Konijnenburg Groep

Bestemmingsplan "Dorpskernen"

Status: vastgesteld bestemmingsplan
Datum: 25 juni 2013
imro: NL.IMRO.0643.BP1210DK001-VA01
     

HOOFDSTUK I      INLEIDENDE REGELS  2

Artikel 1     Begrippen  2

HOOFDSTUK II      BESTEMMINGSREGELS  13

Artikel 2     Wijze van meten  13

HOOFDSTUK II      BESTEMMINGSREGELS  15

Artikel 3     Agrarisch  15

3.1      Bestemmingsomschrijving  15

3.2      Bouwregels 15

3.3      Nadere eisen  16

3.4      Afwijken van de bouwregels 16

3.5      Specifieke gebruiksregels 17

3.6      Afwijken van de gebruiksregels 17

3.7      Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  17

Artikel 4     Bedrijf 19

4.1      Bestemmingsomschrijving  19

4.2      Bouwregels 20

4.3      Specifieke gebruiksregels 21

Artikel 5     Bedrijf – Gasontvangstation  22

5.1      Bestemmingsomschrijving  22

5.2      Bouwregels 22

5.3      Specifieke gebruiksregels 22

Artikel 6     Centrum   24

6.1      Bestemmingsomschrijving  24

6.2      Bouwregels 24

6.3      Specifieke gebruiksregels 25

Artikel 7     Detailhandel 27

7.1      Bestemmingsomschrijving  27

7.2      Bouwregels 27

7.3      Specifieke gebruiksregels 28

Artikel 8     Gemengd  29

8.1      Bestemmingsomschrijving  29

8.2      Bouwregels 29

8.3      Specifieke gebruiksregels 30

Artikel 9     Gemengd – Bedrijf en Recreatie  31

9.1      Bestemmingsomschrijving  31

9.2      Bouwregels 31

9.3      Specifieke gebruiksregels 31

Artikel 10     Groen  33

10.1     Bestemmingsomschrijving  33

10.2     Bouwregels 33

10.3     Specifieke gebruiksregels 34

Artikel 11     Horeca  35

11.1     Bestemmingsomschrijving  35

11.2     Bouwregels 35

11.3     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde  36

11.4     Specifieke gebruiksregels 36

Artikel 12     Kantoor  37

12.1     Bestemmingsomschrijving  37

12.2     Bouwregels 37

12.3     Specifieke gebruiksregels 38

Artikel 13     Maatschappelijk  39

13.1     Bestemmingsomschrijving  39

13.2     Bouwregels 40

13.3     Specifieke gebruiksregels 40

Artikel 14     Recreatie  41

14.1     Bestemmingsomschrijving  41

14.2     Bouwregels 41

14.3     Specifieke gebruiksregels 42

Artikel 15     Sport 43

15.1     Bestemmingsomschrijving  43

15.2     Bouwregels 43

15.3     Specifieke gebruiksregels 44

Artikel 16     Tuin  45

16.1     Bestemmingsomschrijving  45

16.2     Bouwregels 45

16.3     Specifieke gebruiksregels 46

Artikel 17     Verkeer  47

17.1     Bestemmingsomschrijving  47

17.2     Bouwregels 47

17.3     Specifieke gebruiksregels 48

 

Artikel 18     Water  49

18.1     Bestemmingsomschrijving  49

18.2     Bouwregels 49

18.3     Specifieke gebruiksregels 49

Artikel 19     Wonen  51

19.1     Bestemmingsomschrijving  51

19.2     Bouwregels 52

19.3     Specifieke gebruiksregels 53

19.4     Afwijken van de gebruiksregels 55

Artikel 20     Wonen – Uit te werken  56

20.1     Bestemmingsomschrijving  56

20.2     Uitwerkingsregels 56

20.3     Bouwregels 57

20.4     Afwijken van de bouwregels 57

Artikel 21     Leiding – Gas 58

21.1     Bestemmingsomschrijving  58

21.2     Bouwregels 58

21.3     Afwijken van de bouwregels 58

21.4     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  59

Artikel 22     Leiding – Water  60

22.1     Bestemmingsomschrijving  60

22.2     Bouwregels 60

22.3     Afwijken van de bouwregels 60

22.4     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  60

Artikel 23     Waarde – Archeologie  62

23.1     Bestemmingsomschrijving  62

23.2     Bouwregels 62

23.3     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  62

Artikel 24     Waarde – Beschermd dorpsgezicht 65

24.1     Bestemmingsomschrijving  65

24.2     Bouwregels 65

24.3     Nadere eisen  66

24.4     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  66

24.5     Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk  68

Artikel 25     Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed  69

25.1     Bestemmingsomschrijving  69

25.2     Bouwregels 69

25.3     Afwijken van de bouwregels 69

25.4     Specifieke gebruiksregels 71

25.5     Afwijken van de gebruiksregels 71

Artikel 26     Waterstaat – Waterkering  73

26.1     Bestemmingsomschrijving  73

26.2     Bouwregels 73

26.3     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  74

HOOFDSTUK III      ALGEMENE REGELS  76

Artikel 27     Anti-dubbeltelregel 76

27.1     Anti-dubbeltelregeling  76

Artikel 28     Algemene bouwregels 77

28.1     Algemene bepaling voor ondergronds bouwen  77

28.2     Ondergeschikte bouwdelen  78

28.3     Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten  78

Artikel 29     Algemene aanduidingsregels 79

29.1     Gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie”  79

29.2     Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 1”  79

29.3     Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 2”  80

29.4     Gebiedsaanduiding “milieuzone – waterwingebied”  80

Artikel 30     Algemene afwijkingsregels 81

30.1     Afwijken van de regels voor kleine bouwwerken  81

30.2     Voorwaarden aan omgevingsvergunning  81

Artikel 31     Algemene wijzigingsregels 82

Artikel 32     Algemene procedureregels 83

32.1     Omgevingsvergunning  83

32.2     Wijzigingsbevoegdheid  83

32.3     Uitwerkingsplicht 83

32.4     Nadere eisen  83

HOOFDSTUK IV      OVERGANGS- EN SLOTREGELS  84

Artikel 33     Overgangsrecht 84

33.1     Overgangsrecht bouwwerken  84

33.2     Afwijken van het overgangsrecht bouwen  84

33.3     Overgangsrecht gebruik  84

Artikel 34     Slotregels 86

34.1     Vervangen bestemmingsplannen  86

34.2     Citeertitel 88

 




 

HOOFDSTUK I          INLEIDENDE REGELS

Artikel 1   
Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1         plan

het bestemmingsplan “Dorpskernen” van de gemeente Nederlek;

1.2         bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0643.BP1210DK001-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3         functieaanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4         aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten zoals opgenomen in de Staat van aan huis gebonden beroepen (Bijlage 2 van de regels) en door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de feitelijke hoofdbewoner van de woning;

1.5         achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

1.6         afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of (aangebouwd) bijgebouw waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde huishouding is gehuisvest;

 

 

1.7         agrarische bedrijfsuitoefening

de bedrijfsmatige activiteiten op een agrarisch bedrijf die erop zijn gericht om producten voort te brengen door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8         agrarisch grondgebruik

gebruik van gronden dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.9         archeologische monumentenzorg

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;

1.10      archeologisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;

1.11      archeologisch verwachtingsvol gebied

door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;

1.12      archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;

1.13      bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14      bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.15      bed & breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoenarbeiders;

1.16      bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.17      bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, voor de huisvesting (van het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw en/of terrein noodzakelijk moet worden geacht;

1.18      bedrijfsvloeroppervlak

het totale bruto vloeroppervlak van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.19      beeldkwaliteitsplan

het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd dorpsgezicht zoals opgenomen in Bijlage 4 van deze regels;

1.20      beschermd dorpsgezicht

het door burgemeester en wethouders op grond van artikel 15 van de Erfgoedverordening Gemeente Nederlek 2012 aangewezen gemeentelijk dorpsgezicht dat met dit bestemmings-plan wordt beschermd;

1.21      bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22      bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23      bestaande bedrijfswoning

woning die ten dienste van een aangrenzend bedrijf gebruikt wordt en ten tijde dat het ontwerpplan terinzage heeft gelegen, reeds aanwezig was;

1.24      bevoegdheden

afwijkingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit plan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;

 

bevoegdheid tot stellen van nadere eisen: de bevoegdheid volgens dit plan van burgemeester en wethouders tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het plan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;

 

burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek;

 

uitwerkingsplicht: de verplichting volgens dit plan voor burgemeester en wethouders om het plan onder de daarvoor aangegeven voorwaarden uit te werken, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder b., van de Wet ruimtelijke ordening;

 

wijzigingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit plan van burgemeester en wethouders tot het wijzigen van het plan, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a., van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.25      bijbehorend bouwwerk

een gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienst staat van dat hoofdgebouw;

1.26      bodem

het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming;

1.27      boomgaard

een kunstmatig beplant stuk grond waar vruchten- of notenbomen op gekweekt worden. De boomgaard kan zowel een agrarische functie als een niet agrarische hobbymatige functie hebben;

1.28      bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.29      bouwgrens

de grens van het bouwvlak;

1.30      bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31      bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.32      bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33      bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.34      bruto vloeroppervlakte

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor verkoopactiviteiten;

1.35      consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheids-specialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en anders daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.36      dakkapel

een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het dakvlak;

1.37      dakopbouw

een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar raakt tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het betreffende gebouw/de woning;

1.38      detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;

1.39      dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.40      erotisch getint bedrijf

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch getint bedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen: een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41      externe veiligheid

de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;

1.42      evenement

een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak, waaronder een jaarlijkse kermis;

1.43      garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;

1.44      garagebox

een gebouw dat is bedoeld voor de stalling van motorvoertuigen;

1.45      gasontvangstation

een inrichting die de verbinding vormt tussen het transportnet van Gasunie en het transportnet van een regionale netwerkbeheerder of de gasleiding van een industrie, voornamelijk bedoeld om de transportdruk re reduceren en de hoeveelheid geleverde aardgas te meten;

1.46      gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47      geluidsgevoelig object

woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.48      geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.49      gemeentelijke archeologische beleidskaart

kaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd;

1.50      hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.51      hoofdverblijf

de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid;

1.52      horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.53      horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van  logies;

1.54      horeca, harde –

harde horeca betreft de volgende horeca:

a.         elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

b.         inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;

c.         café en cafetaria;

d.         shoarma/grillroom, snackbar, pizzeria met afhaal-/wegbrengfunctie;

1.55      horeca, zachte –

horeca niet zijnde harde horeca;

1.56      kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het leggen van contacten en/of het uitvoeren van commerciële handelingen, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.57      maaiveld

de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw, bouwwerk en/of bouwlocatie omgeeft;

1.58      maatschappelijk

doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, (overdekte) sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies;

1.59      normaal onderhoud

normaal onderhoud als bedoeld in artikel 25.4.2 is het onderhouden of vervangen van gevels, ramen, deuren, luiken, sieronderdelen en/of dakbedekking welke naar aard en vorm gelijk is aan de bestaande situatie;

1.60      ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.61      onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto’s, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf;

1.62      opgraving

archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden;

1.63      overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.64      peil

voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. Voor dijkwoningen geldt de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van de hoofdtoegang;

1.65      perifere detailhandel

detailhandel in ABC-goederen (auto’s, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in artikelen een grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting, die vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor uitstalling;

1.66      productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.67      prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen prostitutiebedrijf en raamprostitutie;

1.68      riviergebonden activiteiten

Onder riviergebonden activiteiten worden verstaan:

 

a.         de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige functies;

b.         de realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;

c.         de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;

d.         de realisatie van natuur;

e.         de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;

f.         de winning van oppervlaktedelfstoffen.

1.69      rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang

Onder rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang worden verstaan:

a.         het plaatsen van een in- of uitstroomvoorziening, mits de in- of uitstroomsnelheid maximaal 0,3 m/s bedraagt;

b.         het plaatsen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk bestemd voor niet bedrijfsmatig gebruik dan wel voor naar aard en omvang vergelijkbaar overig gebruik;

c.         het plaatsen van informatieborden, informatiezuilen, reclameborden of reclamezuilen mits deze niet groter zijn dan 2 meter bij 3 meter en per 200 meter niet meer dan 5 borden of zuilen aanwezig zijn;

d.         terreinophogingen van minder dan 50 m3 per perceel;

e.         het plaatsen van visfuiken.

1.70      schadelijke stoffen

stoffen in welke vorm dan ook waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze de bodem kunnen verontreinigen;

1.71      stroomvoerend regime

het afwegingskader dat geldt voor een grote rivier en de bijbehorende, voor de stroomvoering van belang zijnde gronden als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d., van de Beleidsregels grote rivieren;

1.72      voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

1.73      voortuin

tuin gelegen tussen de voorgevel van een gebouw en de openbare ruimte;

1.74      voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen en straatmeubilair;

1.75      waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel, die betrekking kan hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater, gemeten naar NAP op het moment van de aanvraag van de omgevingsvergunning;

1.76      wonen

het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter, zoals mantelzorg;

1.77      woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het huisvesten van één huishouden.


HOOFDSTUK II        BESTEMMINGSREGELS

Artikel 2  
Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1         de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.2         de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3         de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4         de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5         de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6         afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7         ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.


 

Artikel 3 
Agrarisch

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

A          Agrarisch                                          (ph)    paardenhouderij

3.1         Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         grondgebonden agrarische bedrijven;

b.         opslag, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van het agrarisch bedrijf;

c.         ter plaatse van de functieaanduiding (ph): een gebruiksgerichte paardenhouderij;

d.         natuurbeheer;

e.         extensief dagrecreatief medegebruik;

f.         water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g.         groenvoorzieningen;

h.         nutsvoorzieningen;

i.          wegen en paden;

 

met de daarbij behorende:

 

j.         erven;

k.         bouwwerken.

3.2         Bouwregels

3.2.1     Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.         bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat deze achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;

b.         de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen;

c.         de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 9 meter bedragen.

3.2.2     Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.         bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.         per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan;

c.         de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 650 m³ bedragen;

d.         de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 meter bedragen;

e.         de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 9 meter bedragen.

3.2.3     Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.         bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel de bedrijfswoning;

b.         de oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen;

c.         de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;

d.         de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen.

3.2.4     Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.         de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 meter mag bedragen;

c.         uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding (ph) zijn lichtmasten toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;

d.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen;

e.         voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen.

3.3         Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bebouwing met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

a.         de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

b.         een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

c.         een goede woonsituatie;

d.         de verkeersveiligheid;

e.         de belangen van de waterbeheerder.

3.4         Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte waarbij geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.

3.5         Specifieke gebruiksregels

3.5.1     Ondersteunende teelt

Onder de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt tevens verstaan het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van ondersteunende teelt voor ten hoogste 20% van het oppervlak van de bij het agrarisch bedrijf behorende agrarische gronden.

3.5.2     Agrarische nevenactiviteiten

Voor het uitoefenen van een ondergeschikte (agrarische) nevenactiviteiten dienen de volgende regels in acht te worden genomen:

a.         de landschappelijke openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon mogen niet onevenredig worden aangetast;

b.         omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;

c.         nevenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders aangegeven, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van het niet-agrarisch gebruik van gebouwen per agrarisch bedrijf in elk geval niet meer mag bedragen dan 500 m²;

d.         opslag buiten de bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit is niet toegestaan.

3.6         Afwijken van de gebruiksregels

3.6.1     Vernieuwd ondernemen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het gebruik van gebouwen en gronden voor vernieuwd ondernemen.

3.7         Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

3.7.1     Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Agrarisch” zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning, verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden te verrichten, behoudens de daarbij vermelde uitzonderingen:

a.         het diepploegen, het diepwoelen of het uitvoeren van ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 meter onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

b.         het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;

c.         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;

d.         het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is;

e.         beplanting van houtgewas hoger dan 2,50 meter ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;

f.         het aanleggen van boomgaarden;

g.         het aanleggen van landschapselementen op gronden niet behorende bij het agrarische bouwvlak;

met uitzondering van:

a.         het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

b.         het scheuren van grasland;

c.         andere werken en werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden alsmede het beheer van de bodem is begrepen;

d.         andere werken en werkzaamheden welke vanuit het oogpunt van te beschermen landschappelijke belangen van ondergeschikte betekenis zijn;

e.         andere werken en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

f.         het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;

g.         andere werken en werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

3.7.2     Toelaatbaarheid van de werken of werkzaamheden

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het andere werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.7.3     Advies over omgevingsvergunning

Voor de verlening van de omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de agrarisch deskundige van de gemeente Nederlek. Het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.


 

 

 

Artikel 4 
Bedrijf

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                       Functieaanduiding:

 

B          Bedrijf                                    (b≤2)      bedrijf tot en met categorie 2

(b≤3.1)   bedrijf tot en met categorie 3.1

(b≤3.2)   bedrijf tot en met categorie 3.2

(ga)         garagebedrijf

(nv)        nutsvoorziening

(sb-gb)    specifieke vorm van bedrijf – garagebox

(sb-tb)     specifieke vorm van bedrijf – Transportbedrijf

(sb-z)       specifieke vorm van bedrijf – zonder bebouwing

4.1         Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         ter plaatse van de functieaanduiding (b≤2): het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

b.         ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.1): het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

c.         ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.2): het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

d.         ter plaatse van de functieaanduiding (ga): een garagebedrijf;

e.         ter plaatse van de functieaanduiding (nv): uitsluitend een nutsvoorziening;

f.         ter plaatse van de functieaanduiding (sb-gb): een garagebox;

g.         ter plaatse van de functieaanduiding (sb-tb): een transportbedrijf;

h.         bestaande bedrijfswoningen;

i.          bijbehorende tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzie-ningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.


 

4.2         Bouwregels

4.2.1     Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.         gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

c.         de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding;

d.         ter plaatse van de functieaanduiding (sb-z) is geen bebouwing toegestaan.

4.2.2     Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.         het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan;

b.         herbouw van bestaande bedrijfswoningen op de huidige locatie is toegestaan;

c.         de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;

d.         de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;

e.         de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;

f.         de maximale inhoud bedraagt 725 m3.

4.2.3     Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.         de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;

b.         de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter;

c.         de minimale afstand tot de voorgevelrooilijn van de woning bedraagt 3 meter;

d.         de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 70 m².

4.2.4     Aan de bedrijfsvoering ondergeschikte kantoren

Voor het bouwen van kantoren gelden de volgende regels:

a.         de maximale gezamenlijke oppervlakte aan kantoren mag niet meer bedragen dan 30% van het totale bruto bedrijfsoppervlak met een maximum van 500 m2;

b.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding;

c.         er mag geen sprake zijn van een zelfstandig kantoor.

4.2.5     Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 meter;

b.         de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en (licht)masten bedraagt 8 meter;

c.         de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;

d.         ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding – 1 [sba-1] bedraagt de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 7 meter;

e.         zonnecollectoren op gebouwen zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;

f.         de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;

g.         de maximale bouwhoogte van windturbines en/of windwokkels bedraagt 5 meter.

4.3         Specifieke gebruiksregels

4.3.1     Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

a.         geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

b.         wonen, met uitzondering van de bedrijfswoningen;

c.         detailhandel, met uitzondering van garagebedrijven;

d.         erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

e.         (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;

f.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

g.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

4.3.2               (Zee)containers

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het permanent plaatsen van (zee)containers nadat het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen en waarvoor een omgevingsvergunning in de zin van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.


 

Artikel 5   
Bedrijf – Gasontvangstation

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

B-GOS   Bedrijf – Gasontvangstation                 (-)

 

5.1         Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf – Gasontvangstation” aangewezen gronden zijn bestemd voor een gasontvangstation met de daarbij behorende:

A          ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

b.         wegen en paden;

c.         lichtvoorzieningen.

5.2         Bouwregels

5.2.1     Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.         gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

c.         de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4 meter.

5.2.2     Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 meter;

b.         de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter.

5.3         Specifieke gebruiksregels

5.3.1     Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

a.         geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

b.         wonen;

c.         detailhandel;

d.         erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

e.         (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;

f.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

g.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 


 

 

Artikel 6 
Centrum

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

C        Centrum                                            (h≤2)      horeca tot en met categorie 2

6.1         Bestemmingsomschrijving

De voor “Centrum” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         wonen op de begane grond dan wel op de verdieping;

b.         detailhandel;

c.         bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

d.         maatschappelijke doeleinden;

e.         cultuur en ontspanning;

f.         dienstverlening;

g.         kantoren;

h.         horeca in de categorieën 1 en 2;

i.          evenemententerrein;

j.         ter plaatse van de functieaanduiding (h≤2): horeca tot en met categorie 2;

met daarbij horende:

k.         wegen en paden;

l.          groenvoorzieningen;

m.        parkeervoorzieningen.

6.2         Bouwregels

6.2.1     Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         aan- en uitbouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden geplaatst en dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;

c.         het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

d.         de maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt 6 meter mits anders is aangegeven op de planverbeelding;

e.         de goot- en bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

 

Bouwwerk:

 

 

Goothoogte:

 

 

Bouwhoogte:

 

 

  aan- en uitbouw

 

  bijgebouw

 

  erfafscheiding voor (verlengde van)

  voorgevel

 

  erfafscheiding elders

 

  bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

 

3 meter

 

3 meter

 

 

 

 

 

3 meter

 

5 meter

 

1 meter

 

 

2 meter

 

3 meter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


f.         de minimale afstand tot aan de perceelgrens bedraagt 3 meter.

6.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;

b.         de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m²;

c.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;

d.         de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter.

6.3         Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         perifere detailhandel;

b.         detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000 kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer;

c.         verkoop van volumineuze goederen;

d.         verkoop van gevaarlijke stoffen;

e.         verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet;

f.         verkooppunten voor motorbrandstoffen;

g.         erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

h.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

i.          het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

Artikel 7      
Detailhandel

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

DH        Detailhandel                                      (-)

7.1         Bestemmingsomschrijving

De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         detailhandel (in de vorm van een supermarkt en kledingwinkel);

met daarbij horende:

b.         wegen en paden;

c.         groenvoorzieningen;

d.         parkeervoorzieningen;

e.         watergangen en waterpartijen.

7.2         Bouwregels

7.2.1     Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding;

d.         de minimale afstand tot op de perceelgrens bedraagt 3 meter.

7.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;

b.         de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m²;

c.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;

d.         de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter.

7.3         Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         perifere detailhandel;

b.         detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000 kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer;

c.         verkoop van volumineuze goederen;

d.         verkoop van gevaarlijke stoffen;

e.         verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet;

f.         verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

 

Artikel 8   
Gemengd

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

GD       Gemengd                                          (-)

8.1         Bestemmingsomschrijving

De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         detailhandel;

b.         horeca in de categorie 1 en 2;

c.         kantoren;

d.         maatschappelijke doeleinden;

met daarbij horende:

e.         wegen en paden;

f.         groenvoorzieningen;

g.         parkeervoorzieningen;

h.         watergangen en waterpartijen.

8.2         Bouwregels

8.2.1     Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding;

d.         de minimale afstand tot op de perceelgrens bedraagt 3 meter.

8.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;

b.         de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m²;

c.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

8.3         Specifieke gebruiksregels

8.3.1     Detailhandel en kantoren

a.         het bruto vloeroppervlak voor detailhandel activiteiten bedraagt maximaal 20% van het totale bestemmingsvlak;

b.         het bruto vloeroppervlak voor kantoren bedraagt maximaal 20% van het totale bestemmingsvlak.

8.3.2     Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

c.         perifere detailhandel;

d.         detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000 kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer;

e.         verkoop van volumineuze goederen;

f.         verkoop van gevaarlijke stoffen;

g.         verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet;

h.         verkooppunten voor motorbrandstoffen.


 

Artikel 9    
Gemengd – Bedrijf en Recreatie

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                               Functieaanduiding:

 

GD – BR        Gemengd – Bedrijf en recreatie     (nv) nutsvoorziening

(b≤3.2)   bedrijf tot en met categorie 3.2

 

9.1         Bestemmingsomschrijving

De voor “Gemengd – Bedrijf en Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         De bestemming “Bedrijf” als bedoeld in artikel 4 van deze regels;

b.         De bestemming “Recreatie” als bedoeld in artikel 15 van deze regels;

c.         ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.2): het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

d.         ter plaatse van de functieaanduiding (nv): uitsluitend een nutsvoorziening.

9.2         Bouwregels

9.2.1     Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         Bouwregels als bedoeld in artikel 4.2.1 van deze regels;

b.         Bouwregels als bedoeld in artikel 15.2.1 van deze regels.

9.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         Bouwregels als bedoeld in artikel 4.2.2 van deze regels;

b.         Bouwregels als bedoeld in artikel 15.2.2 van deze regels.

9.3         Specifieke gebruiksregels

Voor de specifieke gebruiksregels zijn de volgende regels van toepassing:

 

a.         De specifieke gebruiksregels als bedoeld in artikel 4.3 van deze regels;

b.         De specifieke gebruiksregels als bedoeld in artikel 15.3 van deze regels.


 

 

Artikel 10  
Groen

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                       Functieaanduiding:

 

G         Groen                                     (sz)          speelvoorziening

(vij)         vijver

10.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         groenvoorzieningen;

b.         bermen en beplanting;

c.         voet- en fietspaden;

d.         voorzieningen van algemeen nut;

e.         kunstwerken;

f.         (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

g.         sportactiviteiten;

h.         evenemententerrein;

i.          ter plaatse van de functieaanduiding (sz): een speelterrein met speelvoorzieningen;

j.         ter plaatse van de functieaanduiding (vij): een vijver.

10.2      Bouwregels

10.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;

b.         de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;

c.         de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m².

 

10.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;

b.         overkappingen zijn niet toegestaan;

c.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter;

d.         de maximale oppervlakte van een speelterrein met speeltoestellen bedraagt 150 m²;

e.         de maximale oppervlakte van een skateterrein bedraagt 150 m².

10.3      Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c.         ter plaatsen van de functieaanduiding (vij) dient minimaal 2600 m² oppervlaktewater aanwezig te zijn.


 

Artikel 11  
Horeca

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

                                              

H          Horeca                                              (dh)        detailhandel         

11.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         zachte horeca met dien verstande dat deze horeca alleen is toegestaan op de gronden langs de Burgemeester Roosstraat, de Korte Achterweg, het Kerkplein en de Voorstraat, alsmede ter plaatse van de aanwezige horeca op het moment van tervisielegging van dit bestemmingsplan;

b.         ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandel die ondergeschikt is aan de horeca-activiteit;

met de daarbij behorende:

c.         terrassen;

d.         wegen en paden;

e.         groenvoorzieningen;

f.         parkeervoorzieningen;

g.         (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en water-partijen.

11.2      Bouwregels

11.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding;

d.         herbouw van bestaande bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat:

-      de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen in één en hetzelfde bouwvlak zijn gelegen;

-      de inhoud van de woning tenminste 250 m³ en niet meer dan 750 m³ mag bedragen;

-      de goothoogte van de woning niet meer dan 6,00 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen;

-      de totale bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen niet meer dan 70 m² mag bedragen, de goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen.

11.3      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;

b.         de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;

c.         de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden tot maximaal 30 m²;

d.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

11.4      Specifieke gebruiksregels

11.4.1   Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

b.         detailhandel, met uitzondering van horeca gerelateerde detailhandel;

c.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

Artikel 12      
Kantoor

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:                                            

K          Kantoor                                            (-)

12.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    kantoor, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening, welke niet meer bedraagt dan maximaal 10% van het bouwvlak met een maximum van 50 m²;

met de daarbij behorende:

b.         wegen en paden;

c.         groenvoorzieningen;

d.         parkeervoorzieningen;

e.         (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en water-partijen.

12.2      Bouwregels

12.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         binnen en buiten het bouwvlak mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd zoals fietsenhokken met een maximale bouwhoogte van 3 meter;

c.         het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

d.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding.

12.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;

b.         de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;

c.         de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden tot maximaal 30 m²;

d.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

12.3      Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

b.         detailhandel;

c.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

Artikel 13    
Maatschappelijk

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:                                            

M         Maatschappelijk                                  (bp)        begraafplaats

(dh)        detailhandel

(on)        onderwijs

(re)         religie

(zoi)        zorginstelling

                              

Bouwaanduiding:

                                                                                             

 [gs]           gestapeld

13.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, zoals zwembaden, scholen, bibliotheken en hulpdiensten;

b.         ter plaatse van de functieaanduiding (bp): uitsluitend een begraafplaats;

c.         ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandelsactiviteiten die onder-geschikt zijn aan de maatschappelijke functie;

d.         ter plaatse van de functieaanduiding (on): uitsluitend een gebouw voor het geven van onderwijs;

e.         ter plaatse van de functieaanduiding (re): uitsluitend een gebouw voor het uitoefenen van religieuze activiteiten;

f.         ter plaatse van de functieaanduiding (zoi): uitsluitend een zorginstelling;

met de daarbij behorende:

g.         wegen en paden;

h.         groenvoorzieningen;

i.          speelvoorzieningen;

j.         parkeervoorzieningen;

k.         (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

13.2      Bouwregels

13.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding;

d.         ter plaatse van de bouwaanduiding [gs] is uitsluitend gestapelde bouw toegelaten.

13.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;

b.         de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;

c.         de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden tot maximaal 30 m²;

d.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

13.3      Specifieke gebruiksregels

13.3.1   Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

b.         detailhandel, met uitzondering van horeca gerelateerde detailhandel;

c.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

Artikel 14       
Recreatie

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

R          Recreatie                                         (ijs)          ijsbaan

(jh)          jachthaven

(ma)       manege

(sz)          speelvoorziening

(vt)         volkstuin

(zb)         zwembad

14.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         het bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen;

b.         ter plaatse van de functieaanduiding (ijs): een ijsbaan;

c.         ter plaatse van de functieaanduiding (jh): een jachthaven;

d.         ter plaatse van de functieaanduiding (ma): een manege;

e.         ter plaatse van de functieaanduiding (sz): een speelterrein met speelvoor-zieningen;

f.         ter plaatse van de functieaanduiding (vt): volkstuinen;

g.         ter plaatse van de functieaanduiding (zb): een zwembad;

h.         wegen en paden;

i.          groenvoorzieningen;

j.         parkeervoorzieningen;

k          (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en water-partijen.

14.2      Bouwregels

14.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;

c.         de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 6 meter;

d.         per volkstuin één tuinhuisje en/of hobbykas van 5m2 per 50m2 volkstuin met een max. van 16.5m2;

e.         de goothoogte van het tuinhuisje en de hobbykas mag maximaal 3 meter bedragen;

f.         de minimale afstand van de gebouwen tot de perceelgrens bedraagt 3,00 meter, indien niet in de perceelgrens wordt gebouwd;

g.         ter plaatse van de functieaanduiding (ijs) is in het bouwvlak één recreatiegebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

14.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;

b.         de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;

c.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

14.3      Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend voor het gebruik voor:

a.         (recreatief) nachtverblijf;

b.         niet aan de bestemming gelieerde bewoning;

c.         het plaatsen van onderkomens en of kampeermiddelen;

d.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

Artikel 15  
Sport

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

S          Sport                                               (sph)       sporthal

(spv)        sportveld

(tn)         tennisbaan

(ss-pc)     specifieke vorm van sport – papiercontainer

15.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         het uitoefenen van sportactiviteiten;

b.         aan de sportactiviteit ondergeschikte en gerelateerde horecavoorziening in de vorm van een kantine, met een maximale oppervlakte van 200 m² waarbij slechts 1 horecavoorziening per bestemmingsvlak aanwezig is en het één aaneengesloten locatie(pand) betreft;

c.         ter plaatse van de functieaanduiding (sph): een sporthal;

d.         ter plaatse van de functieaanduiding (spv): een sportveld;

e.         ter plaatse van de functieaanduiding (tn): een tennisbaan;

f.         ter plaatse van de functieaanduiding (ss-pc): een papiercontainer;

met daarbij behorende:

g.         wegen, paden en verhardingen;

h.         parkeervoorzieningen;

i.          groenvoorzieningen;

j.         (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en water-partijen.

15.2      Bouwregels

15.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         het bebouwd oppervlak mag niet meer dan 5% van het bouwvlakbedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

c.         de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de planverbeelding;

15.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.         het bebouwd oppervlak mag niet meer dan 5% van bouwvlak bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;

b.         de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;

c.         de maximale bouwhoogte van (licht)masten en ballenvangers bedraagt 15 meter;

d.         de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3,50 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden tot maximaal 30 m²;

e.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

15.3      Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

b.         detailhandel en groothandel;

c.         opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met de sportbeoefening;

d.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

e.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

Artikel 16   
Tuin

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

         Tuin                                                 (-)

16.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    het gebruik van een tuin voor het wonen;

 

met de daarbij behorende:

 

b.         in-, uitritten en parkeerplaatsen;

c.         bouwwerken geen gebouwen zijnde.

16.2      Bouwregels

16.2.1   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         overkappingen zijn niet toegestaan;

b.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter;

c.         bouwhoogte van erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied, bedraagt 1 meter;

d.         bouwhoogte van erfafscheiding elders, bedraagt maximaal 2 meter.

16.2.2   Erker

Voor het bouwen van een erker gelden de volgende regels:

a.         de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1,50 meter;

b.         de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel;

c.         de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 meter of 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4 meter;

d.         de afstand van de voorzijde van de erker tot de openbare weg bedraagt ten minste 1,5 meter.

16.3      Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

 

Artikel 17  
Verkeer

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

V          Verkeer                                            (-)

17.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;

b.         voet- en rijwielpaden;

c.         parkeervoorzieningen;

d.         groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;

e.         terrassen ten behoeve van een horecavestiging;

f.         straatmeubilair;

g.         voorzieningen van algemeen nut;

h.         kunstwerken;

i.          (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

j.         oeververbindingen (bruggen);

k.         evenemententerrein.

17.2      Bouwregels

17.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.         op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;

b.         de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;

c.         de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m².

17.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.         de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 8 meter;

b.         overkappingen zijn niet toegestaan;

c.         de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter.

17.3      Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

 

Artikel 18   
Water

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

WA       Water                                              (-)

18.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

b.         de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;

c.         het behoud en herstel van natuurwaarden;

d.         groenvoorzieningen;

e.         infiltratievoorzieningen;

f.         kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals bruggen en duikers.

18.2      Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

a.         op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

b.         de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter.

18.3      Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

Artikel 19    
Wonen

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

W         Wonen                                             (b)           bedrijf

(b≤2)      bedrijf tot en met categorie 2

(m)          maatschappelijk

(dh)        detailhandel

(e)           erf

(h)           horeca

(k)           kantoor

(sw-gb)    specifieke vorm van wonen – garagebox

 

Bouwaanduiding:

 

[aeg]        aaneengebouwd

[gs]           gestapeld

[tae]         twee-aaneen

[vrij]         vrijstaand

19.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         het wonen;

b.         bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen;

c.         het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen;

d.         een bed & breakfast, ondergeschikt aan het wonen;

e.         ter plaatse van de functieaanduiding (b): bedrijfsactiviteiten die aan het wonen ondergeschikt zijn;

f.         ter plaatse van de functieaanduiding (b≤2): een bedrijf tot maximaal categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dat aan het wonen ondergeschikt is;

g.         ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandelsactiviteiten die aan het wonen ondergeschikt zijn;

h.         ter plaatse van de functieaanduiding (e): erfbebouwing aan de voorzijde van het hoofdgebouw toegestaan;

i.          ter plaatse van de functieaanduiding (h): horeca-activiteiten in de categorieën 1 en 2 die aan het wonen ondergeschikt zijn;

j.         ter plaatse van de functieaanduiding (k): kantooractiviteiten die aan het wonen ondergeschikt zijn;

k.         ter plaatse van de functieaanduiding (sw-gb): een garagebox;

l.          ter plaatse van de functieaanduiding (m): maatschappelijke voorzieningen.

19.2      Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels:

a.         het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.         aan- en uitbouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden geplaatst en dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;

c.         ter plaatse van de bouwaanduiding [aeg] moeten de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd;

d.         ter plaatse van de bouwaanduiding [gs] is uitsluitend gestapelde bouw toegelaten;

e.         ter plaatse van de bouwaanduiding [tae] moeten de hoofdgebouwen twee-aaneen zijn gebouwd;

f.         ter plaatse van de bouwaanduiding [vrij] moeten de hoofdgebouwen vrijstaand zijn gebouwd;

g.         de maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt 6 meter tenzij anders is aangegeven op de planverbeelding;

h.         ondergeschikte aan-, uit- of vrijstaande (bij)gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

-      de breedte van een aan-, uit- of vrijstaande (bij)gebouwen aan de zijkant van een hoofdgebouw ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt waarbij geldt:

 

Breedte aanbouw, uitbouw of vrijstaand

(bij)gebouw:

 

 

Minimale afstand achter (verlengde van) voorgevel:

 

 

  kleiner of gelijk aan 2,50 meter

 

  groter dan 2,50 meter

 

 

1 meter

 

2meter

 

 

 

 

 

 

 





-      de diepte van aan- en uitbouwen achter het hoofdgebouw ten hoogste 4 meter bedraagt;

-      in afwijking van het hiervoor bepaalde bij vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen waarvan het achtererf ten minste 10 m diep is, de diepte van aan- en uitbouwen achter het hoofdgebouw ten hoogste de helft van de dipte van het hoofdgebouw bedraagt;

-      de gezamenlijke diepte van een aan- of uitbouw aan de zijkant en aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste de diepte van het hoofdgebouw bedraagt;

i.          de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum zoals opgenomen in de volgende tabel:

 

 

Grootte van het perceel:

 

 

Maximale toegestane oppervlakte van aanbouw, uitbouw of bijgebouw:

 

 

  0 m² en ≤ 400 m²

 

  400 m² en ≤ 600 m²

 

  600 m² en groter 

 

 

60 m²

 

80 m²

 

120 m²

 

 

 

 

 

 

 


j.         de goot- en bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

 

 

Bouwwerk:

 

 

Goothoogte:

 

 

Bouwhoogte:

 

 

  aan- en uitbouw

 

  bijgebouw

 

  erfafscheiding voor (verlengde van)

  voorgevel

 

  erfafscheiding elders

 

  bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

 

4 meter

 

3 meter

 

 

 

 

 

4 meter

 

5 meter

 

1 meter

 

 

2 meter

 

3 meter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19.3      Specifieke gebruiksregels

19.3.1   Aan huis gebonden beroep

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep, zoals bedoeld in onderdeel 20.1 onder c., toegestaan mits  deze uitoefening uitsluitend betreft de activiteiten als gegeven in Bijlage 2 van deze regels en mits verder aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.         de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.         het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2;

c.         het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.         geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

e.         het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;

f.         er geen vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer en er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden.

19.3.2   Bed & breakfast

Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van bed & breakfast, zoals bedoeld in onderdeel 20.1 onder d., toegestaan mits voor dit gebruik maar één kamer van de woning en maximaal twee bedden per kamer worden beschikbaar gesteld en mits verder wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a.         de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

b.         het gebruik leidt niet tot belemmeringen voor de omliggende functies;

c.         het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

d.         de uitoefening van bed & breakfast gebeurt uitsluitend door de bewoner(s) van de woning waarin die voorziening is ondergebracht;

e.         de bed & breakfast beschikt over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen (douche/bad, wc en keuken/keukenblok).

19.3.3   Maatschappelijke voorzieningen

Op de gronden met de functieaanduiding maatschappelijk (m) is het volgende gebruik toegestaan:

 

a.         Maatschappelijke voorzieningen op de begane grond van het gebouw;

 

b.         Een kinderdagverblijf op de verdieping van het gebouw.

19.3.4   Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.         het bewonen van vrijstaande bijgebouwen;

b.         permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;

c.         consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;

d.         kamerbewoning;

e.         erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

f.         detailhandel, tenzij toegestaan met een daartoe gerichte functieaanduiding;

g.         horeca, tenzij toegestaan met een daartoe gerichte functieaanduiding;

h.         opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

i.          het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


 

19.4      Afwijken van de gebruiksregels

19.4.1   Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.3.4 om het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) toe te staan, met dien verstande dat:

a.         een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

b.         op het perceel al een woning aanwezig is;

c.         per woning kan worden afgeweken ten behoeve van inwoning voor mantelzorg;

d.         inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is. Hiervoor is tevens een indicatie van de arts noodzakelijk;

e.         maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.


 

Artikel 20  
Wonen – Uit te werken

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Bestemming:                                                Functieaanduiding:

 

W-U      Wonen – Uit te werken                        (-)

20.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen – Uit te werken” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         het wonen;

b.         verkeersvoorzieningen;

c.         water;

d.         groenvoorzieningen;

e.         instandhouding, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden.

20.2      Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6, aanhef en onder b., van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming uit, met inachtneming van de volgende regels:

a.         in het uitwerkingsplan worden regels gesteld aan de situering en maatvoering van bij- en hoofdgebouwen;

b.         de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter, inclusief een eventuele grondophoging;

c.         de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter, inclusief een eventuele grondophoging;

d.         het maximaal aantal woningen bedraagt 11;

e.         er zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

f.         in het uitwerkingsplan worden bouwblokken opgenomen voor de hoofd- en bijgebouwen;

g.         in het uitwerkingsplan worden regels gesteld aan de situering en maatvoering van andere bouwwerken;

h.         in het uitwerkingsplan worden regels opgesteld met betrekking tot verkeers- en groenvoorzieningen alsmede het water en de afstand van de bebouwing tot het water;

i           door middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieu hygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en het beoogde gebruik;

j.         er geen overige milieu hygiënische belemmeringen aanwezig zijn;

k.         voor toepassing van de uitwerkingsbevoegdheid dient onderzoek te worden gedaan naar:

-      ecologie, met het oog op flora en fauna;

-      archeologie;

l.          er dient te worden voldaan aan de eisen ingevolge de Wet geluidhinder;

m.        door middel van een exploitatieoverzicht dient te zijn aangetoond dat realisatie van het woongebied financieel haalbaar is.

20.3      Bouwregels

Indien het uitwerkingsplan van deze bestemming niet in werking is getreden is bouwen verboden, tenzij het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.

20.4      Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.3.4 om te bouwen in overeenstemming met het ontwerp van het uitwerkingsplan zoals dat ter inzage is gelegd op grond van artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht.


 

 

Artikel 21   
Leiding – Gas

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Dubbelbestemming:                                       Functieaanduiding:

 

L-G       Leiding – Gas                                     (-)

21.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding – Gas” (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een ondergrondse gasleiding en de daarbij behorende beschermingszone.

21.2      Bouwregels

21.2.1   Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming “Leiding – Gas”.

21.2.2   Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

21.2.3   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter bedraagt.

21.3      Afwijken van de bouwregels

Mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 21.2 en toegestaan worden dat binnen de beschermingszone bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

21.4      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4.1   Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

a.         het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b.         het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

c.         het aanbrengen van diep wortelende beplantingen en/of bomen;

d.         het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

e.         diepploegen;

f.         het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

g.         het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de voorwaarden dat:

a.         geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

b.         vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

c.         het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de bestemmingsomschrijving van het plan, of krachtens dat plan gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;

d.         voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;

e.         het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

21.4.2   Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.         betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.         mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


 

 

Artikel 22     
Leiding – Water

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Dubbelbestemming:                                       Functieaanduiding:

 

L-W      Leiding – Water                                  (-)

22.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding – Water” (L-W) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een ondergrondse waterleiding en de daarbij behorende beschermingszone.

22.2    Bouwregels

Op de gronden zoals bedoeld onder 22.1 mogen uitsluitend bouwwerken in dienst van de waterleiding worden gebouwd.

22.3    Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 22.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming of bestemmingen, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterleiding en daarover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

22.4    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4.1   Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

a.         het planten van diep-wortelende beplantingen of bomen;

b.         heiwerkzaamheden of het op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven;

c.         grondwerkzaamheden;

d.         het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.

22.4.2   Uitzonderingen

Het in 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk of op werkzaamheden:

 

a.         in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b.         waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

 

22.4.3   Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

a.         geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van die leiding niet in gevaar wordt gebracht;

b.         de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;

c.         hierover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

22.4.4   Voorwaarden omgevingsvergunning

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.         burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de leiding-beheerder;

b.         het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevings-vergunning.

 


 

Artikel 23     
Waarde – Archeologie

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Dubbelbestemming:                                       Functieaanduiding:

 

WR-A    Waarde – Archeologie                         (-)

23.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie” (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

23.2    Bouwregels

23.2.1   Bouwen volgens de onderlinge bestemming

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits de archeologische waarde van de gronden daarmee niet wordt aangetast.

23.2.2   Voorwaarden omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

 

De omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.         burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Nederlek of een daarvoor door hen in de plaats gestelde deskundige;

b.         het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen bouwwerkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevings-vergunning.

23.3    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.3.1   Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

a.         grondwerken dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b.         het verlagen of verhogen van het waterpeil;

c.         het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;

d.         het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

e.         het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

 

23.3.2   Uitzonderingen

Het in 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk of op werkzaamheden:

a.         werken en werkzaamheden indien daardoor de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, wat mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;

b.         werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

c.         werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;

d.         werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;

e.         werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

f.         het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;

g.         werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor aanleg-activiteiten of een ontgronding-vergunning.

 

23.3.     Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

 

23.3.4   Voorwaarden omgevingsvergunning

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.         burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Nederlek of een daarvoor door hen in de plaats gestelde deskundige;

b.         het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevings-vergunning.

 

Artikel 24   
Waarde – Beschermd dorpsgezicht

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Dubbelbestemming:                                                 Functieaanduiding:

 

W-BD    Waarde – Beschermd                                   (-)

24.1      Bestemmingsomschrijving

24.1.1   Algemeen

De voor “Waarde – Beschermd dorpsgezicht” (W-BD) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd de bescherming van het beschermd dorpsgezicht in cultuurhistorische, beeldkwalitatieve, bouwkundige of anderszins ruimtelijke zin.

24.1.2   Relatie met onderliggende bestemming(en)

De gronden waarop de dubbelbestemming rust mogen worden gebruikt volgens de regels van de onderliggende bestemming, mits:

a.         het gebruik van de onderliggende bestemming niet in strijd is met de hierna gegeven regels van de dubbelbestemming; en

b.         het gebruik van de onderliggende bestemming niet zodanig is dat daarmee de verwezenlijking van de dubbelbestemming of het gebruik van die dubbel-bestemming in de toekomst onmogelijk wordt gemaakt, wordt bemoeilijkt of wordt beperkt.

24.2      Bouwregels

24.2.1   Bouwen volgens de dubbelbestemming

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die geen gebouwen zijn en die nodig zijn voor het behoud of het herstel van het beschermd dorpsgezicht en voor het behoud of herstel van het cultuurhistorisch evenwicht daarin zoals gegeven met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd dorpsgezicht.

 

 

24.2.2   Bouwen volgens de onderliggende bestemming(en)

Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits het beschermd dorpsgezicht en het cultuurhistorisch evenwicht daarin daarmee niet worden aangetast.

24.2.3   Advies over de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

Alvorens omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld in 24.2.1 of 24.2.2 te verlenen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumenten-commissie van de gemeente Nederlek, welk advies in het bijzonder betreft:

 

a.         de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad; en

b.         de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen voorwaarden aan de bouwvergunning.

24.3      Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de plaatsing, kapvorm, verschijningsvorm, dakhellingen, lineaire afmetingen, oppervlaktematen en inhoudsmaten van de gebouwen die volgens de onderliggende bestemming zijn toegestaan, met als doel dat met die nadere eisen een zo goed mogelijke uitvoering van het bestemmingsplan wordt gewaarborgd met het oog op het behoud en het herstel van het beschermd dorpsgezicht en het behoud of het herstel van het cultuurhistorisch evenwicht daarin, zoals gegeven met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd dorpsgezicht, en onder de volgende voorwaarden:

a.         de nader geëiste afmetingen mogen niet meer dan 15% afwijken van de afmetingen die voor de gebouwen op grond van de onderliggende bestemming zijn voorgeschreven, dan wel van de bestaande situatie op het tijdstip waarop de nadere eisen van kracht worden;

b.         alvorens nadere eisen te stellen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie van de gemeente Nederlek;

c.         het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de nadere eisen het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad.

24.4      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4.1   Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

a.         het slopen van gebouwen en andere bouwwerken anders dan voor de effectuering van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;

b.         het wijzigen en/of herstellen van gevels, ramen, deuren, luiken, sieronderdelen en/of dakbedekking;

c.         het pleisteren en/of keimen van gevels;

d.         het verwijderen, wijzigen en/of aanleggen van verharding c.q. bestrating op de als bestemming Wonen aangewezen gronden.

24.4.2   Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.         betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c.         mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

24.4.3   Voorwaarden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.         het werk of de werkzaamheid is niet in strijd met de bestemmingsomschrijving of de krachtens deze gestelde eisen, met een beheersverordening, met een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;

b.         indien voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale monumentenverordening of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist, moet deze zijn verleend indien zulks vereist is;

c.         het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening;

d.         in ieder geval dat het werk of de werkzaamheid direct of indirect de verstoring van de beeldkwaliteit van het beschermd dorpsgezicht en de daartoe behorende bouwwerken in cultuurhistorische of bouwkundige zin tot gevolg heeft, verbinden burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het werk of de werkzaamheid de voorwaarde dat:

-      wordt aangelegd op de wijze die door of vanwege burgemeester en wethouders tijdens het verrichten van de werken of de werkzaamheden wordt aangegeven;

-      de werken of werkzaamheden worden begeleid door een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige op het gebied van monumenten en cultuurhistorische waarden in het algemeen, aan wiens instructies tijdens het aanleggen gevolg dient te worden gegeven.

24.4.4   Advies over omgevingsvergunning

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie van de gemeente Nederlek, welk advies in het bijzonder betreft:

a.         de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad; en

b.         de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.

24.4.5   Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover het belang het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, in het bijzonder de karakteristiek van het dorpsbeeld, hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

24.5      Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

24.5.1   Verbod

Voor het slopen van een bouwwerk is een omgevingsvergunning vereist die slechts kan worden verleend indien het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, in het bijzonder de ruimtelijke karakteristiek van het dorpsbeeld, hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

24.5.2   Voorwaarden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.         vooraf schriftelijk advies van de monumentencommissie van de gemeente Nederlek;

b.         in ieder geval dat het slopen direct of indirect de verstoring van de beeldkwaliteit van het beschermd dorpsgezicht en de daartoe behorende bouwwerken in cultuurhistorische of bouwkundige zin tot gevolg hebben, verbinden burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk de voorwaarde dat:

-      wordt gesloopt op de wijze die door of vanwege burgemeester en wethouders tijdens het verrichten van de werken of de werkzaamheden wordt aangegeven;

-      het slopen worden begeleid door een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige op het gebied van monumenten en cultuurhistorische waarden in het algemeen, aan wiens instructies tijdens het aanleggen gevolg dient te worden gegeven.

24.5.3   Advies omgevingsvergunning

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en  wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie van de gemeente Nederlek, welk advies in het bijzonder betreft:

a.         de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad; en

b.         de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.


 

Artikel 25   
Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Dubbelbestemming:                                                 Functieaanduiding:

 

WS-SVR Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed                      (-)

 

25.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed” (WS-SVR) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.         riviergebonden activiteiten;

b.         voor het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;

c.         de waterhuishouding;

d.         de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;

e.         het vergroten van de afvoercapaciteit.

25.2      Bouwregels

Op de gronden zoals bedoeld in 25.1 mag niet worden gebouwd.

25.3      Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stroomvoerend vermogen van het gebied, kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, van activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming en rivierkundige bouwwerken van ondergeschikt belang alsmede een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend indien:

 

voor riviergebonden bouwwerken:

 

a.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

b.         er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;

c.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;

d.         de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;

 

voor niet- riviergebonden bouwwerken

 

e.         er sprake is van:

     een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of

-      een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of

     een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd; of

-      een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grond-gebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;

f.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

g.         er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;

h.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;

i.          er sprake is van:

     de resterende waterstandseffecten; of

     de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd; of

     de rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;

-      voor rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of verruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing;

j.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

k.         er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;

l.          er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is.

 

25.4      Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten.

25.5      Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.4 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend indien:

 

voor riviergebonden activeiten:

 

a.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

b.         er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;

c.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;

d.         de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;

 

voor niet- riviergebonden activiteiten:

 

e.         er sprake is van:

-          een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of

-          een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of

-          een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd; of

-          een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;

f.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

g.         er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;

h.         er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;

i.          er sprake is van:

-      de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd; of

-      de rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.


 

 

Artikel 26      
Waterstaat – Waterkering

AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:

Dubbelbestemming:                                       Functieaanduiding:

 

WS-WK Waterstaat – Waterkering                    (-)

26.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat – Waterkering” (WS-WK) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.

26.2    Bouwregels

26.2.1   Bouwen volgens onderliggende bestemming

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd in dienst van het in onderdeel 26.1 genoemde doel en onder de volgende voorwaarden:

a.         de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;

b.         de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.

26.2.2   Voorwaarden omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

 

De omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.         burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de water-beheerder;

b.         het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen bouwwerkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevings-vergunning.

26.3    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.3.1   Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

a.         het ontginnen, het bodem verlagen, het afgraven, het ophogen en/of het egaliseren van de gronden;

b.         het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

c.         het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;

d.         het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;

e.         het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

f.         het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;

g.         het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;

h.         het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;

i.          het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;

j.         het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen;

k.         werken met, of hebben van overdruk (10 bar of meer);

l.          explosieven tot ontploffing te brengen inclusief het verrichten van seismisch onderzoek of de grond op welke wijze dan ook in trilling te brengen;

m.      uitvoeren van heiwerkzaamheden of anderzijds het indrijven van voorwerpen.

 

26.3.2   Uitzonderingen

Het in 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk of op werkzaamheden:

a.         normaal onderhoud en beheer, alsmede werken en werkzaamheden tot herstel van voor de waterkeringsfunctie ongewenste veranderingen;

b.         werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c.         werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

d.         het onderhoud en herstel dan wel aanpassen van bestaande oeverbeschoeiingen;

e.         strekken tot behoud of tot herstel van de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden.


 

26.3.3   Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

 

26.3.4   Voorwaarden omgevingsvergunning

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a.         burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de water-beheerder;

b.         het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de omgevings-vergunning.


 

Artikel 27   
Anti-dubbeltelregel

27.1      Anti-dubbeltelregeling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


 

Artikel 28      
Algemene bouwregels

28.1    Algemene bepaling voor ondergronds bouwen

28.1.1   Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

28.1.2   Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

a.         de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter onder peil;

b.         ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van rioolwaterbuffers en grafkelders die ook buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;

c.         zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtneming van het gestelde onder b. en c.;

d.         in aanvulling op het bepaalde onder a. en b. wordt maximaal 1 niet-overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:

-      het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelgrens;

-      het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als bedoeld in 19.2 in acht wordt genomen;

-      het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;

e.         bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande bebouwing bevinden.


 

28.1.3   Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.1.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,60 meter onder peil en onder de voorwaarde dat:

a.         de waterhuishouding niet wordt verstoord;

b.         de waterwinningen en de grondwaterbescherming niet wordt verstoord;

c.         geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

28.2      Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

28.3    Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

28.3.1   Maximale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

28.3.2   Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

28.3.3   Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in onderdelen 28.3.1 en 28.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.


 

 

Artikel 29 
Algemene aanduidingsregels

29.1      Gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie”

29.1.1   Omschrijving van de gebiedsaanduiding

De gronden met de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” zijn gronden voor de bescherming van geluidgevoelige objecten tegen hoge geluidsbelasting als gevolg van industrielawaai.

29.1.2   Bouwregels

Op de gronden bedoeld in 29.1.1 mogen geen geluidgevoelige objecten worden gebouwd.

29.1.3   Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 29.1.2 voor het toestaan van nieuwe geluidgevoelige objecten, met dien verstande dat:

a.         middels onderzoek is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan geluidbelasting op de gevel;

b.         de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurs-grenswaarde;

c.         door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde is verleend.

29.2      Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 1”

29.2.1   Omschrijving van de gebiedsaanduiding

De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 1” zijn gronden voor de bescherming van het grondwater uit oogpunt van drinkwaterwinning, die de beschermingszone “grondwaterbeschermingsgebied” vormen als bedoeld in de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland.

29.2.2   Gebruiksregels

De gronden bedoeld in 29.2.1 mogen niet worden gebruikt in strijd met de Provinciale Milieuverordening, waarin de bepalingen omtrent:

a.         buisleidingen;

b.         licht verontreinigde grond;

c.         verhardingen en gebouwen;

d.         boorputten en boringen;

e.         grond- en funderingswerken en constructies;

f.         vloeistofinjectie;

g.         warmte- en koudeopslag;

h.         begraafplaatsen en uitstrooivelden;

i.          bestrijdingsmiddelen;

j.         zuiveringsslib;

k.         meststoffen, niet zijnde kunstmeststoffen, dierlijke meststof­fen, compost, zui-veringsslib of zwarte grond;

tenzij de handelingen op grond van ontheffing van de bepalingen van de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland zijn toegestaan.

29.3      Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 2”

29.3.1   Omschrijving van de gebiedsaanduiding

De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 2” zijn gronden voor de bescherming van het grondwater uit oogpunt van drinkwaterwinning, die de beschermingszone “boringsvrije zone” vormen als bedoeld in de Provinciale Milieu-verordening van de provincie Zuid-Holland.

29.3.2   Gebruiksregels

De gronden bedoeld in 29.3.1 mogen niet worden gebruikt:

a.         voor het roeren van de grond dieper dan 2,50 meter onder het maaiveld en

b.         voor alle andere handelingen die de afdekkende laag van het watervoerende pakket kunnen beschadigen,

tenzij de handelingen nodig zijn voor het grondwaterbeheer of de handelingen op grond van ontheffing van de bepalingen van de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland zijn toegestaan.

29.4      Gebiedsaanduiding “milieuzone – waterwingebied”

29.4.1   Omschrijving van de gebiedsaanduiding

De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone – waterwingebied” zijn gronden voor de bescherming van het grondwater uit oogpunt van drinkwaterwinning, die de beschermingszone “waterwingebied” vormen als bedoeld in de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland.

29.4.2   Gebruiksregels

De gronden bedoeld in 29.4.1 mogen uitsluitend worden gebruikt voor:

a.         het exploiteren van grondwater;

b.         het beschermen van grondwater.

c.         recreatief medegebruik;

d.         natuur.

 

Artikel 30
Algemene afwijkingsregels

30.1      Afwijken van de regels voor kleine bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan voor:

a.         het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van maximaal 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;

b.         het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen zijn, welke om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals: duikers en keermuren met een bouwhoogte van maximaal 6 meter;

c.         geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van de bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 meter mogen bedragen;

d.         afwijkingen van het plan teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of de situering blijkt, dat aanpassing van het plan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het plan niet wordt aangetast;

e.         overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen;

f.         het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden.

30.2      Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Bij omgevingsvergunning mag van de regels van het plan worden afgeweken in de gevallen als genoemd in onderdeel 30.1 mits hiermee geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit plan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.


 

Artikel 31  
Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a.         overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

b.         het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.


 

Artikel 32 
Algemene procedureregels

32.1      Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die gebaseerd is op dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

32.2      Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

32.3      Uitwerkingsplicht

Bij het voldoen aan de uitwerkingsplicht, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

32.4      Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden naar analogie de wettelijke regels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast, behoudens dat:

a.         een ieder een zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren kan brengen, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:15, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht;

b.         de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen, als bedoeld in Afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht, zes weken bedraagt.


Artikel 33  
Overgangsrecht

33.1    Overgangsrecht bouwwerken

33.1.1   Geoorloofd afwijkend bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.         na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

33.1.2   Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplan

Onderdeel 33.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

33.2    Afwijken van het overgangsrecht bouwen

33.2.1   Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van inhoud bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 33.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onderdeel 33.1.1 met maximaal 10 %.

33.3    Overgangsrecht gebruik

33.3.1   Geoorloofd afwijkend gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.


 

33.3.2   Verbod

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld onder 33.3.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

33.3.3   Onderbreking van afwijkend gebruik

Indien het gebruik, bedoeld onder 33.3.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

33.3.4   Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan

Onderdeel 33.3.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.


 

Artikel 34
Slotregels

34.1      Vervangen bestemmingsplannen

Dit plan vervangt deels de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het plan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:

a.         het bestemmingsplan “Kerkweg-Noord (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Lekkerkerk op 23 september 1980 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 18 augustus 1981;

b.         het bestemmingsplan “Krimpen aan de Lek - Dorp 1981”, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Krimpen aan de Lek op 4 november 1982 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 13 december 1983, alsmede:

-      het uitwerkingsplan “Tuinstraat” zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek op 25 februari 1997;

     de eerste herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 5 februari 1991 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 1 oktober 1991;

     de tweede herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 21 september 1993 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 8 februari 1994;

-      de derde herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente 8 juli 1997 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 31 oktober 1997;

c.         het bestemmingsplan “Tiendhoek I (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Lekkerkerk op 20 november 1984 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 14 januari 1986, alsmede:

-      de eerste herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 9 september 1986 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 6 januari 1987;

     de tweede herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 6 februari 1990 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 5 juni 1990;

-      de derde herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 6 juli 1993 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op30 november 1993;

-      de vierde herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 28 juni 1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 25 oktober 1994;

d.         het bestemmingsplan “Lekkerkerk-Dorp”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 18 december 1990 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 23 juli 1991, alsmede:

     het wijzigingsplan “Emmastraat” zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek op 26 augustus 1997 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 18 november 1997;

-      de eerste herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 7 juni 1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 4 oktober 1994;

     de tweede herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 15 maart 1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 12 juli 1994;

e.         het bestemmingsplan “Tiendweg-Noord 1991 (Krimpen aan de Lek)”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek  op 2 juni 1992 en deels goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 19 januari 1993, alsmede:

-      de eerste herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 30 januari 1996 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 28 mei 1996;

f.         het bestemmingsplan “Tiendweg-Noordoost (Krimpen aan de Lek)”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 15 maart 1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 12 juli 1994;

g.         het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Tiendweg (Krimpen aan de Lek)”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 17 maart 1998 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 21 juli 1998;

h.         het bestemmingsplan “Van Zoestterrein (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 4 september 1999 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 27 januari 2000;

i.          het bestemmingsplan “Westersteeg 8 (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 16 mei 2000 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 12 september 2000;

j.         het bestemmingsplan “Centrum Lekkerkerk”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 26 september 2006 en deels goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 24 april 2007;

k.         het bestemmingsplan “Tiendhoek II (Lekkerkerk)”, zoals door de raad van de gemeente Nederlek op 24 juni 2008 is vastgesteld en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 15 september 2008;

l.          het bestemmingsplan “Binnenterrein Krimpen aan de Lek”, zoals door de raad van de gemeente Nederlek op 21 april 2009 is vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.0643.;

m.        het bestemmingsplan “Prins van Oranje”, zoals door de raad van de gemeente Nederlek op 15 december2009 is vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.0643.;

n.         het projectbesluit “Onder de Waal 34”, zoals door het college van de gemeente Nederlek op 16 juni 2009 is vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.1641.BPL011-;

o.         het bestemmingsplan “Centrum Krimpen aan de Lek”, zoals door de raad van de gemeente Nederlek op 29 juni 2010 is vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.0643.BP0912DK002-VG01;

p.         het projectbesluit “Kerkweg 80” (Lekkerkerk), zoals door burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek op 3 augustus 2010 is vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.0643.PB1011DK003-VG01;

q.         het projectbesluit “Garageboxen Rijsdijk 17” (Krimpen aan de Lek)”, zoals door burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek op 13 oktober 2010 is vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.0643.PB1012DK003-vg01;

r.         het bestemmingsplan “Tiendweg-West 6 woningen” (Lekkerkerk), zoals door de raad van de gemeente Nederlek op22 maart 2011 is vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.0643.BP1011DL002-ON01.

34.2      Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Dorpskernen”.

 

 
Copyright ©2013 Konijnenburg Groep - Disclaimer - Algemene voorwaarden