgevingsvergunning wordt verleend indien:
voor riviergebonden activeiten:
a.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit
dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b.
er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de
afvoercapaciteit;
c.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit
dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering
mogelijk is;
d.
de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen
duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering
van de maatregelen gezekerd zijn;
voor niet- riviergebonden activiteiten:
e.
er sprake is van:
-
een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
-
een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een
rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of
-
een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het
rivierbed kan worden gerealiseerd; of
-
een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden
agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed
kan worden gerealiseerd;
f.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit
dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
g.
er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de
afvoercapaciteit;
h.
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit
dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering
mogelijk is;
i.
er sprake is van:
- de resterende
waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden
gecompenseerd; of
- de
rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en de
tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
Artikel 26
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
WS-WK Waterstaat – Waterkering
(-)
De voor “Waterstaat – Waterkering” (WS-WK) aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor de inrichting en het onderhoud van
waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.
26.2.1 Bouwen
volgens onderliggende bestemming
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd in dienst van het
in onderdeel 26.1 genoemde doel en onder de volgende voorwaarden:
a.
de bebouwing mag niet strijdig zijn met de
belangen van de waterkering;
b.
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter
bedragen.
26.2.2
Voorwaarden omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten
De omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten kan
slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.
burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de
water-beheerder;
b.
het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de
voorgenomen bouwwerkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet
onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de
omgevings-vergunning.
26.3 Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk,
geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de
onderstaande opsomming:
a.
het ontginnen, het bodem verlagen, het
afgraven, het ophogen en/of het egaliseren van de gronden;
b.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
c.
het verwijderen of verstoren van de natuurlijke
vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
d.
het aanleggen van waterlopen of het vergraven,
verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
e.
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse
transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur;
f.
het vellen, rooien of beschadigen van
houtgewassen;
g.
het verrichten van exploratieboringen en andere
onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen
ten behoeve van de drinkwaterwinning;
h.
het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of
houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage
leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
i.
het aanleggen of aanbrengen van
oeverbeschoeiingen en kaden;
j.
het bestrooien of bespuiten van gronden met
chemische bestrijdingsmiddelen;
k.
werken met, of hebben van overdruk (10 bar of meer);
l.
explosieven tot ontploffing te brengen inclusief het verrichten van
seismisch onderzoek of de grond op welke wijze dan ook in trilling te brengen;
m.
uitvoeren
van heiwerkzaamheden of anderzijds het indrijven van voorwerpen.
26.3.2 Uitzonderingen
Het in 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing
op een werk of op werkzaamheden:
a.
normaal onderhoud en beheer, alsmede werken en
werkzaamheden tot herstel van voor de waterkeringsfunctie ongewenste
veranderingen;
b.
werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
c.
werken of werkzaamheden die mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
d.
het onderhoud en herstel dan wel aanpassen van
bestaande oeverbeschoeiingen;
e.
strekken tot behoud of tot herstel van de
landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden.
26.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.3.1
zijn slechts toelaatbaar indien en
voor zover
het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig
wordt benadeeld.
26.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend
als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.
burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de
water-beheerder;
b.
het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de
voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet
onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de
omgevings-vergunning.
Artikel 27
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van
een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28
28.1 Algemene bepaling voor
ondergronds bouwen
28.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in deze regels opgenomen
afwijkingen, geen beperkingen.
28.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in
deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
a.
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal
3,30 meter onder peil;
b.
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak,
met uitzondering van rioolwaterbuffers en grafkelders die ook buiten het
bouwvlak mogen worden opgericht;
c.
zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn
ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtneming van het gestelde
onder b. en c.;
d.
in aanvulling op het bepaalde onder a. en b. wordt maximaal 1
niet-overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- het zwembad
dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een
afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelgrens;
- het zwembad
mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als bedoeld in 19.2
in acht wordt genomen;
- het zwembad
mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
e.
bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels
geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen
oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in
aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande
bebouwing bevinden.
28.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in 28.1.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een
ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,60 meter onder peil en onder de
voorwaarde dat:
a.
de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b.
de waterwinningen en de grondwaterbescherming niet wordt verstoord;
c.
geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten,
luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten,
mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter
bedraagt.
28.3 Algemene bepaling over
bestaande afstanden en andere maten
28.3.1 Maximale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud,
aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het
plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is
voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden
aangehouden.
28.3.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud,
aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het
plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is
voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden
aangehouden.
28.3.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in
onderdelen 28.3.1 en 28.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op
dezelfde plaats.
Artikel 29
29.1
Gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie”
29.1.1
Omschrijving van de gebiedsaanduiding
De gronden met de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie”
zijn gronden voor de bescherming van geluidgevoelige objecten tegen hoge
geluidsbelasting als gevolg van industrielawaai.
Op de gronden bedoeld in 29.1.1 mogen geen geluidgevoelige
objecten worden gebouwd.
29.1.3 Afwijken
van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een
omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 29.1.2 voor het toestaan
van nieuwe geluidgevoelige objecten, met dien verstande dat:
a.
middels onderzoek is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan geluidbelasting op de gevel;
b.
de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze
geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende
voorkeurs-grenswaarde;
c.
door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde is verleend.
29.2
Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 1”
29.2.1
Omschrijving van de gebiedsaanduiding
De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone –
grondwaterbeschermingsgebied 1” zijn gronden voor de bescherming van het
grondwater uit oogpunt van drinkwaterwinning, die de beschermingszone
“grondwaterbeschermingsgebied” vormen als bedoeld in de Provinciale
Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland.
29.2.2
Gebruiksregels
De gronden bedoeld in 29.2.1 mogen niet worden gebruikt in
strijd met de Provinciale Milieuverordening, waarin de bepalingen omtrent:
a.
buisleidingen;
b.
licht verontreinigde grond;
c.
verhardingen en gebouwen;
d.
boorputten en boringen;
e.
grond- en funderingswerken en constructies;
f.
vloeistofinjectie;
g.
warmte- en koudeopslag;
h.
begraafplaatsen en uitstrooivelden;
i.
bestrijdingsmiddelen;
j.
zuiveringsslib;
k.
meststoffen, niet zijnde kunstmeststoffen, dierlijke meststoffen,
compost, zui-veringsslib of zwarte grond;
tenzij de
handelingen op grond van ontheffing van de bepalingen van de Provinciale
Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland zijn toegestaan.
29.3
Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 2”
29.3.1
Omschrijving van de gebiedsaanduiding
De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone –
grondwaterbeschermingsgebied 2” zijn gronden voor de bescherming van het
grondwater uit oogpunt van drinkwaterwinning, die de beschermingszone
“boringsvrije zone” vormen als bedoeld in de Provinciale Milieu-verordening van
de provincie Zuid-Holland.
29.3.2
Gebruiksregels
De gronden bedoeld in 29.3.1 mogen niet worden gebruikt:
a. voor het roeren van de grond dieper dan 2,50 meter onder het maaiveld
en
b.
voor alle andere handelingen die de afdekkende laag van het watervoerende
pakket kunnen beschadigen,
tenzij de
handelingen nodig zijn voor het grondwaterbeheer of de handelingen op grond van
ontheffing van de bepalingen van de Provinciale Milieuverordening van de
provincie Zuid-Holland zijn toegestaan.
29.4
Gebiedsaanduiding “milieuzone – waterwingebied”
29.4.1
Omschrijving van de gebiedsaanduiding
De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone –
waterwingebied” zijn gronden voor de bescherming van het grondwater uit oogpunt
van drinkwaterwinning, die de beschermingszone “waterwingebied” vormen als
bedoeld in de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland.
29.4.2
Gebruiksregels
De gronden bedoeld in 29.4.1 mogen uitsluitend worden gebruikt
voor:
a.
het exploiteren van grondwater;
b.
het beschermen van grondwater.
c.
recreatief medegebruik;
d.
natuur.
Artikel 30
30.1 Afwijken van
de regels voor kleine bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij
omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan voor:
a.
het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een
goothoogte van maximaal 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor
andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van
deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals:
transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en
meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor
verkeersdiensten;
b.
het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen
zijn, welke om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk
zijn, zoals: duikers en keermuren met een bouwhoogte van maximaal 6 meter;
c.
geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van
de ligging en de vorm van de bestemmingsvlakken indien bij de definitieve
uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het
terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan
wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 meter mogen
bedragen;
d.
afwijkingen van het plan teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk
te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de
verkaveling of de situering blijkt, dat aanpassing van het plan noodzakelijk zou
zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het
plan niet wordt aangetast;
e.
overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor
een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke
toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter
bedragen;
f.
het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van
zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies),
riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en
reclameborden.
30.2 Voorwaarden
aan omgevingsvergunning
Bij omgevingsvergunning mag van de regels van het plan worden
afgeweken in de gevallen als genoemd in onderdeel 30.1 mits hiermee geen
onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden,
zoals bepaald in dit plan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 31
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen
bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a.
overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van
wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast,
indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De
overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak
mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
b.
het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij
verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke
regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden
gewijzigd.
Artikel 32
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die gebaseerd is
op dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht van toepassing.
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel
uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als
bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Bij het voldoen aan de uitwerkingsplicht, die onderdeel uitmaakt
van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in
de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere
eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden naar analogie
de wettelijke regels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
toegepast, behoudens dat:
a.
een ieder een zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren kan
brengen, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:15,
lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht;
b.
de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen
van adviezen, als bedoeld in Afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht, zes
weken bedraagt.
Artikel 33
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
33.1.1 Geoorloofd afwijkend bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard
en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd
of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
33.1.2 Reeds afwijkend bouwen volgens
voorheen geldend bestemmingsplan
Onderdeel
33.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
33.2 Afwijken van het
overgangsrecht bouwen
33.2.1 Afwijkingsbevoegdheid voor
vergroting van inhoud bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het
bepaalde in 33.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onderdeel 33.1.1 met maximaal 10 %.
33.3.1 Geoorloofd afwijkend gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld
onder 33.3.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
33.3.3 Onderbreking van afwijkend
gebruik
Indien het gebruik, bedoeld onder 33.3.1, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
33.3.4 Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan
Onderdeel 33.3.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds
in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat bestemmingsplan.
Artikel 34
34.1 Vervangen
bestemmingsplannen
Dit plan vervangt deels de volgende bestemmingsplannen op de dag
dat het plan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet
ruimtelijke ordening:
a. het bestemmingsplan “Kerkweg-Noord (Lekkerkerk)”, zoals
vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Lekkerkerk op 23 september
1980 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 18
augustus 1981;
b.
het bestemmingsplan “Krimpen aan de Lek - Dorp 1981”, zoals vastgesteld
door de raad van de voormalige gemeente Krimpen aan de Lek op 4 november 1982 en
gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland
op 13 december 1983, alsmede:
- het
uitwerkingsplan “Tuinstraat” zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders
van de gemeente Nederlek op 25 februari 1997;
- de eerste
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 5 februari
1991 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 1
oktober 1991;
- de tweede
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 21
september 1993 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de
provincie Zuid-Holland op 8 februari 1994;
- de derde
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente 8 juli 1997 en
goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 31 oktober
1997;
c.
het bestemmingsplan “Tiendhoek I (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld door de
raad van de voormalige gemeente Lekkerkerk op 20 november 1984 en goedgekeurd
door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 14 januari 1986,
alsmede:
- de eerste
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 9
september 1986 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie
Zuid-Holland op 6 januari 1987;
- de tweede
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 6 februari
1990 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 5
juni 1990;
- de derde
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 6 juli
1993 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op30 november
1993;
- de vierde
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 28 juni
1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 25
oktober 1994;
d.
het bestemmingsplan “Lekkerkerk-Dorp”, zoals vastgesteld door de raad van
de gemeente Nederlek op 18 december 1990 en goedgekeurd door gedeputeerde staten
van de provincie Zuid-Holland op 23 juli 1991, alsmede:
- het
wijzigingsplan “Emmastraat” zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders
van de gemeente Nederlek op 26 augustus 1997 en goedgekeurd door gedeputeerde
staten van de provincie Zuid-Holland op 18 november 1997;
- de eerste
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 7 juni
1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 4
oktober 1994;
- de tweede
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 15 maart
1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 12
juli 1994;
e.
het bestemmingsplan “Tiendweg-Noord 1991 (Krimpen aan de Lek)”, zoals
vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 2 juni 1992 en deels
goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 19 januari
1993, alsmede:
- de eerste
herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 30 januari
1996 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 28
mei 1996;
f.
het bestemmingsplan “Tiendweg-Noordoost (Krimpen aan de Lek)”, zoals
vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 15 maart 1994 en
goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 12 juli
1994;
g.
het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Tiendweg (Krimpen aan de Lek)”,
zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 17 maart 1998 en
goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 21 juli
1998;
h.
het bestemmingsplan “Van Zoestterrein (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld
door de raad van de gemeente Nederlek op 4 september 1999 en goedgekeurd door
gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 27 januari 2000;
i.
het bestemmingsplan “Westersteeg 8 (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld door
de raad van de gemeente Nederlek op 16 mei 2000 en goedgekeurd door gedeputeerde
staten van de provincie Zuid-Holland op 12 september 2000;
j.
het bestemmingsplan “Centrum Lekkerkerk”, zoals vastgesteld door de raad
van de gemeente Nederlek op 26 september 2006 en deels goedgekeurd door
gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 24 april 2007;
k.
het bestemmingsplan “Tiendhoek II (Lekkerkerk)”, zoals door de raad van
de gemeente Nederlek op 24 juni 2008 is vastgesteld en goedgekeurd door
gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 15 september 2008;
l.
het bestemmingsplan “Binnenterrein Krimpen aan de Lek”, zoals door de
raad van de gemeente Nederlek op
21 april
2009 is vastgesteld onder
planidentificatienummer NL.IMRO.0643.;
m.
het bestemmingsplan “Prins van Oranje”, zoals door de raad van de
gemeente Nederlek op 15 december2009 is vastgesteld onder
planidentificatienummer NL.IMRO.0643.;
n.
het projectbesluit “Onder de Waal 34”, zoals door het college van de
gemeente Nederlek op 16 juni 2009 is vastgesteld onder planidentificatienummer
NL.IMRO.1641.BPL011-;
o.
het bestemmingsplan “Centrum Krimpen aan de Lek”, zoals door de raad van
de gemeente Nederlek op 29 juni 2010 is vastgesteld onder
planidentificatienummer NL.IMRO.0643.BP0912DK002-VG01;
p.
het projectbesluit “Kerkweg 80” (Lekkerkerk), zoals door burgemeester en
wethouders van de gemeente Nederlek op 3 augustus 2010 is vastgesteld onder
planidentificatienummer NL.IMRO.0643.PB1011DK003-VG01;
q.
het projectbesluit “Garageboxen Rijsdijk 17” (Krimpen aan de Lek)”, zoals
door burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek op 13 oktober 2010 is
vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.0643.PB1012DK003-vg01;
r.
het bestemmingsplan “Tiendweg-West 6 woningen” (Lekkerkerk), zoals door
de raad van de gemeente Nederlek op22 maart 2011
is vastgesteld onder planidentificatienummer
NL.IMRO.0643.BP1011DL002-ON01.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het
bestemmingsplan “Dorpskernen”.
|
||||||||||||||||||||||