 
			 
            | 
                            
                            HOOFDSTUK II      
                            
                            BESTEMMINGSREGELS 
                            
                            HOOFDSTUK II      
                            
                            BESTEMMINGSREGELS 
                            
                            3.4     
                            
                            
                            Afwijken van de bouwregels 
                            
                            3.6     
                            
                            
                            Afwijken van de gebruiksregels 
                            
                            3.7     
                            
                            
                            Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden 
                            
                            Artikel 5     
                            
                            Bedrijf – Gasontvangstation 
                            
                            Artikel 9     
                            
                            Gemengd – Bedrijf en Recreatie 
                            
                            10.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            11.3    
                            
                            
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            
                            11.4    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            12.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            13.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            14.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            15.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            16.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            17.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                              
                            
                            18.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            19.3    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            19.4    
                            
                            
                            Afwijken van de gebruiksregels 
                            
                            Artikel 20     
                            Wonen 
                            – Uit te werken 
                            
                            20.4    
                            
                            
                            Afwijken van de bouwregels 
                            
                            21.3    
                            
                            
                            Afwijken van de bouwregels 
                            
                            21.4    
                            
                            
                            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of 
                            van werkzaamheden 
                            
                            22.3    
                            
                            
                            Afwijken van de bouwregels 
                            
                            22.4    
                            
                            
                            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of 
                            van werkzaamheden 
                            
                            Artikel 23     
                            Waarde 
                            – Archeologie 
                            
                            23.3    
                            
                            
                            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of 
                            van werkzaamheden 
                            
                            Artikel 24     
                            Waarde 
                            – Beschermd dorpsgezicht 
                            
                            24.4    
                            
                            
                            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of 
                            van werkzaamheden 
                            
                            24.5    
                            
                            
                            Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk 
                            
                            Artikel 25     
                            
                            Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed 
                            
                            25.3    
                            
                            
                            Afwijken van de bouwregels 
                            
                            25.4    
                            
                            
                            Specifieke gebruiksregels 
                            
                            25.5    
                            
                            
                            Afwijken van de gebruiksregels 
                            
                            Artikel 26     
                            
                            Waterstaat – Waterkering 
                            
                            26.3    
                            
                            
                            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of 
                            van werkzaamheden 
                            
                            Artikel 27     
                            
                            Anti-dubbeltelregel 
                            
                            Artikel 28     
                            
                            Algemene bouwregels 
                            
                            28.1    
                            
                            
                            Algemene bepaling voor ondergronds bouwen 
                            
                            28.3    
                            
                            
                            Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten 
                            
                            Artikel 29     
                            
                            Algemene aanduidingsregels 
                            
                            29.1    
                            
                            
                            Gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” 
                            
                            29.2    
                            
                            
                            Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 1” 
                            
                            29.3    
                            
                            
                            Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 2” 
                            
                            29.4    
                            
                            
                            Gebiedsaanduiding “milieuzone – waterwingebied” 
                            
                            Artikel 30     
                            
                            Algemene afwijkingsregels 
                            
                            30.1    
                            
                            
                            Afwijken van de regels voor kleine bouwwerken 
                            
                            30.2    
                            
                            
                            Voorwaarden aan omgevingsvergunning 
                            
                            Artikel 31     
                            
                            Algemene wijzigingsregels 
                            
                            Artikel 32     
                            
                            Algemene procedureregels 
                            
                            HOOFDSTUK IV      
                            
                            OVERGANGS- EN SLOTREGELS 
                            
                            33.1    
                            
                            
                            Overgangsrecht bouwwerken 
                            
                            33.2    
                            
                            
                            Afwijken van het overgangsrecht bouwen 
                            
                            34.1    
                            
                            
                            Vervangen bestemmingsplannen 
                              
                            
                             
                            HOOFDSTUK I         
                            INLEIDENDE REGELS 
                            In deze regels wordt verstaan onder: 
                            het bestemmingsplan “Dorpskernen” van de gemeente Nederlek; 
                            de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het 
                            GML-bestand NL.IMRO.0643.BP1210DK001-VA01 met de bijbehorende regels en 
                            bijlagen; 
                            een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn 
                            aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het 
                            gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 
                            de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van 
                            diensten zoals opgenomen in de Staat van aan huis gebonden beroepen (Bijlage 2 
                            van de regels) en door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende 
                            bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de 
                            feitelijke hoofdbewoner van de woning; 
                            denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een 
                            gebouw tot aan de perceelgrenzen; 
                            een onderdeel van het hoofdgebouw of (aangebouwd) bijgebouw 
                            waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde 
                            huishouding is gehuisvest; 
                              
                              
                            
                            
                            1.7        
                            agrarische bedrijfsuitoefening 
                            de bedrijfsmatige activiteiten op een agrarisch bedrijf die erop 
                            zijn gericht om producten voort te brengen door middel van het telen van 
                            gewassen en/of het houden van dieren; 
                            gebruik van gronden dat is gericht op het voortbrengen van 
                            producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) 
                            en/of het houden van dieren; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            1.9        
                            archeologische monumentenzorg 
                            zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als 
                            unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland; 
                            in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of 
                            veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en 
                            menselijk handelen in het verleden; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            1.11      archeologisch 
                            verwachtingsvol gebied 
                            door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op 
                            grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek 
                            vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de 
                            archeologische monumentenzorg; 
                            de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en 
                            studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke 
                            aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar; 
                            één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 
                            een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het 
                            bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal 
                            mag worden bebouwd; 
                            het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden 
                            van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw) 
                            gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend 
                            verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld 
                            voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoenarbeiders;  
                            een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig 
                            voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van 
                            goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden 
                            beroepen daaronder niet begrepen. 
                            een woning in of 
                            bij een gebouw of op een terrein, voor de huisvesting (van het huishouden) van 
                            een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter 
                            plaatse van het gebouw en/of terrein noodzakelijk moet worden geacht; 
                            het totale bruto vloeroppervlak van bedrijven met inbegrip van 
                            de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; 
                            het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd dorpsgezicht zoals 
                            opgenomen in Bijlage 4 van deze regels; 
                            het door burgemeester en wethouders op grond van artikel 15 van 
                            de Erfgoedverordening Gemeente Nederlek 2012 aangewezen gemeentelijk 
                            dorpsgezicht dat met dit bestemmings-plan wordt beschermd; 
                            de grens van een bestemmingsvlak; 
                            een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 
                            woning die ten dienste van een aangrenzend bedrijf gebruikt 
                            wordt en ten tijde dat het ontwerpplan terinzage heeft gelegen, reeds aanwezig 
                            was; 
                            
                            afwijkingsbevoegdheid: 
                            de 
                            bevoegdheid volgens dit plan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de 
                            planregels, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c., van de Wet 
                            ruimtelijke ordening; 
                              
                            
                            bevoegdheid tot stellen van nadere eisen: 
                            de 
                            bevoegdheid volgens dit plan van burgemeester en wethouders tot het stellen van 
                            nadere eisen ten opzichte van in het plan omschreven punten, als bedoeld in 
                            artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening; 
                              
                            
                            burgemeester en wethouders: 
                            het college 
                            van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek; 
                              
                            
                            uitwerkingsplicht: 
                            de 
                            verplichting volgens dit plan voor burgemeester en wethouders om het plan onder 
                            de daarvoor aangegeven voorwaarden uit te werken, als bedoeld in artikel 3.6, 
                            aanhef en onder b., van de Wet ruimtelijke ordening; 
                              
                            
                            wijzigingsbevoegdheid: 
                            de 
                            bevoegdheid volgens dit plan van burgemeester en wethouders tot het wijzigen van 
                            het plan, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a., van de Wet ruimtelijke 
                            ordening; 
                              
                            een gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht 
                            ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten 
                            dienst staat van dat hoofdgebouw; 
                            het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende 
                            vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen, als bedoeld in artikel 1 van 
                            de Wet bodembescherming; 
                            een kunstmatig beplant stuk grond waar vruchten- of notenbomen 
                            op gekweekt worden. De boomgaard kan zowel een agrarische functie als een niet 
                            agrarische hobbymatige functie hebben; 
                            het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen 
                            of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of 
                            gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 
                            de grens van het bouwvlak; 
                            een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een 
                            zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 
                            de grens van een bouwperceel; 
                            een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, 
                            waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde 
                            zijn toegelaten; 
                            elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of 
                            ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij 
                            direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond; 
                            het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden 
                            gebruikt voor verkoopactiviteiten; 
                            
                            
                            
                            
                            1.35      
                            consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten 
                            
                            het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de 
                            consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel 
                            ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend 
                            door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, 
                            wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, 
                            de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke 
                            uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals: 
                            fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, 
                            fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, 
                            schoonheids-specialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en anders daarmee 
                            gelijk te stellen activiteiten; 
                            een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter 
                            vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het dakvlak; 
                            een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in 
                            tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het 
                            plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel 
                            van het gebouw/de woning. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar 
                            raakt tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het 
                            betreffende gebouw/de woning; 
                            
                            het 
                            bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de 
                            uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan 
                            personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending 
                            anders dan in de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of 
                            consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten; 
                            het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek 
                            rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, 
                            waaronder een belwinkel en internetcafé; 
                            
                            
                            een voor 
                            het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een 
                            omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of 
                            vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch 
                            getint bedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een 
                            seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, 
                            waaronder begrepen: een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met 
                            elkaar; 
                            de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks 
                            gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke 
                            stof betrokken is; 
                            een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak 
                            op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en 
                            sociaal-cultureel vlak, waaronder een jaarlijkse kermis; 
                            een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor 
                            verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de 
                            verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd; 
                            een gebouw dat is bedoeld voor de stalling van motorvoertuigen; 
                            een inrichting die de verbinding vormt tussen het transportnet 
                            van Gasunie en het transportnet van een regionale netwerkbeheerder of de 
                            gasleiding van een industrie, voornamelijk bedoeld om de transportdruk re 
                            reduceren en de hoeveelheid geleverde aardgas te meten; 
                            elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, 
                            geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 
                            woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige 
                            gebouwen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder; 
                            1.48      
                            geluidzoneringsplichtige inrichting 
                            een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom 
                            het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden 
                            vastgesteld; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            1.49      gemeentelijke 
                            archeologische beleidskaart 
                            kaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn 
                            geregistreerd; 
                            een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of 
                            afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 
                            de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en 
                            maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente 
                            bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, 
                            woon-, was- en slaapgelegenheid; 
                            het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen 
                            voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het 
                            bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;  
                            het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor 
                            gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van  logies; 
                            harde horeca betreft de volgende horeca: 
                            a.        
                            elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke 
                            lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor 
                            het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor 
                            gebruik ter plaatse worden verstrekt; 
                            b.        
                            inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend; 
                            c.        
                            café en cafetaria; 
                            d.        
                            shoarma/grillroom, snackbar, pizzeria met afhaal-/wegbrengfunctie; 
                            horeca niet 
                            zijnde harde horeca; 
                            het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het leggen van 
                            contacten en/of het uitvoeren van commerciële handelingen, waarbij het publiek 
                            niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en 
                            geholpen; 
                            de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw, bouwwerk 
                            en/of bouwlocatie omgeeft; 
                            doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, 
                            religieuze functies, (overdekte) sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale 
                            functies, maatschappelijke en culturele functies; 
                            normaal onderhoud als bedoeld in artikel 25.4.2 is het 
                            onderhouden of vervangen van gevels, ramen, deuren, luiken, sieronderdelen en/of 
                            dakbedekking welke naar aard en vorm gelijk is aan de bestaande situatie; 
                            een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de 
                            vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil; 
                            voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming 
                            onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, 
                            caravans, stacaravans, kampeerauto’s, alsook tenten, schuilhutten en keten, al 
                            dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf; 
                            archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en 
                            gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden; 
                            een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één 
                            wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport; 
                            voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: 
                            de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere 
                            gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte 
                            maaiveld. Voor dijkwoningen geldt de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse 
                            van de hoofdtoegang; 
                            detailhandel in ABC-goederen (auto’s, boten en caravans), 
                            tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in artikelen een grove bouwmaterialen, 
                            keukens, sanitair en woninginrichting, die vanwege omvang en aard van de 
                            gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor uitstalling; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            1.66      
                            productiegebonden detailhandel 
                            detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, 
                            gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de 
                            detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 
                            het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele 
                            handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen 
                            prostitutiebedrijf en raamprostitutie; 
                            
                            
                            1.68      riviergebonden 
                            activiteiten 
                            Onder riviergebonden activiteiten worden verstaan: 
                              
                            a.        
                            de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige functies; 
                            b.        
                            de realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling 
                            van de beroeps- en recreatievaart; 
                            c.        
                            de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales; 
                            d.        
                            de realisatie van natuur; 
                            e.        
                            de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie 
                            zijn verbonden; 
                            f.        
                            de winning van oppervlaktedelfstoffen. 
                            
                            
                            1.69      rivierkundige 
                            activiteiten van ondergeschikt belang 
                            Onder 
                            rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang worden verstaan: 
                            a.        
                            het plaatsen van een in- of uitstroomvoorziening, mits de in- of 
                            uitstroomsnelheid maximaal 0,3 m/s bedraagt; 
                            b.        
                            het plaatsen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk bestemd 
                            voor niet bedrijfsmatig gebruik dan wel voor naar aard en omvang vergelijkbaar 
                            overig gebruik; 
                            c.        
                            het plaatsen van informatieborden, informatiezuilen, reclameborden of 
                            reclamezuilen mits deze niet groter zijn dan 2 meter bij 3 meter en per 200 
                            meter niet meer dan 5 borden of zuilen aanwezig zijn; 
                            d.        
                            terreinophogingen van minder dan 50 m3 per perceel; 
                            e.        
                            het plaatsen van visfuiken. 
                            stoffen in 
                            welke vorm dan ook waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze de bodem 
                            kunnen verontreinigen;  
                            het 
                            afwegingskader dat geldt voor een grote rivier en de bijbehorende, voor de 
                            stroomvoering van belang zijnde gronden als bedoeld in artikel 1, aanhef en 
                            onder d., van de Beleidsregels grote rivieren; 
                            denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een 
                            gebouw tot aan de perceelgrenzen; 
                            tuin gelegen tussen de voorgevel van een gebouw en de openbare 
                            ruimte; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            1.74      voorzieningen 
                            van algemeen nut 
                            voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net 
                            aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer 
                            en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen 
                            voor afvalstoffen en straatmeubilair; 
                            de hoogte (het niveau) van de waterspiegel, die betrekking kan 
                            hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater, gemeten naar NAP op het moment 
                            van de aanvraag van de omgevingsvergunning; 
                            het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede 
                            begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met 
                            uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter, zoals 
                            mantelzorg; 
                            een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het huisvesten van 
                            één huishouden. 
                            
                            HOOFDSTUK 
                            II        
                            BESTEMMINGSREGELS  
                            Artikel 2  
                            
                             
                            Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 
                            langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            2.2        
                            de goothoogte van een bouwwerk 
                            vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de 
                            druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            2.3        
                            de inhoud van een 
                            bouwwerk 
                            tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde 
                            van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken 
                            en dakkapellen; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            2.4        
                            de bouwhoogte van een bouwwerk 
                            vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van 
                            een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, 
                            zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen 
                            bouwonderdelen; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            2.5        
                            de oppervlakte van een bouwwerk 
                            tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de 
                            scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het 
                            afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            2.6        
                            afstand tot de bouwperceelgrens 
                            tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het 
                            bouwwerk, waar die afstand het kortst is; 
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            2.7        
                            ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk 
                            vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, 
                            de fundering niet meegerekend. 
                            Artikel 3  
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            A         
                            Agrarisch                                         
                            (ph)    paardenhouderij 
                            De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            grondgebonden agrarische bedrijven; 
                            b.        
                            opslag, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van het agrarisch 
                            bedrijf;  
                            c.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (ph): een gebruiksgerichte 
                            paardenhouderij; 
                            d.        
                            natuurbeheer; 
                            e.        
                            extensief dagrecreatief medegebruik; 
                            f.        
                            water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen; 
                            g.        
                            groenvoorzieningen; 
                            h.        
                            nutsvoorzieningen; 
                            i.         
                            wegen en paden; 
                              
                            met de daarbij behorende: 
                              
                            j.        
                            erven; 
                            k.        
                            bouwwerken. 
                            Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            
                            bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat deze achter (het verlengde 
                            van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd; 
                            b.        
                            
                            de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen; 
                            c.        
                            
                            de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 9 meter bedragen. 
                            3.2.2    
                            Bedrijfswoningen 
                            Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            
                            bedrijfswoningen worden gebouwd binnen het bouwvlak; 
                            b.        
                            
                            per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan; 
                             
                            c.        
                            
                            de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 650 m³ bedragen; 
                            d.        
                            
                            de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 meter bedragen; 
                            e.        
                            
                            de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 9 meter bedragen. 
                            3.2.3    
                            Bijgebouwen bij bedrijfswoningen 
                            Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            
                            bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter (het verlengde van) de voorgevel de 
                            bedrijfswoning; 
                            b.        
                            
                            de oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 50 m² bedragen; 
                            c.        
                            
                            de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen; 
                            d.        
                            
                            de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen. 
                            3.2.4    
                            Bouwwerken geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            
                            bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak; 
                            b.        
                            
                            de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande 
                            dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de 
                            voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 meter mag bedragen; 
                            c.        
                            
                            uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding (ph) zijn lichtmasten toegestaan, waarvan de 
                            bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen; 
                            d.        
                            
                            de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen; 
                            e.        
                            
                            voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak geldt de regel dat de 
                            bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen. 
                            Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bebouwing 
                            met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: 
                            a.        
                            
                            de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 
                            b.        
                            
                            een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 
                            c.        
                            
                            een goede woonsituatie; 
                            d.        
                            
                            de verkeersveiligheid; 
                            e.        
                            
                            de belangen van de waterbeheerder. 
                            
                            3.4        
                            Afwijken van de bouwregels 
                            Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning 
                            afwijken van het bepaalde in 3.2.4 
                            ten behoeve van het bouwen 
                            van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte waarbij geldt 
                            dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak. 
                            3.5.1    
                            Ondersteunende teelt 
                            
                            Onder de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt tevens 
                            verstaan het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van ondersteunende teelt 
                            voor ten hoogste 20% van het oppervlak van de bij het agrarisch bedrijf 
                            behorende agrarische gronden. 
                            3.5.2    
                            Agrarische nevenactiviteiten 
                            
                            Voor het uitoefenen van een ondergeschikte (agrarische) nevenactiviteiten dienen 
                            de volgende regels in acht te worden genomen: 
                            a.        
                            
                            de landschappelijke openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon mogen niet onevenredig worden 
                            aangetast; 
                            b.        
                            
                            omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden; 
                            c.        
                            
                            nevenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders aangegeven, waarbij de 
                            gezamenlijke oppervlakte van het niet-agrarisch gebruik van gebouwen per 
                            agrarisch bedrijf in elk geval niet meer mag bedragen dan 500 m²; 
                            d.        
                            
                            opslag buiten de bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit is niet 
                            toegestaan. 
                            
                            3.6        
                            Afwijken van de gebruiksregels 
                            3.6.1    
                            Vernieuwd ondernemen 
                            Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning 
                            afwijken van het bepaalde in 3.1 
                            ten behoeve van het gebruik 
                            van gebouwen en gronden voor vernieuwd ondernemen. 
                            
                            3.7        
                            Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden 
                            3.7.1     
                            Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden 
                            Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 
                            “Agrarisch” zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning, 
                            verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden te 
                            verrichten, behoudens de daarbij vermelde uitzonderingen: 
                            a.        
                            het diepploegen, het diepwoelen of het 
                            uitvoeren van ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van 
                            leidingen, alle dieper dan 0,60 meter onder maaiveld, alsmede de aanleg van 
                            drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande 
                            drainage; 
                            b.        
                            het graven, dempen, dan wel verdiepen, 
                            vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels 
                            alsmede het anderszins verlagen van de waterstand; 
                            c.        
                            het aanleggen, verbreden en verharden van 
                            wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte 
                            verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische 
                            bouwvlakken; 
                            d.        
                            het vellen of rooien van bomen, hakhout, 
                            houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood 
                            of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan 
                            bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de 
                            Boswet niet van toepassing is; 
                            e.        
                            beplanting van houtgewas hoger dan 2,50 meter 
                            ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering; 
                            f.        
                            het aanleggen van boomgaarden; 
                            g.        
                            het aanleggen van landschapselementen op 
                            gronden niet behorende bij het agrarische bouwvlak; 
                            met uitzondering van: 
                            a.        
                            het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem; 
                            b.        
                            het scheuren van grasland; 
                            c.        
                            andere werken en werkzaamheden ter 
                            verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, 
                            waaronder tevens de aanleg van wegen en paden alsmede het beheer van de bodem is 
                            begrepen; 
                            d.        
                            andere werken en werkzaamheden welke vanuit het 
                            oogpunt van te beschermen landschappelijke belangen van ondergeschikte betekenis 
                            zijn; 
                            e.        
                            andere werken en werkzaamheden, behorende bij 
                            het normale onderhoud, gebruik en beheer; 
                            f.        
                            het aanleggen van verhardingen ten behoeve van 
                            in- en uitritten; 
                            g.        
                            andere werken en werkzaamheden die op het 
                            moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden 
                            uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning. 
                            3.7.2     
                            Toelaatbaarheid van de werken of werkzaamheden 
                            Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 mag 
                            alleen worden verleend indien door de uitvoering van het andere werk of de 
                            werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te 
                            verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de 
                            waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door 
                            het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. 
                            3.7.3     
                            Advies over omgevingsvergunning 
                            Voor de verlening van de omgevingsvergunning vragen burgemeester 
                            en wethouders schriftelijk advies aan de agrarisch deskundige van de gemeente 
                            Nederlek. Het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de 
                            voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet 
                            onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de 
                            omgevingsvergunning. 
                             
                             
                             
                            Artikel 4  
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                      
                            Functieaanduiding: 
                              
                            B         
                            Bedrijf                                   
                            (b≤2)      bedrijf tot en met categorie 2 
                            (b≤3.1)   
                            bedrijf tot en met categorie 3.1 
                            (b≤3.2)   
                            bedrijf tot en met categorie 3.2 
                            (ga)         
                            garagebedrijf 
                            (nv)        
                            nutsvoorziening 
                            (sb-gb)    
                            specifieke vorm van bedrijf – garagebox 
                            (sb-tb)     
                            specifieke vorm van bedrijf – Transportbedrijf 
                            (sb-z)       
                            specifieke vorm van bedrijf – zonder bebouwing 
                            De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (b≤2): het uitoefenen van 
                            bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van 
                            bedrijfsactiviteiten; 
                            b.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.1): het uitoefenen van 
                            bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van 
                            bedrijfsactiviteiten; 
                            c.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.2): het uitoefenen van 
                            bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van 
                            bedrijfsactiviteiten; 
                            d.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (ga): een garagebedrijf; 
                            e.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (nv): uitsluitend een 
                            nutsvoorziening; 
                            f.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (sb-gb): een garagebox; 
                            g.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (sb-tb): een transportbedrijf; 
                            h.        
                            bestaande bedrijfswoningen; 
                            i.         
                            bijbehorende tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, 
                            groenvoorzie-ningen, nutsvoorzieningen, 
                            waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen. 
                              
                            4.2.1    
                            Bedrijfsgebouwen 
                            Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de 
                            aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage 
                            is aangegeven; 
                            c.        
                            de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 
                            is aangegeven op de planverbeelding; 
                            d.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (sb-z) is geen bebouwing toegestaan. 
                            4.2.2    
                            Bedrijfswoningen
 
                            Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan; 
                            b.        
                            herbouw van bestaande bedrijfswoningen op de huidige locatie is 
                            toegestaan; 
                            c.        
                            de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter; 
                            d.        
                            de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter; 
                            e.        
                            de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter; 
                            f.        
                            de maximale inhoud bedraagt 725 m3. 
                            4.2.3    
                            Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen 
                            Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale goothoogte bedraagt 3 meter; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter; 
                            c.        
                            de minimale afstand tot de voorgevelrooilijn van de woning bedraagt 3 
                            meter; 
                            d.        
                            de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 70 m². 
                            4.2.4    
                            Aan de bedrijfsvoering ondergeschikte kantoren 
                            Voor het bouwen van kantoren gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale gezamenlijke oppervlakte aan kantoren mag niet meer bedragen 
                            dan 30% van het totale bruto bedrijfsoppervlak met een maximum van 500 m2; 
                            b.        
                            de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is 
                            aangegeven op de planverbeelding; 
                            c.        
                            er mag geen sprake zijn van een zelfstandig kantoor. 
                            4.2.5     
                            Bouwwerken geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 
                            meter; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en (licht)masten 
                            bedraagt 8 meter; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 3 meter; 
                            d.        
                            ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding – 1 [sba-1] bedraagt de 
                            maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 7 meter; 
                            e.        
                            zonnecollectoren op gebouwen zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte 
                            maximaal 1,50 meter bedraagt; 
                            f.        
                            de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter; 
                            g.        
                            de maximale bouwhoogte van windturbines en/of windwokkels bedraagt 5 
                            meter. 
                            4.3.1    
                            Strijdig gebruik 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk 
                            geval verstaan het gebruik voor: 
                            a.        
                            geluidzoneringsplichtige inrichtingen; 
                            b.        
                            wonen, met uitzondering van de bedrijfswoningen; 
                            c.        
                            detailhandel, met uitzondering van garagebedrijven; 
                            d.        
                            erotisch getinte bedrijven en prostitutie; 
                            e.        
                            (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de 
                            voorgevelrooilijn; 
                            f.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            g.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                            4.3.2               
                            (Zee)containers 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in 
                            ieder geval gerekend het permanent plaatsen van (zee)containers nadat het 
                            ontwerpplan ter inzage heeft gelegen en waarvoor een omgevingsvergunning in de 
                            zin van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist. 
                              
                            Artikel 5    
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            B-GOS   Bedrijf – Gasontvangstation                
                            (-) 
                              
                            De voor “Bedrijf – Gasontvangstation” aangewezen gronden zijn 
                            bestemd voor een gasontvangstation met de daarbij behorende: 
                            A         
                            ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren; 
                            b.        
                            wegen en paden; 
                            c.        
                            lichtvoorzieningen. 
                            5.2.1    
                            Bedrijfsgebouwen 
                            Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de 
                            aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage 
                            is aangegeven; 
                            c.        
                            de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 
                            4 meter. 
                            5.2.2    
                            Bouwwerken geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 
                            meter; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 4 meter. 
                            5.3.1    
                            Strijdig gebruik 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk 
                            geval verstaan het gebruik voor: 
                            a.        
                            geluidzoneringsplichtige inrichtingen; 
                            b.        
                            wonen; 
                            c.        
                            detailhandel; 
                            d.        
                            erotisch getinte bedrijven en prostitutie; 
                            e.        
                            (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de 
                            voorgevelrooilijn; 
                            f.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            g.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                              
                              
                             
                            Artikel 6  
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            C       
                            Centrum                                           
                            (h≤2)      horeca tot en met categorie 2 
                            De voor “Centrum” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            wonen op de begane grond dan wel op de verdieping; 
                            b.        
                            detailhandel; 
                            c.        
                            bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat 
                            van bedrijfsactiviteiten; 
                            d.        
                            maatschappelijke doeleinden; 
                            e.        
                            cultuur en ontspanning; 
                            f.        
                            dienstverlening; 
                            g.        
                            kantoren; 
                            h.        
                            horeca in de categorieën 1 en 2; 
                            i.         
                            evenemententerrein; 
                            j.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (h≤2): horeca tot en met categorie 
                            2; 
                            met daarbij horende: 
                            k.        
                            wegen en paden; 
                            l.         
                            groenvoorzieningen; 
                            m.       
                            parkeervoorzieningen. 
                            6.2.1    
                            Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            aan- en uitbouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden geplaatst en 
                            dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw; 
                            c.        
                            het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de 
                            aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage 
                            is aangegeven; 
                            d.        
                            de maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt 6 meter mits anders is 
                            aangegeven op de planverbeelding; 
                            e.        
                            de goot- en bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overige 
                            bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste: 
 
                             
                             
                             
                             
                             
                             
                             
                             
                             
                             
                            6.2.2    
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, 
                            met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór 
                            de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien 
                            verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden 
                            en tot maximaal 30 m²; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 3 meter; 
                            d.        
                            de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            perifere detailhandel; 
                            b.        
                            detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000 
                            kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het 
                            Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven 
                            milieubeheer; 
                            c.        
                            verkoop van volumineuze goederen; 
                            d.        
                            verkoop van gevaarlijke stoffen; 
                            e.        
                            verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet; 
                            f.        
                            verkooppunten voor motorbrandstoffen; 
                            g.        
                            erotisch getinte bedrijven en prostitutie; 
                            h.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            i.         
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                              
                            Artikel 7      
                            
                             
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            DH        
                            Detailhandel                                     
                            (-) 
                            De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            detailhandel (in de vorm van een supermarkt en kledingwinkel); 
                            met daarbij horende: 
                            b.        
                            wegen en paden; 
                            c.        
                            groenvoorzieningen; 
                            d.        
                            parkeervoorzieningen; 
                            e.        
                            watergangen en waterpartijen. 
                            7.2.1    
                            Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de 
                            aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage 
                            is aangegeven; 
                            c.        
                            de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is 
                            aangegeven op de planverbeelding; 
                            d.        
                            de minimale afstand tot op de perceelgrens bedraagt 3 meter. 
                            7.2.2    
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, 
                            met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór 
                            de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien 
                            verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden 
                            en tot maximaal 30 m²; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 3 meter; 
                            d.        
                            de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            perifere detailhandel; 
                            b.        
                            detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000 
                            kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het 
                            Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven 
                            milieubeheer; 
                            c.        
                            verkoop van volumineuze goederen; 
                            d.        
                            verkoop van gevaarlijke stoffen; 
                            e.        
                            verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet; 
                            f.        
                            verkooppunten voor motorbrandstoffen. 
                              
                              
                            Artikel 8   
                            
                             
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            GD       Gemengd                                         
                            (-) 
                            De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            detailhandel; 
                            b.        
                            horeca in de categorie 1 en 2; 
                            c.        
                            kantoren; 
                            d.        
                            maatschappelijke doeleinden; 
                            met daarbij horende: 
                            e.        
                            wegen en paden; 
                            f.        
                            groenvoorzieningen; 
                            g.        
                            parkeervoorzieningen; 
                            h.        
                            watergangen en waterpartijen. 
                            8.2.1    
                            Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de 
                            aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage 
                            is aangegeven; 
                            c.        
                            de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is 
                            aangegeven op de planverbeelding; 
                            d.        
                            de minimale afstand tot op de perceelgrens bedraagt 3 meter. 
                            8.2.2    
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, 
                            met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór 
                            de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien 
                            verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden 
                            en tot maximaal 30 m²; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 3 meter. 
                            8.3.1    
                            Detailhandel en kantoren 
                            a.        
                            het bruto vloeroppervlak voor detailhandel activiteiten bedraagt maximaal 
                            20% van het totale bestemmingsvlak; 
                            b.        
                            het bruto vloeroppervlak voor kantoren bedraagt maximaal 20% van het 
                            totale bestemmingsvlak. 
                            8.3.2    
                            Strijdig gebruik 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            c.        
                            perifere detailhandel; 
                            d.        
                            detailhandel in consumentenvuurwerk indien de opslag meer dan 2000 
                            kilogram bedraagt en niet wordt voldaan aan de voorschriften van het 
                            Vuurwerkbesluit alsmede het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven 
                            milieubeheer; 
                            e.        
                            verkoop van volumineuze goederen; 
                            f.        
                            verkoop van gevaarlijke stoffen; 
                            g.        
                            verkoop van artikelen die vallen onder de Opiumwet; 
                            h.        
                            verkooppunten voor motorbrandstoffen. 
                              
                            Artikel 9     
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                            
                                             
                            Functieaanduiding: 
                              
                            GD – BR        
                            Gemengd – Bedrijf en recreatie    
                            (nv) nutsvoorziening 
                            (b≤3.2)   
                            bedrijf tot en met categorie 3.2 
                              
                            De voor “Gemengd – Bedrijf en Recreatie” aangewezen gronden zijn 
                            bestemd voor: 
                            a.        
                            De bestemming “Bedrijf” als bedoeld in artikel 4 van deze regels; 
                            b.        
                            De bestemming “Recreatie” als bedoeld in artikel 15 van deze regels; 
                            c.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (b≤3.2): het uitoefenen van 
                            bedrijfsmatige activiteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van 
                            bedrijfsactiviteiten; 
                            d.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (nv): uitsluitend een 
                            nutsvoorziening. 
                            9.2.1    
                            Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            Bouwregels als bedoeld in artikel 4.2.1 van deze regels; 
                            b.        
                            Bouwregels als bedoeld in artikel 15.2.1 van deze regels. 
                            9.2.2    
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            Bouwregels als bedoeld in artikel 4.2.2 van deze regels; 
                            b.        
                            Bouwregels als bedoeld in artikel 15.2.2 van deze regels. 
                            Voor de 
                            specifieke gebruiksregels zijn de volgende regels van toepassing: 
                              
                            a.        
                            De specifieke gebruiksregels als bedoeld in artikel 4.3 van deze regels; 
                            b.        
                            De specifieke gebruiksregels als bedoeld in artikel 15.3 van deze regels. 
                             
                              
                            Artikel 10   
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                      
                            Functieaanduiding: 
                              
                            G        
                            Groen                                    
                            (sz)          
                            speelvoorziening  
                            (vij)         
                            vijver 
                            De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            groenvoorzieningen; 
                            b.        
                            bermen en beplanting; 
                            c.        
                            voet- en fietspaden; 
                            d.        
                            voorzieningen van algemeen nut; 
                            e.        
                            kunstwerken; 
                            f.        
                            (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en 
                            waterpartijen; 
                            g.        
                            sportactiviteiten; 
                            h.        
                            evenemententerrein; 
                            i.         
                            ter plaatse van de functieaanduiding (sz): een speelterrein met 
                            speelvoorzieningen; 
                            j.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (vij): een vijver. 
                            10.2.1   Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 
                            voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter; 
                            c.        
                            de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 
                            m². 
                              
                            10.2.2   Bouwwerken, 
                            geen gebouwen zijnde: 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter; 
                            b.        
                            overkappingen zijn niet toegestaan; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 5 meter; 
                            d.        
                            de maximale oppervlakte van een speelterrein met speeltoestellen bedraagt 
                            150 m²; 
                            e.        
                            de maximale oppervlakte van een skateterrein bedraagt 150 m². 
                            
                            10.3      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            b.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            c.        
                            ter plaatsen van de functieaanduiding (vij) dient minimaal 2600 m² 
                            oppervlaktewater aanwezig te zijn. 
                             
                            Artikel 11   
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding:
 
                                                                          
 
                            H         
                            Horeca       
                                                                 
                            (dh)        detailhandel           
                            De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            zachte horeca met dien verstande dat deze horeca alleen is toegestaan op 
                            de gronden langs de Burgemeester Roosstraat, de Korte Achterweg, het Kerkplein 
                            en de Voorstraat, alsmede ter plaatse van de aanwezige horeca op het moment van 
                            tervisielegging van dit bestemmingsplan; 
                            b.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandel die ondergeschikt 
                            is aan de horeca-activiteit; 
                            met de daarbij behorende: 
                            c.        
                            terrassen; 
                            d.        
                            wegen en paden; 
                            e.        
                            groenvoorzieningen; 
                            f.        
                            parkeervoorzieningen; 
                            g.        
                            (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en 
                            water-partijen. 
                            11.2.1   Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de 
                            aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage 
                            is aangegeven; 
                            c.        
                            de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is 
                            aangegeven op de planverbeelding; 
                            d.        
                            herbouw van bestaande bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande 
                            dat: 
                            -      de 
                            bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen in één en hetzelfde bouwvlak 
                            zijn gelegen; 
                            -      de inhoud van 
                            de woning tenminste 250 m³ en niet meer dan 750 m³ mag bedragen; 
                            -      de goothoogte 
                            van de woning niet meer dan 6,00 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer 
                            dan 10 meter mag bedragen; 
                            -      de totale 
                            bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen niet meer dan 70 m² mag bedragen, de 
                            goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6 
                            meter mag bedragen. 
                            
                            11.3      Bouwwerken, 
                            geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, 
                            met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór 
                            de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien 
                            verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden 
                            tot maximaal 30 m²; 
                            d.        
                            de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 
                            meter. 
                            
                            11.4      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            11.4.1   Strijdig 
                            gebruik 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            erotisch getinte bedrijven en prostitutie; 
                            b.        
                            detailhandel, met uitzondering van horeca gerelateerde detailhandel; 
                            c.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            d.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                              
                            Artikel 12      
                            
                             
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding:                                            
 
                            K         
                            Kantoor                                           
                            (-) 
                            De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            
                            a.    
                            
                            kantoor, al 
                            dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening, 
                            welke niet meer bedraagt dan maximaal 10% van het bouwvlak met een maximum van 
                            50 m²; 
                            met de daarbij behorende: 
                            b.        
                            wegen en paden; 
                            c.        
                            groenvoorzieningen; 
                            d.        
                            parkeervoorzieningen; 
                            e.        
                            (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en 
                            water-partijen.  
                            12.2.1   Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            binnen en buiten het bouwvlak mogen bijbehorende bouwwerken worden 
                            gebouwd zoals fietsenhokken met een maximale bouwhoogte van 3 meter; 
                            c.        
                            het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de 
                            aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage 
                            is aangegeven; 
                            d.        
                            de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is 
                            aangegeven op de planverbeelding. 
                            12.2.2   
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, 
                            met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór 
                            de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien 
                            verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden 
                            tot maximaal 30 m²; 
                            d.        
                            de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 
                            meter. 
                            
                            12.3      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            erotisch getinte bedrijven en prostitutie; 
                            b.        
                            detailhandel; 
                            c.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            d.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                              
                            Artikel 13     
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding:                                            
 
                            M        
                            Maatschappelijk               
                                              
                            (bp)        begraafplaats 
                            (dh)        
                            detailhandel 
                            (on)        
                            onderwijs 
                            (re)         
                            religie 
                            (zoi)        
                            zorginstelling 
                                                          
 
                            
                            Bouwaanduiding: 
                                                                                                                         
 
                            
                             [gs]           
                            gestapeld 
                            De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, 
                            educatieve en openbare dienstverlening, zoals zwembaden, scholen, bibliotheken 
                            en hulpdiensten; 
                            b.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (bp): uitsluitend een begraafplaats; 
                            c.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandelsactiviteiten die 
                            onder-geschikt zijn aan de maatschappelijke functie; 
                            d.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (on): uitsluitend een gebouw voor 
                            het geven van onderwijs; 
                            e.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (re): uitsluitend een gebouw voor 
                            het uitoefenen van religieuze activiteiten; 
                            f.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (zoi): uitsluitend een 
                            zorginstelling; 
                            met de daarbij behorende: 
                            g.        
                            wegen en paden; 
                            h.        
                            groenvoorzieningen; 
                            i.         
                            speelvoorzieningen; 
                            j.        
                            parkeervoorzieningen; 
                            k.        
                            (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en 
                            waterpartijen. 
                            13.2.1   Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de 
                            aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum bebouwingspercentage 
                            is aangegeven; 
                            c.        
                            de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is 
                            aangegeven op de planverbeelding; 
                            d.        
                            ter plaatse van de bouwaanduiding [gs] is uitsluitend gestapelde 
                            bouw toegelaten. 
                            13.2.2   
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, 
                            met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór 
                            de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien 
                            verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden 
                            tot maximaal 30 m²; 
                            d.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 3 meter. 
                            
                            13.3      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            13.3.1   Strijdig 
                            gebruik 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            erotisch getinte bedrijven en prostitutie; 
                            b.        
                            detailhandel, met uitzondering van horeca gerelateerde detailhandel; 
                            c.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            d.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                              
                            Artikel 14       
                            
                             
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            R         
                            Recreatie                                        
                            (ijs)          ijsbaan 
                            (jh)          
                            jachthaven  
                            (ma)       
                            manege 
                            (sz)          
                            speelvoorziening 
                            (vt)         
                            volkstuin 
                            (zb)         
                            zwembad 
                            De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            het bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen; 
                            b.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (ijs): een ijsbaan; 
                            c.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (jh): een jachthaven; 
                            d.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (ma): een manege; 
                            e.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (sz): een speelterrein met 
                            speelvoor-zieningen; 
                            f.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (vt): volkstuinen; 
                            g.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (zb): een zwembad; 
                            h.        
                            wegen en paden; 
                            i.         
                            groenvoorzieningen; 
                            j.        
                            parkeervoorzieningen; 
                            k         
                            (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en 
                            water-partijen. 
                            14.2.1   Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter; 
                            c.        
                            de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 6 meter; 
                            d.        
                            per volkstuin één tuinhuisje en/of hobbykas van 5m2 per 50m2 
                            volkstuin met een max. van 16.5m2; 
                            e.        
                            de goothoogte van het tuinhuisje en de hobbykas mag maximaal 3 meter 
                            bedragen; 
                            f.        
                            de minimale afstand van de gebouwen tot de perceelgrens bedraagt 3,00 
                            meter, indien niet in de perceelgrens wordt gebouwd; 
                            g.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (ijs) is in het bouwvlak één 
                            recreatiegebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter. 
                            14.2.2   
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, 
                            met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór 
                            de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 3 meter. 
                            
                            14.3      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in 
                            ieder geval gerekend voor het gebruik voor: 
                            a.        
                            (recreatief) nachtverblijf; 
                            b.        
                            niet aan de bestemming gelieerde bewoning; 
                            c.        
                            het plaatsen van onderkomens en of kampeermiddelen; 
                            d.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                             
                            Artikel 15   
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            S         
                            Sport                                              
                            (sph)       sporthal 
                            (spv)        
                            sportveld 
                            (tn)         
                            tennisbaan 
                            (ss-pc)     
                            specifieke vorm van sport – papiercontainer 
                            De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            het uitoefenen van sportactiviteiten; 
                            b.        
                            aan de sportactiviteit ondergeschikte en gerelateerde horecavoorziening 
                            in de vorm van een kantine, met een maximale oppervlakte van 200 m² waarbij 
                            slechts 1 horecavoorziening per bestemmingsvlak aanwezig is en het één 
                            aaneengesloten locatie(pand) betreft; 
                            c.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (sph): een sporthal; 
                            d.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (spv): een sportveld; 
                            e.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (tn): een tennisbaan; 
                            f.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (ss-pc): een papiercontainer; 
                            met daarbij behorende: 
                            g.        
                            wegen, paden en verhardingen; 
                            h.        
                            parkeervoorzieningen; 
                            i.         
                            groenvoorzieningen; 
                            j.        
                            (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en 
                            water-partijen. 
                            15.2.1   Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            het bebouwd oppervlak mag niet meer dan 5% van het bouwvlakbedragen, 
                            tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander 
                            maximum bebouwingspercentage is aangegeven; 
                            c.        
                            de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is 
                            aangegeven op de planverbeelding; 
                            15.2.2   
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            het bebouwd oppervlak mag niet meer dan 5% van bouwvlak bedragen, tenzij 
                            ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” een ander maximum 
                            bebouwingspercentage is aangegeven; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, 
                            met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór 
                            de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van (licht)masten en ballenvangers bedraagt 15 
                            meter; 
                            d.        
                            de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3,50 meter, met dien 
                            verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden 
                            tot maximaal 30 m²; 
                            e.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 3 meter. 
                            
                            15.3      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            erotisch getinte bedrijven en prostitutie; 
                            b.        
                            detailhandel en groothandel; 
                            c.        
                            opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met de 
                            sportbeoefening; 
                            d.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            e.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                             
                            Artikel 16    
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            T         
                            Tuin                                                
                            (-) 
                            De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            
                            a.    
                            
                            het gebruik 
                            van een tuin voor het wonen; 
                              
                            met de 
                            daarbij behorende: 
                              
                            b.        
                            in-, uitritten en parkeerplaatsen; 
                            c.        
                            bouwwerken geen gebouwen zijnde. 
                            16.2.1   
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            overkappingen zijn niet toegestaan; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 2 meter; 
                            c.        
                            bouwhoogte van erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied, bedraagt 1 
                            meter; 
                            d.        
                            bouwhoogte van erfafscheiding elders, bedraagt maximaal 2 meter. 
                            16.2.2   Erker 
                            Voor het bouwen van een erker gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1,50 meter; 
                            b.        
                            de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de 
                            gevel; 
                            c.        
                            de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 meter of 0,25 meter 
                            boven de vloer van de eerste verdieping van de woning met een maximum van 4 
                            meter; 
                            d.        
                            de afstand van de voorzijde van de erker tot de openbare weg bedraagt ten 
                            minste 1,5 meter. 
                            
                            16.3      Specifieke gebruiksregels 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            b.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                              
                             
                            Artikel 17   
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            V         
                            Verkeer                                           
                            (-) 
                            De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; 
                            b.        
                            voet- en rijwielpaden; 
                            c.        
                            parkeervoorzieningen; 
                            d.        
                            groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; 
                            e.        
                            terrassen ten behoeve van een horecavestiging; 
                            f.        
                            straatmeubilair; 
                            g.        
                            voorzieningen van algemeen nut; 
                            h.        
                            kunstwerken; 
                            i.         
                            (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en 
                            waterpartijen; 
                            j.        
                            oeververbindingen (bruggen); 
                            k.        
                            evenemententerrein. 
                            17.2.1   Gebouwen 
                            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van 
                            voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; 
                            b.        
                            de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter; 
                            c.        
                            de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m². 
                            17.2.2   
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de 
                            volgende regels: 
                            a.        
                            de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en 
                            verkeersregulering bedraagt 8 meter; 
                            b.        
                            overkappingen zijn niet toegestaan; 
                            c.        
                            de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 
                            bedraagt 2 meter. 
                            
                            17.3      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            b.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                              
                            Artikel 18    
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            WA       Water                                             
                            (-) 
                            De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en 
                            waterpartijen; 
                            b.        
                            de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing; 
                            c.        
                            het behoud en herstel van natuurwaarden; 
                            d.        
                            groenvoorzieningen; 
                            e.        
                            infiltratievoorzieningen; 
                            f.        
                            kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals 
                            bruggen en duikers. 
                            Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: 
                            a.        
                            op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; 
                            b.        
                            de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 
                            meter. 
                            
                            18.3      Specifieke gebruiksregels 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            b.        
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                             
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            W        
                            Wonen                                            
                            (b)           bedrijf 
                            (b≤2)      
                            bedrijf tot en met categorie 2 
                            (m)          
                            maatschappelijk 
                            (dh)        
                            detailhandel 
                            (e)           
                            erf 
                            (h)           
                            horeca 
                            (k)           
                            kantoor 
                            (sw-gb)    
                            specifieke vorm van wonen – garagebox 
                              
                            
                            Bouwaanduiding: 
                              
                            [aeg]        
                            aaneengebouwd 
                            [gs]           
                            gestapeld 
                            [tae]         
                            twee-aaneen 
                            [vrij]         
                            vrijstaand 
                            De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
                            a.        
                            het wonen; 
                            b.        
                            bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, 
                            nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen; 
                            c.        
                            het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het 
                            wonen; 
                            d.        
                            een bed & breakfast, ondergeschikt aan het wonen; 
                            e.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (b): bedrijfsactiviteiten die aan 
                            het wonen ondergeschikt zijn; 
                            f.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (b≤2): een bedrijf tot maximaal 
                            categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dat aan het wonen 
                            ondergeschikt is; 
                            g.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (dh): detailhandelsactiviteiten die 
                            aan het wonen ondergeschikt zijn; 
                            h.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (e): erfbebouwing aan de voorzijde 
                            van het hoofdgebouw toegestaan; 
                            i.         
                            ter plaatse van de functieaanduiding (h): horeca-activiteiten in de 
                            categorieën 1 en 2 die aan het wonen ondergeschikt zijn; 
                            j.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (k): kantooractiviteiten die aan het 
                            wonen ondergeschikt zijn; 
                            k.        
                            ter plaatse van de functieaanduiding (sw-gb): een garagebox; 
                            l.         
                            ter plaatse van de functieaanduiding (m): maatschappelijke voorzieningen. 
                            Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende 
                            bouwregels: 
                            a.        
                            het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; 
                            b.        
                            aan- en uitbouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden geplaatst en 
                            dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;  
                            c.        
                            ter plaatse van de bouwaanduiding [aeg] moeten de hoofdgebouwen 
                            aaneen zijn gebouwd; 
                            d.        
                            ter plaatse van de bouwaanduiding [gs] is uitsluitend gestapelde 
                            bouw toegelaten; 
                            e.        
                            ter plaatse van de bouwaanduiding [tae] moeten de hoofdgebouwen 
                            twee-aaneen zijn gebouwd; 
                            f.        
                            ter plaatse van de bouwaanduiding [vrij] moeten de hoofdgebouwen 
                            vrijstaand zijn gebouwd; 
                            g.        
                            de maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt 6 meter tenzij anders 
                            is aangegeven op de planverbeelding; 
                            h.        
                            ondergeschikte aan-, uit- of vrijstaande (bij)gebouwen zijn toegestaan, 
                            met dien verstande dat: 
                            -      de breedte van 
                            een aan-, uit- of vrijstaande (bij)gebouwen aan de zijkant van een hoofdgebouw 
                            ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt waarbij geldt: 
 
                              
                              
                              
                              
                              
                              
                             
                            -      in afwijking 
                            van het hiervoor bepaalde bij vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen 
                            waarvan het achtererf ten minste 10 m diep is, de diepte van aan- en uitbouwen 
                            achter het hoofdgebouw ten hoogste de helft van de dipte van het hoofdgebouw 
                            bedraagt; 
                            -      de 
                            gezamenlijke diepte van een aan- of uitbouw aan de zijkant en aan de achterkant 
                            van het hoofdgebouw ten hoogste de diepte van het hoofdgebouw bedraagt; 
                            i.         
                            de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt 
                            ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum zoals opgenomen in de 
                            volgende tabel: 
                              
 
                              
                              
                              
                              
                              
                              
                              
                             
                              
 
                              
                              
                              
                             
                             
                             
                             
                            19.3      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            19.3.1   Aan huis 
                            gebonden beroep 
                            Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw 
                            voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep, zoals bedoeld in onderdeel 
                            20.1 onder c., toegestaan mits  deze uitoefening uitsluitend betreft de 
                            activiteiten als gegeven in Bijlage 2 van deze regels en mits verder aan de 
                            volgende voorwaarden is voldaan: 
                            a.        
                            de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;  
                            b.        
                            het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep 
                            niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een 
                            maximum van 50 m2;  
                            c.        
                            het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de 
                            verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;  
                            d.        
                            geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;  
                            e.        
                            het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;  
                            f.        
                            er geen vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de 
                            Wet milieubeheer en er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel 
                            plaatsvinden. 
                            19.3.2   Bed & 
                            breakfast 
                            Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw 
                            voor de uitoefening van bed & breakfast, zoals bedoeld in onderdeel 20.1 onder 
                            d., toegestaan mits voor dit gebruik maar één kamer van de woning en maximaal 
                            twee bedden per kamer worden beschikbaar gesteld en mits verder wordt voldaan 
                            aan de volgende voorwaarden: 
                            a.        
                            de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; 
                            b.        
                            het gebruik leidt niet tot belemmeringen voor de omliggende functies; 
                            c.        
                            het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de 
                            verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse; 
                            d.        
                            de uitoefening van bed & breakfast gebeurt uitsluitend door de bewoner(s) 
                            van de woning waarin die voorziening is ondergebracht;  
                            e.        
                            de bed & breakfast beschikt over maximaal twee van de drie essentiële 
                            woonvoorzieningen (douche/bad, wc en keuken/keukenblok).  
                            19.3.3   
                            Maatschappelijke voorzieningen 
                            Op de gronden met de functieaanduiding maatschappelijk (m) is 
                            het volgende gebruik toegestaan: 
                             
                            a.        
                            Maatschappelijke voorzieningen op de begane grond van het gebouw; 
                             
                            b.        
                            Een kinderdagverblijf op de verdieping van het gebouw. 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk 
                            geval gerekend het gebruik voor: 
                            a.        
                            het bewonen van vrijstaande bijgebouwen; 
                            b.        
                            permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen 
                            betreft; 
                            c.        
                            consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten; 
                            d.        
                            kamerbewoning; 
                            e.        
                            erotisch getinte bedrijven en prostitutie; 
                            f.        
                            detailhandel, tenzij toegestaan met een daartoe gerichte 
                            functieaanduiding; 
                            g.        
                            horeca, tenzij toegestaan met een daartoe gerichte functieaanduiding; 
                            h.        
                            opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik 
                            onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of 
                            afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond; 
                            i.         
                            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 
                            afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de 
                            bestemming gerichte gebruik van de grond. 
                              
                            
                            19.4      Afwijken van 
                            de gebruiksregels 
                            19.4.1   
                            Mantelzorg 
                            Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van 
                            het bepaalde in 19.3.4 om het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of 
                            bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) toe te staan, 
                            met dien verstande dat: 
                            a.        
                            een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van 
                            mantelzorg; 
                            b.        
                            op het perceel al een woning aanwezig is; 
                            c.        
                            per woning kan worden afgeweken ten behoeve van inwoning voor mantelzorg; 
                            d.        
                            inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend 
                            aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met 
                            de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als 
                            afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de 
                            inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) 
                            onredelijk bezwarend is. Hiervoor is tevens een indicatie van de arts 
                            noodzakelijk; 
                            e.        
                            maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten 
                            behoeve van de inwoning. 
                             
                            Artikel 20   
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Bestemming:                                               
                            Functieaanduiding: 
                              
                            W-U      Wonen – Uit te 
                            werken                       
                            (-) 
                            De voor “Wonen – Uit te werken” aangewezen gronden zijn bestemd 
                            voor: 
                            a.        
                            het wonen; 
                            b.        
                            verkeersvoorzieningen; 
                            c.        
                            water; 
                            d.        
                            groenvoorzieningen; 
                            e.        
                            instandhouding, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden. 
                            Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6, 
                            aanhef en onder b., van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming uit, met 
                            inachtneming van de volgende regels: 
                            a.        
                            in het uitwerkingsplan worden regels gesteld aan de situering en 
                            maatvoering van bij- en hoofdgebouwen; 
                            b.        
                            de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter, 
                            inclusief een eventuele grondophoging; 
                            c.        
                            de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter, 
                            inclusief een eventuele grondophoging; 
                            d.        
                            het maximaal aantal woningen bedraagt 11; 
                            e.        
                            er zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan; 
                            f.        
                            in het uitwerkingsplan worden bouwblokken opgenomen voor de hoofd- en 
                            bijgebouwen; 
                            g.        
                            in het uitwerkingsplan worden regels gesteld aan de situering en 
                            maatvoering van andere bouwwerken; 
                            h.        
                            in het uitwerkingsplan worden regels opgesteld met betrekking tot 
                            verkeers- en groenvoorzieningen alsmede het water en de afstand van de bebouwing 
                            tot het water; 
                            i          
                            door middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit 
                            milieu hygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en 
                            het beoogde gebruik; 
                            j.        
                            er geen overige milieu hygiënische belemmeringen aanwezig zijn; 
                            k.        
                            voor toepassing van de uitwerkingsbevoegdheid dient onderzoek te worden 
                            gedaan naar: 
                            -      ecologie, met 
                            het oog op flora en fauna; 
                            -      archeologie; 
                            l.         
                            er dient te worden voldaan aan de eisen ingevolge de Wet geluidhinder; 
                            m.       
                            door middel van een exploitatieoverzicht dient te zijn aangetoond dat 
                            realisatie van het woongebied financieel haalbaar is. 
                            Indien het uitwerkingsplan van deze bestemming niet in werking 
                            is getreden is bouwen verboden, tenzij het bouwplan in overeenstemming is met 
                            het ontwerp-uitwerkingsplan. 
                            
                            20.4      Afwijken van 
                            de bouwregels 
                            Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning 
                            afwijken van het bepaalde in 19.3.4 om te bouwen in overeenstemming met het 
                            ontwerp van het uitwerkingsplan zoals dat ter inzage is gelegd op grond van 
                            artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht. 
                             
                              
                            Artikel 21    
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Dubbelbestemming:                                      
                            Functieaanduiding: 
                              
                            L-G       Leiding – Gas                                    
                            (-) 
                            De voor “Leiding – Gas” (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve 
                            voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een ondergrondse gasleiding 
                            en de daarbij behorende beschermingszone. 
                            21.2.1   
                            Voorrangsregeling 
                            Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van 
                            de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen 
                            prevaleert de bestemming “Leiding – Gas”. 
                            21.2.2   Algemeen 
                            In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag 
                            niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 
                            21.2.3   Gebouwen 
                            Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 
                            21.2.4   
                            Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 
                            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de 
                            bepaling dat de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter 
                            bedraagt. 
                            
                            21.3      Afwijken van 
                            de bouwregels 
                            Mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt 
                            geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, kan met een 
                            omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 21.2 en toegestaan 
                            worden dat binnen de beschermingszone bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf 
                            schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. 
                            
                            21.4      
                            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of 
                            van werkzaamheden 
                            Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren 
                            van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk 
                            zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande 
                            opsomming: 
                            a.        
                            het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; 
                            b.        
                            het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, 
                            bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; 
                            c.        
                            het aanbrengen van diep wortelende beplantingen en/of bomen; 
                            d.        
                            het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven 
                            van voorwerpen; 
                            e.        
                            diepploegen; 
                            f.        
                            het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de 
                            bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies; 
                            g.        
                            het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van 
                            reeds bestaande watergangen. 
                            Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de 
                            voorwaarden dat: 
                            a.        
                            geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren 
                            van de leiding; 
                            b.        
                            vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende 
                            leidingbeheerder. 
                            c.        
                            het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de 
                            bestemmingsomschrijving van het plan, of krachtens dat plan gestelde eisen, een 
                            beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet 
                            ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit; 
                            d.        
                            voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de 
                            Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is 
                            vereist en deze is verleend indien zulks vereist is; 
                            e.        
                            het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of 
                            krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet 
                            ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als 
                            bedoeld in artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening. 
                            21.4.2   
                            Uitzonderingen 
                            Het verbod als bedoeld in 21.4.1 is niet van toepassing op 
                            werken of werkzaamheden die: 
                            a.        
                            betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 
                            b.        
                            reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van 
                            het plan; 
                            c.        
                            mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 
                              
                             
                            Artikel 22      
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Dubbelbestemming:                                      
                            Functieaanduiding: 
                              
                            
                            L-W      Leiding – Water                                 
                            (-) 
                            De voor “Leiding – Water” (L-W) aangewezen gronden zijn, 
                            behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een ondergrondse 
                            waterleiding en de daarbij behorende beschermingszone. 
                            Op de gronden zoals bedoeld onder 22.1 mogen uitsluitend 
                            bouwwerken in dienst van de waterleiding worden gebouwd. 
                            
                            
                            22.3    Afwijken van de bouwregels 
                            Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning 
                            afwijken van het bepaalde in 20.2 ten behoeve van 
                            het bouwen overeenkomstig de in lid 22.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming of bestemmingen, 
                            indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de 
                            waterleiding en daarover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. 
                            
                            22.4    Omgevingsvergunning voor 
                            het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 
                            22.4.1   Verbod 
                            Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor 
                            het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, 
                            geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de 
                            onderstaande opsomming: 
                            a.        
                            het planten van 
                            diep-wortelende beplantingen of bomen; 
                            b.        
                            
                            heiwerkzaamheden of het op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven; 
                            c.        
                            
                            grondwerkzaamheden; 
                            d.        
                            
                            het aanbrengen van oppervlakteverhardingen. 
                            22.4.2   Uitzonderingen 
                            Het in 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing 
                            op een werk of op werkzaamheden: 
                              
                            a.         in het 
                            kader van het normale beheer en onderhoud; 
                            b.         
                            waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan. 
                              
                            22.4.3   Toelaatbaarheid 
                            De werken of werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1 
                            zijn slechts toelaatbaar indien: 
                            a.        
                            
                            geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van die 
                            leiding niet in gevaar wordt gebracht; 
                            b.        
                            
                            de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht; 
                            c.        
                            
                            hierover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. 
                            22.4.4   Voorwaarden omgevingsvergunning 
                            Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend 
                            als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 
                            a.        
                            burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de 
                            leiding-beheerder; 
                            b.        
                            het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de 
                            voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet 
                            onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de 
                            omgevings-vergunning. 
                              
                              
                            Artikel 23      
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Dubbelbestemming:                                      
                            Functieaanduiding: 
                              
                            
                            WR-A    Waarde – Archeologie                        
                            (-) 
                            De voor “Waarde – Archeologie” (WR-A) aangewezen gronden 
                            zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor 
                            de bescherming van archeologische waarden. 
                            23.2.1   Bouwen 
                            volgens de onderlinge bestemming 
                            Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de 
                            gebruiksregels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits de 
                            archeologische waarde van de gronden daarmee niet wordt aangetast. 
                            
                            23.2.2   Voorwaarden omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten 
                              
                            De omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten kan 
                            slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 
                            a.        
                            burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de 
                            archeologische deskundige van de gemeente Nederlek of een daarvoor door hen in 
                            de plaats gestelde deskundige; 
                            b.        
                            het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de 
                            voorgenomen bouwwerkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet 
                            onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de 
                            omgevings-vergunning. 
                            
                            23.3    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van 
                            werkzaamheden 
                            23.3.1   Verbod 
                            Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor 
                            het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, 
                            geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de 
                            onderstaande opsomming: 
                            a.        
                            grondwerken dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, 
                            afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, 
                            alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren 
                            en het aanleggen van drainage; 
                            b.        
                            het verlagen of verhogen van het waterpeil; 
                            c.        
                            het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden 
                            verwijderd; 
                            d.        
                            het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of 
                            telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties 
                            of apparatuur; 
                            e.        
                            het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, 
                            paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen. 
                              
                            23.3.2   Uitzonderingen 
                            Het in 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing 
                            op een werk of op werkzaamheden: 
                            a.        
                            werken en werkzaamheden indien daardoor de archeologische waarden niet 
                            onevenredig worden of kunnen worden geschaad, wat mede op basis van 
                            archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond; 
                            b.        
                            werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; 
                            c.        
                            werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van 
                            het van kracht worden van het plan; 
                            d.        
                            werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen of daarop 
                            zijn gericht; 
                            e.        
                            werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van 
                            archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden 
                            aanwezig zijn; 
                            f.        
                            het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of 
                            telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties 
                            of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist; 
                            g.        
                            werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds 
                            verleende omgevingsvergunning voor aanleg-activiteiten of een 
                            ontgronding-vergunning. 
                              
                            23.3.     Toelaatbaarheid 
                            De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.3.1 
                            zijn slechts toelaatbaar indien en 
                            voor zover 
                            het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig 
                            wordt benadeeld. 
                              
                            23.3.4   Voorwaarden omgevingsvergunning 
                            Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend 
                            als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 
                            a.        
                            burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de 
                            archeologische deskundige van de gemeente Nederlek of een daarvoor door hen in 
                            de plaats gestelde deskundige; 
                            b.        
                            het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de 
                            voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet 
                            onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de 
                            omgevings-vergunning. 
                              
                            Artikel 24   
                            
                             
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Dubbelbestemming:                                                
                            Functieaanduiding: 
                              
                            
                            W-BD    Waarde – Beschermd
                                  
                                                       
                            (-) 
                            24.1.1   Algemeen 
                            De voor “Waarde – Beschermd dorpsgezicht” (W-BD) 
                            aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), 
                            mede bestemd de bescherming van het beschermd dorpsgezicht in 
                            cultuurhistorische, beeldkwalitatieve, bouwkundige of anderszins ruimtelijke 
                            zin. 
                            24.1.2   Relatie met onderliggende 
                            bestemming(en) 
                            De gronden waarop de dubbelbestemming rust mogen worden gebruikt 
                            volgens de regels van de onderliggende bestemming, mits: 
                            a.        
                            het gebruik van de onderliggende bestemming niet in strijd is met de 
                            hierna gegeven regels van de dubbelbestemming; en 
                            b.        
                            het gebruik van de onderliggende bestemming niet zodanig is dat daarmee 
                            de verwezenlijking van de dubbelbestemming of het gebruik van die 
                            dubbel-bestemming in de toekomst onmogelijk wordt gemaakt, wordt bemoeilijkt of 
                            wordt beperkt. 
                            24.2.1   Bouwen volgens de 
                            dubbelbestemming 
                            Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die 
                            geen gebouwen zijn en die nodig zijn voor het behoud of het herstel van het 
                            beschermd dorpsgezicht en voor het behoud of herstel van het cultuurhistorisch 
                            evenwicht daarin zoals gegeven met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd 
                            dorpsgezicht. 
                              
                              
                            24.2.2   Bouwen volgens de onderliggende 
                            bestemming(en) 
                            Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de regels 
                            van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits het beschermd 
                            dorpsgezicht en het cultuurhistorisch evenwicht daarin daarmee niet worden 
                            aangetast. 
                            24.2.3   Advies over de 
                            omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten 
                            Alvorens omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld 
                            in 24.2.1 of 24.2.2 te verlenen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk 
                            advies in bij de monumenten-commissie van de gemeente Nederlek, welk advies in 
                            het bijzonder betreft: 
                              
                            a.        
                            de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning het belang van 
                            de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad; en  
                            b.        
                            de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen 
                            voorwaarden aan de bouwvergunning. 
                            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te 
                            stellen aan de plaatsing, kapvorm, verschijningsvorm, dakhellingen, lineaire 
                            afmetingen, oppervlaktematen en inhoudsmaten van de gebouwen die volgens de 
                            onderliggende bestemming zijn toegestaan, met als doel dat met die nadere eisen 
                            een zo goed mogelijke uitvoering van het bestemmingsplan wordt gewaarborgd met 
                            het oog op het behoud en het herstel van het beschermd dorpsgezicht en het 
                            behoud of het herstel van het cultuurhistorisch evenwicht daarin, zoals gegeven 
                            met het beeldkwaliteitsplan voor het beschermd dorpsgezicht, en onder de 
                            volgende voorwaarden: 
                            a.        
                            de nader geëiste afmetingen mogen niet meer dan 15% afwijken van de 
                            afmetingen die voor de gebouwen op grond van de onderliggende bestemming zijn 
                            voorgeschreven, dan wel van de bestaande situatie op het tijdstip waarop de 
                            nadere eisen van kracht worden; 
                            b.        
                            alvorens nadere eisen te stellen, winnen burgemeester en wethouders 
                            schriftelijk advies in bij de monumentencommissie van de gemeente Nederlek; 
                            c.        
                            het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de 
                            nadere eisen het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad. 
                            
                            24.4      
                            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of 
                            van werkzaamheden 
                            24.4.1   Verbod 
                            Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor 
                            het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, 
                            geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de 
                            onderstaande opsomming: 
                            a.        
                            het slopen van gebouwen en andere bouwwerken anders dan voor de 
                            effectuering van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten; 
                            b.        
                            het wijzigen en/of herstellen van gevels, ramen, deuren, luiken, 
                            sieronderdelen en/of dakbedekking; 
                            c.        
                            het pleisteren en/of keimen van gevels; 
                            d.        
                            het verwijderen, wijzigen en/of aanleggen van verharding c.q. bestrating 
                            op de als bestemming Wonen aangewezen gronden. 
                            24.4.2   Uitzonderingen 
                            Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van 
                            toepassing op werken of werkzaamheden die: 
                            a.        
                            betrekking hebben op normaal onderhoud en 
                            beheer; 
                            b.        
                            reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de 
                            inwerkingtreding van het plan; 
                            c.        
                            mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds 
                            verleende vergunning. 
                            24.4.3   Voorwaarden omgevingsvergunning 
                            De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend 
                            als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 
                            a.        
                            het werk of de werkzaamheid is niet in strijd met de 
                            bestemmingsomschrijving of de krachtens deze gestelde eisen, met een 
                            beheersverordening, met een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet 
                            ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit; 
                            b.        
                            indien voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de 
                            Monumentenwet 1988, een provinciale monumentenverordening of een gemeentelijke 
                            monumentenverordening is vereist, moet deze zijn verleend indien zulks vereist 
                            is; 
                            c.        
                            het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of 
                            krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet 
                            ruimtelijke ordening of bij of krachtens het Besluit algemene regels ruimtelijke 
                            ordening; 
                            d.        
                            in ieder geval dat het werk of de 
                            werkzaamheid direct of indirect de verstoring van de beeldkwaliteit van het 
                            beschermd dorpsgezicht en de daartoe behorende bouwwerken in cultuurhistorische 
                            of bouwkundige zin tot gevolg heeft, verbinden burgemeester en wethouders aan de
                            omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het werk of 
                            de werkzaamheid de voorwaarde dat: 
                            -      wordt 
                            aangelegd op de wijze die door of vanwege burgemeester en wethouders tijdens het 
                            verrichten van de werken of de werkzaamheden wordt aangegeven; 
                            -      de werken of 
                            werkzaamheden worden begeleid door een door burgemeester en wethouders 
                            aangewezen deskundige op het gebied van monumenten en cultuurhistorische waarden 
                            in het algemeen, aan wiens instructies tijdens het aanleggen gevolg dient te 
                            worden gegeven. 
                            24.4.4   Advies over omgevingsvergunning 
                            Alvorens de omgevingsvergunning te 
                            verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de 
                            monumentencommissie van de gemeente Nederlek, welk advies in het bijzonder 
                            betreft: 
                            a.        
                            de vraag of door het verlenen van de 
                            omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig 
                            wordt geschaad; en 
                            b.        
                            de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen 
                            voorwaarden aan de omgevingsvergunning. 
                            24.4.5   Toelaatbaarheid 
                            De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 
                            zijn slechts toelaatbaar indien en 
                            voor zover 
                            het belang het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, in het 
                            bijzonder de karakteristiek van het dorpsbeeld, hierdoor niet onevenredig wordt 
                            benadeeld. 
                            
                            24.5      Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk 
                            24.5.1   Verbod 
                            Voor het slopen van een bouwwerk is een omgevingsvergunning 
                            vereist die slechts kan worden verleend indien het belang dat met de 
                            dubbelbestemming wordt gediend, in het bijzonder de ruimtelijke karakteristiek 
                            van het dorpsbeeld, hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld. 
                            24.5.2   Voorwaarden omgevingsvergunning 
                            De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend 
                            als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 
                            a.        
                            vooraf schriftelijk advies van de monumentencommissie van de gemeente 
                            Nederlek; 
                            b.        
                            in ieder geval dat het slopen direct of indirect de verstoring van de 
                            beeldkwaliteit van het beschermd dorpsgezicht en de daartoe behorende bouwwerken 
                            in cultuurhistorische of bouwkundige zin tot gevolg hebben, verbinden 
                            burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning 
                            voor het slopen van een bouwwerk de voorwaarde dat: 
                            -      wordt gesloopt 
                            op de wijze die door of vanwege burgemeester en wethouders tijdens het 
                            verrichten van de werken of de werkzaamheden wordt aangegeven; 
                            -      het slopen 
                            worden begeleid door een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige 
                            op het gebied van monumenten en cultuurhistorische waarden in het algemeen, aan 
                            wiens instructies tijdens het aanleggen gevolg dient te worden gegeven. 
                            24.5.3   Advies omgevingsvergunning 
                            Alvorens de omgevingsvergunning te 
                            verlenen winnen burgemeester en  wethouders schriftelijk advies in bij de 
                            monumentencommissie van de gemeente Nederlek, welk advies in het bijzonder 
                            betreft: 
                            a.        
                            de vraag of door het verlenen van de 
                            omgevingsvergunning het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig 
                            wordt geschaad; en 
                            b.        
                            de inhoud, strekking en uitvoerbaarheid van de eventueel te stellen 
                            voorwaarden aan de omgevingsvergunning. 
                              
                            Artikel 25    
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Dubbelbestemming:                                                
                            Functieaanduiding: 
                              
                            
                            WS-SVR Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed                     
                            (-) 
                             
                            De voor 
                            “Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed” (WS-SVR) aangewezen gronden zijn, 
                            behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd
                            voor: 
                            a.        
                            riviergebonden activiteiten; 
                            b.        
                            voor het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater 
                            onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs; 
                            c.        
                            de waterhuishouding; 
                            d.        
                            de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering; 
                            e.        
                            het vergroten van de afvoercapaciteit. 
                            Op de gronden zoals bedoeld in 25.1 mag niet worden gebouwd. 
                            
                            25.3      Afwijken van 
                            de bouwregels 
                            Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het 
                            stroomvoerend vermogen van het gebied, kan het bevoegd gezag, mits gehoord 
                            Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 
                            ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, van 
                            activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming en rivierkundige 
                            bouwwerken van ondergeschikt belang alsmede een eenmalige uitbreiding van ten 
                            hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende 
                            bestemming, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt 
                            verleend indien: 
                              
                            voor riviergebonden bouwwerken: 
                              
                            a.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk 
                            dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; 
                            b.        
                            er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de 
                            afvoercapaciteit; 
                            c.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk 
                            dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering 
                            mogelijk is; 
                            d.        
                            de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen 
                            duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering 
                            van de maatregelen gezekerd zijn; 
                              
                            voor niet- riviergebonden bouwwerken 
                              
                            e.        
                            er sprake is van: 
                            -      een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of 
                            -      een activiteit 
                            die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien 
                            aanvaardbare locatie; of 
                            -      een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het 
                            rivierbed kan worden gerealiseerd; of 
                            -      een 
                            zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grond-gebonden agrarische 
                            bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden 
                            gerealiseerd; 
                            f.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk 
                            dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; 
                            g.        
                            er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de 
                            afvoercapaciteit; 
                            h.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk 
                            dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering 
                            mogelijk is; 
                            i.         
                            er sprake is van: 
                            -      de resterende waterstandseffecten; of 
                            -      de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd; of 
                            -      de rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering 
                            en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn; 
                            -      voor 
                            rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve 
                            van rivierbeheer of verruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 
                            10 % van de bestaande bebouwing; 
                            j.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit 
                            dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; 
                            k.        
                            er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de 
                            afvoercapaciteit; 
                            l.         
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit 
                            dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering 
                            mogelijk is. 
                              
                            
                            25.4      Specifieke 
                            gebruiksregels 
                            Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk 
                            geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden 
                            activiteiten. 
                            
                            25.5      Afwijken van 
                            de gebruiksregels 
                            Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het 
                            stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord 
                            Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.4 
                            ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, mede 
                            conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een 
                            omgevingsvergunning wordt verleend indien: 
                              
                            voor riviergebonden activeiten: 
                              
                            a.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit 
                            dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; 
                            b.        
                            er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de 
                            afvoercapaciteit; 
                            c.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit 
                            dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering 
                            mogelijk is; 
                            d.        
                            de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen 
                            duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering 
                            van de maatregelen gezekerd zijn; 
                              
                            voor niet- riviergebonden activiteiten: 
                              
                            e.        
                            er sprake is van: 
                            -         
                            een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of 
                            -         
                            een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een 
                            rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of 
                            -         
                            een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het 
                            rivierbed kan worden gerealiseerd; of 
                            -         
                            een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden 
                            agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed 
                            kan worden gerealiseerd; 
                            f.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit 
                            dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; 
                            g.        
                            er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de 
                            afvoercapaciteit; 
                            h.        
                            er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit 
                            dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering 
                            mogelijk is; 
                            i.         
                            er sprake is van: 
                            -      de resterende 
                            waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden 
                            gecompenseerd; of 
                            -      de 
                            rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en de 
                            tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. 
                              
                              
                            Artikel 26       
                            
                            AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING: 
                            Dubbelbestemming:                                      
                            Functieaanduiding: 
                              
                            
                            WS-WK Waterstaat – Waterkering                   
                            (-) 
                            De voor “Waterstaat – Waterkering” (WS-WK) aangewezen 
                            gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede 
                            bestemd voor de inrichting en het onderhoud van 
                            waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering. 
                            26.2.1   Bouwen 
                            volgens onderliggende bestemming 
                            Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd in dienst van het 
                            in onderdeel 26.1 genoemde doel en onder de volgende voorwaarden: 
                            a.        
                            de bebouwing mag niet strijdig zijn met de 
                            belangen van de waterkering; 
                            b.        
                            de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter 
                            bedragen. 
                            26.2.2   
                            Voorwaarden omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten 
                              
                            De omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten kan 
                            slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 
                            a.        
                            burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de 
                            water-beheerder; 
                            b.        
                            het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de 
                            voorgenomen bouwwerkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet 
                            onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de 
                            omgevings-vergunning. 
                            
                            26.3    Omgevingsvergunning voor 
                            het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 
                            26.3.1   Verbod 
                            Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor 
                            het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, 
                            geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de 
                            onderstaande opsomming: 
                            a.        
                            het ontginnen, het bodem verlagen, het 
                            afgraven, het ophogen en/of het egaliseren van de gronden; 
                            b.        
                            het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; 
                            c.        
                            het verwijderen of verstoren van de natuurlijke 
                            vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties; 
                            d.        
                            het aanleggen van waterlopen of het vergraven, 
                            verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen; 
                            e.        
                            het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse 
                            transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende 
                            constructies, installaties of apparatuur; 
                            f.        
                            het vellen, rooien of beschadigen van 
                            houtgewassen; 
                            g.        
                            het verrichten van exploratieboringen en andere 
                            onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen 
                            ten behoeve van de drinkwaterwinning; 
                            h.        
                            het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of 
                            houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage 
                            leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid; 
                            i.         
                            het aanleggen of aanbrengen van 
                            oeverbeschoeiingen en kaden; 
                            j.        
                            het bestrooien of bespuiten van gronden met 
                            chemische bestrijdingsmiddelen; 
                            k.        
                            werken met, of hebben van overdruk (10 bar of meer); 
                            l.         
                            explosieven tot ontploffing te brengen inclusief het verrichten van 
                            seismisch onderzoek of de grond op welke wijze dan ook in trilling te brengen; 
                            
                            m.      
                            uitvoeren 
                            van heiwerkzaamheden of anderzijds het indrijven van voorwerpen. 
                              
                            26.3.2   Uitzonderingen 
                            Het in 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing 
                            op een werk of op werkzaamheden: 
                            a.        
                            normaal onderhoud en beheer, alsmede werken en 
                            werkzaamheden tot herstel van voor de waterkeringsfunctie ongewenste 
                            veranderingen; 
                            b.        
                            werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering 
                            zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; 
                            c.        
                            werken of werkzaamheden die mogen worden 
                            uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 
                            d.        
                            het onderhoud en herstel dan wel aanpassen van 
                            bestaande oeverbeschoeiingen; 
                            e.        
                            strekken tot behoud of tot herstel van de 
                            landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden. 
                            
                              
                            26.3.3   Toelaatbaarheid 
                            De werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.3.1 
                            zijn slechts toelaatbaar indien en 
                            voor zover 
                            het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig 
                            wordt benadeeld. 
                              
                            26.3.4   Voorwaarden omgevingsvergunning 
                            Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend 
                            als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 
                            a.        
                            burgemeester en wethouders vragen vooraf schriftelijk advies aan de 
                            water-beheerder; 
                            b.        
                            het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de 
                            voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de dubbelbestemming niet 
                            onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel te stellen voorwaarden aan de 
                            omgevings-vergunning. 
                              
                            
                            Artikel 27    
                            Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van 
                            een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft 
                            bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. 
                              
                            Artikel 28      
                            
                             
                            
                            
                            28.1    Algemene bepaling voor 
                            ondergronds bouwen 
                            28.1.1   Ondergrondse werken 
                            Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken 
                            zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in deze regels opgenomen 
                            afwijkingen, geen beperkingen. 
                            28.1.2   Ondergrondse bouwwerken 
                            Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in 
                            deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels: 
                            a.        
                            de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 
                            3,30 meter onder peil; 
                            b.        
                            ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, 
                            met uitzondering van rioolwaterbuffers en grafkelders die ook buiten het 
                            bouwvlak mogen worden opgericht; 
                            c.        
                            zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn 
                            ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtneming van het gestelde 
                            onder b. en c.; 
                            d.        
                            in aanvulling op het bepaalde onder a. en b. wordt maximaal 1 
                            niet-overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden: 
                            -      het zwembad 
                            dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een 
                            afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelgrens; 
                            -      het zwembad 
                            mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als bedoeld in 19.2 
                            in acht wordt genomen; 
                            -      het zwembad 
                            mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut; 
                            
                            e.        
                            bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels 
                            geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen 
                            oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in 
                            aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande 
                            bebouwing bevinden. 
                            
                              
                            28.1.3   Afwijken van de bouwregels 
                            Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van 
                            het bepaalde in 28.1.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een 
                            ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,60 meter onder peil en onder de 
                            voorwaarde dat: 
                            a.        
                            de waterhuishouding niet wordt verstoord; 
                            b.        
                            de waterwinningen en de grondwaterbescherming niet wordt verstoord; 
                            c.        
                            geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden. 
                            Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen 
                            worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, 
                            gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, 
                            luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, 
                            mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter 
                            bedraagt. 
                            
                            
                            28.3    Algemene bepaling over 
                            bestaande afstanden en andere maten 
                            28.3.1   Maximale maatvoering 
                            In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, 
                            aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met 
                            inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen 
                            omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het 
                            plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is 
                            voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden 
                            aangehouden. 
                              
                            28.3.2   Minimale maatvoering 
                            In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, 
                            aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met 
                            inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen 
                            omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het 
                            plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is 
                            voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden 
                            aangehouden. 
                              
                            28.3.3   Heroprichting 
                            In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 
                            onderdelen 28.3.1 en 28.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op 
                            dezelfde plaats. 
                             
                              
                            Artikel 29  
                            
                            29.1      
                            Gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” 
                            29.1.1   
                            Omschrijving van de gebiedsaanduiding 
                            De gronden met de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” 
                            zijn gronden voor de bescherming van geluidgevoelige objecten tegen hoge 
                            geluidsbelasting als gevolg van industrielawaai. 
                            Op de gronden bedoeld in 29.1.1 mogen geen geluidgevoelige 
                            objecten worden gebouwd. 
                            29.1.3   Afwijken 
                            van de bouwregels 
                            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een 
                            omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 29.1.2 voor het toestaan 
                            van nieuwe geluidgevoelige objecten, met dien verstande dat: 
                            a.        
                            middels onderzoek is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt 
                            gedaan aan geluidbelasting op de gevel; 
                            b.        
                            de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze 
                            geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende 
                            voorkeurs-grenswaarde; 
                            c.        
                            door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde is verleend. 
                            
                            29.2      
                            Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 1” 
                            29.2.1   
                            Omschrijving van de gebiedsaanduiding 
                            De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone – 
                            grondwaterbeschermingsgebied 1” zijn gronden voor de bescherming van het 
                            grondwater uit oogpunt van drinkwaterwinning, die de beschermingszone 
                            “grondwaterbeschermingsgebied” vormen als bedoeld in de Provinciale 
                            Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland. 
                            29.2.2   
                            Gebruiksregels 
                            De gronden bedoeld in 29.2.1 mogen niet worden gebruikt in 
                            strijd met de Provinciale Milieuverordening, waarin de bepalingen omtrent: 
                            a.        
                            buisleidingen; 
                            b.        
                            licht verontreinigde grond; 
                            c.        
                            verhardingen en gebouwen; 
                            d.        
                            boorputten en boringen; 
                            e.        
                            grond- en funderingswerken en constructies; 
                            f.        
                            vloeistofinjectie; 
                            g.        
                            warmte- en koudeopslag; 
                            h.        
                            begraafplaatsen en uitstrooivelden; 
                            i.         
                            bestrijdingsmiddelen; 
                            j.        
                            zuiveringsslib; 
                            k.        
                            meststoffen, niet zijnde kunstmeststoffen, dierlijke meststoffen, 
                            compost, zui-veringsslib of zwarte grond; 
                            tenzij de 
                            handelingen op grond van ontheffing van de bepalingen van de Provinciale 
                            Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland zijn toegestaan. 
                            
                            29.3      
                            Gebiedsaanduiding “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied 2” 
                            29.3.1   
                            Omschrijving van de gebiedsaanduiding 
                            De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone – 
                            grondwaterbeschermingsgebied 2” zijn gronden voor de bescherming van het 
                            grondwater uit oogpunt van drinkwaterwinning, die de beschermingszone 
                            “boringsvrije zone” vormen als bedoeld in de Provinciale Milieu-verordening van 
                            de provincie Zuid-Holland. 
                            29.3.2   
                            Gebruiksregels 
                            De gronden bedoeld in 29.3.1 mogen niet worden gebruikt: 
                            
                            a.         voor het roeren van de grond dieper dan 2,50 meter onder het maaiveld 
                            en 
                            b.        
                            voor alle andere handelingen die de afdekkende laag van het watervoerende 
                            pakket kunnen beschadigen, 
                            tenzij de 
                            handelingen nodig zijn voor het grondwaterbeheer of de handelingen op grond van 
                            ontheffing van de bepalingen van de Provinciale Milieuverordening van de 
                            provincie Zuid-Holland zijn toegestaan. 
                            
                            29.4      
                            Gebiedsaanduiding “milieuzone – waterwingebied” 
                            29.4.1   
                            Omschrijving van de gebiedsaanduiding 
                            De gronden met de gebiedsaanduiding “milieuzone – 
                            waterwingebied” zijn gronden voor de bescherming van het grondwater uit oogpunt 
                            van drinkwaterwinning, die de beschermingszone “waterwingebied” vormen als 
                            bedoeld in de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland. 
                            29.4.2   
                            Gebruiksregels 
                            De gronden bedoeld in 29.4.1 mogen uitsluitend worden gebruikt 
                            voor: 
                            a.        
                            het exploiteren van grondwater; 
                            b.        
                            het beschermen van grondwater. 
                            c.        
                            recreatief medegebruik; 
                            d.        
                            natuur. 
                            Artikel 30 
                            
                            
                            30.1      Afwijken van 
                            de regels voor kleine bouwwerken 
                            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij 
                            omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan voor: 
                            a.        
                            het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een 
                            goothoogte van maximaal 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor 
                            andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van 
                            deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals: 
                            transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en 
                            meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor 
                            verkeersdiensten; 
                            b.        
                            het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen 
                            zijn, welke om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk 
                            zijn, zoals: duikers en keermuren met een bouwhoogte van maximaal 6 meter; 
                            c.        
                            geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van 
                            de ligging en de vorm van de bestemmingsvlakken indien bij de definitieve 
                            uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het 
                            terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan 
                            wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 meter mogen 
                            bedragen; 
                            d.        
                            afwijkingen van het plan teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk 
                            te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de 
                            verkaveling of de situering blijkt, dat aanpassing van het plan noodzakelijk zou 
                            zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het 
                            plan niet wordt aangetast; 
                            e.        
                            overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor 
                            een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van 
                            bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke 
                            toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter 
                            bedragen; 
                            f.        
                            het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van 
                            zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), 
                            riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en 
                            reclameborden. 
                            
                            30.2      Voorwaarden 
                            aan omgevingsvergunning 
                            Bij omgevingsvergunning mag van de regels van het plan worden 
                            afgeweken in de gevallen als genoemd in onderdeel 30.1 mits hiermee geen 
                            onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, 
                            zoals bepaald in dit plan, van aangrenzende gronden en bouwwerken. 
                              
                            Artikel 31   
                            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen 
                            bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: 
                            a.        
                            overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van 
                            wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, 
                            indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De 
                            overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak 
                            mag met niet meer dan 10% worden vergroot; 
                            b.        
                            het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij 
                            verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke 
                            regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden 
                            gewijzigd. 
                             
                            Artikel 32  
                            Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die gebaseerd is 
                            op dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen 
                            omgevingsrecht van toepassing. 
                            Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel 
                            uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als 
                            bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing. 
                            Bij het voldoen aan de uitwerkingsplicht, die onderdeel uitmaakt 
                            van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in 
                            de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing. 
                            Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere 
                            eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden naar analogie 
                            de wettelijke regels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht 
                            toegepast, behoudens dat: 
                            a.        
                            een ieder een zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren kan 
                            brengen, een en ander in afwijking van de analoge toepassing van artikel 3:15, 
                            lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht; 
                            b.        
                            de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen 
                            van adviezen, als bedoeld in Afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht, zes 
                            weken bedraagt. 
                            
                            Artikel 33   
                            
                            
                            33.1    Overgangsrecht bouwwerken 
                            
                            33.1.1   Geoorloofd afwijkend bouwen 
                            Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het 
                            plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een 
                            omgevingsvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard 
                            en omvang niet wordt vergroot, 
                            a.        
                            gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 
                            b.        
                            na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd 
                            of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 
                            twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 
                            33.1.2   Reeds afwijkend bouwen volgens 
                            voorheen geldend bestemmingsplan 
                            Onderdeel 
                            33.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het 
                            tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning 
                            en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de 
                            overgangsbepaling van dat bestemmingsplan. 
                            
                            
                            33.2    Afwijken van het 
                            overgangsrecht bouwen 
                            33.2.1   Afwijkingsbevoegdheid voor 
                            vergroting van inhoud bouwwerken 
                            Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het 
                            bepaalde in 33.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de 
                            inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onderdeel 33.1.1 met maximaal 10 %. 
                            
                            33.3.1   Geoorloofd afwijkend gebruik 
                            Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip 
                            van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden 
                            voortgezet. 
                              
                            Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld 
                            onder 33.3.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan 
                            strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang 
                            wordt verkleind. 
                            33.3.3   Onderbreking van afwijkend 
                            gebruik 
                            Indien het gebruik, bedoeld onder 33.3.1, na het tijdstip van 
                            inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt 
                            onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten 
                            hervatten. 
                            
                            33.3.4   Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan 
                            Onderdeel 33.3.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds 
                            in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de 
                            overgangsregels van dat bestemmingsplan. 
                              
                            Artikel 34
                            
                             
                            
                            34.1      Vervangen 
                            bestemmingsplannen 
                            Dit plan vervangt deels de volgende bestemmingsplannen op de dag 
                            dat het plan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet 
                            ruimtelijke ordening: 
                            
                            a.         het bestemmingsplan “Kerkweg-Noord (Lekkerkerk)”, zoals 
                            vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Lekkerkerk op 23 september 
                            1980 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 18 
                            augustus 1981; 
                            
                            b.        
                            het bestemmingsplan “Krimpen aan de Lek - Dorp 1981”, zoals vastgesteld 
                            door de raad van de voormalige gemeente Krimpen aan de Lek op 4 november 1982 en 
                            gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland 
                            op 13 december 1983, alsmede: 
                            
                            -      het 
                            uitwerkingsplan “Tuinstraat” zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders 
                            van de gemeente Nederlek op 25 februari 1997; 
                            
                            -      de eerste 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 5 februari 
                            1991 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 1 
                            oktober 1991; 
                            
                            -      de tweede 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 21 
                            september 1993 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van de 
                            provincie Zuid-Holland op 8 februari 1994; 
                            
                            -      de derde 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente 8 juli 1997 en 
                            goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 31 oktober 
                            1997; 
                            
                            c.        
                            het bestemmingsplan “Tiendhoek I (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld door de 
                            raad van de voormalige gemeente Lekkerkerk op 20 november 1984 en goedgekeurd 
                            door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 14 januari 1986, 
                            alsmede: 
                            
                            -      de eerste 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 9 
                            september 1986 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie 
                            Zuid-Holland op 6 januari 1987; 
                            
                            -      de tweede 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 6 februari 
                            1990 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 5 
                            juni 1990; 
                            
                            -      de derde 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 6 juli 
                            1993 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op30 november 
                            1993; 
                            
                            -      de vierde 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 28 juni 
                            1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 25 
                            oktober 1994; 
                            
                            d.        
                            het bestemmingsplan “Lekkerkerk-Dorp”, zoals vastgesteld door de raad van 
                            de gemeente Nederlek op 18 december 1990 en goedgekeurd door gedeputeerde staten 
                            van de provincie Zuid-Holland op 23 juli 1991, alsmede: 
                            
                            -      het 
                            wijzigingsplan “Emmastraat” zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders 
                            van de gemeente Nederlek op 26 augustus 1997 en goedgekeurd door gedeputeerde 
                            staten van de provincie Zuid-Holland op 18 november 1997; 
                            
                            -      de eerste 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 7 juni 
                            1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 4 
                            oktober 1994; 
                            
                            -      de tweede 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 15 maart 
                            1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 12 
                            juli 1994; 
                            
                            e.        
                            het bestemmingsplan “Tiendweg-Noord 1991 (Krimpen aan de Lek)”, zoals 
                            vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek  op 2 juni 1992 en deels 
                            goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 19 januari 
                            1993, alsmede: 
                            
                            -      de eerste 
                            herziening zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 30 januari 
                            1996 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 28 
                            mei 1996; 
                            
                            f.        
                            het bestemmingsplan “Tiendweg-Noordoost (Krimpen aan de Lek)”, zoals 
                            vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 15 maart 1994 en 
                            goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 12 juli 
                            1994; 
                            
                            g.        
                            het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Tiendweg (Krimpen aan de Lek)”, 
                            zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 17 maart 1998 en 
                            goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 21 juli 
                            1998; 
                            
                            h.        
                            het bestemmingsplan “Van Zoestterrein (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld 
                            door de raad van de gemeente Nederlek op 4 september 1999 en goedgekeurd door 
                            gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 27 januari 2000; 
                            
                            i.         
                            het bestemmingsplan “Westersteeg 8 (Lekkerkerk)”, zoals vastgesteld door 
                            de raad van de gemeente Nederlek op 16 mei 2000 en goedgekeurd door gedeputeerde 
                            staten van de provincie Zuid-Holland op 12 september 2000; 
                            
                            j.        
                            het bestemmingsplan “Centrum Lekkerkerk”, zoals vastgesteld door de raad 
                            van de gemeente Nederlek op 26 september 2006 en deels goedgekeurd door 
                            gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 24 april 2007; 
                            
                            k.        
                            het bestemmingsplan “Tiendhoek II (Lekkerkerk)”, zoals door de raad van 
                            de gemeente Nederlek op 24 juni 2008 is vastgesteld en goedgekeurd door 
                            gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland op 15 september 2008; 
                            
                            l.         
                            het bestemmingsplan “Binnenterrein Krimpen aan de Lek”, zoals door de 
                            raad van de gemeente Nederlek op 
                            21 april
                            2009 is vastgesteld onder 
                            planidentificatienummer NL.IMRO.0643.; 
                            
                            m.       
                            het bestemmingsplan “Prins van Oranje”, zoals door de raad van de 
                            gemeente Nederlek op 15 december2009 is vastgesteld onder 
                            planidentificatienummer NL.IMRO.0643.; 
                            
                            n.        
                            het projectbesluit “Onder de Waal 34”, zoals door het college van de 
                            gemeente Nederlek op 16 juni 2009 is vastgesteld onder planidentificatienummer 
                            NL.IMRO.1641.BPL011-; 
                            
                            o.        
                            het bestemmingsplan “Centrum Krimpen aan de Lek”, zoals door de raad van 
                            de gemeente Nederlek op 29 juni 2010 is vastgesteld onder 
                            planidentificatienummer NL.IMRO.0643.BP0912DK002-VG01; 
                            
                            p.        
                            het projectbesluit “Kerkweg 80” (Lekkerkerk), zoals door burgemeester en 
                            wethouders van de gemeente Nederlek op 3 augustus 2010 is vastgesteld onder 
                            planidentificatienummer NL.IMRO.0643.PB1011DK003-VG01; 
                            
                            q.        
                            het projectbesluit “Garageboxen Rijsdijk 17” (Krimpen aan de Lek)”, zoals 
                            door burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek op 13 oktober 2010 is 
                            vastgesteld onder planidentificatienummer NL.IMRO.0643.PB1012DK003-vg01; 
                             
                            
                            r.        
                            het bestemmingsplan “Tiendweg-West 6 woningen” (Lekkerkerk), zoals door 
                            de raad van de gemeente Nederlek op22 maart 2011
                            is vastgesteld onder planidentificatienummer 
                            NL.IMRO.0643.BP1011DL002-ON01. 
                            Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 
                            bestemmingsplan “Dorpskernen”. 
                              | ||||||||||||||||||||||