Plan: | De Geer |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001 |
Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
In 2010 is ter plaatse van de ontwikkelingslocatie een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd (Geofox-Lexmond, december 2010). Bij de veldwerkzaamheden van dit onderzoek zijn in de bodem zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Wel zijn er plaatselijk op het maaiveld en als beschoeiing van de watergangen platen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de waterbodem zijn zintuiglijk geen afwijkingen of bodemvreemde bijmengingen waargenomen. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten cadmium, kobalt, kwik, lood, nikkel, zink, PAK en PCB's aangetoond. De ondergrond is lokaal licht verontreinigd met kobalt, molybdeen en/of nikkel. In het grondwater is barium aangetoond boven de streefwaarde. Ook is het mogelijk dat de concentratie naftaleen in het grondwater iets hoger is dan normaal. Aangezien er maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond is er conform de Wet bodembescherming geen aanleiding om nader onderzoek uit te voeren.
Met betrekking tot de vrijkomende grond ter plaatse van de te ontgraven watergangen kan worden geconcludeerd dat deze grond licht verontreinigd is. De verontreinigingen zijn echter dusdanig gering dat de vrijkomende grond vrij toepasbaar is.
De kwaliteit van de vrijkomende waterbodem varieert van 'Achtergrondwaarde' tot klasse 'A' en 'B'. De ontvangende bodem onder de waterbodem is indicatief beoordeeld als klasse 'Wonen' en plaatselijk als 'Achtergrondwaarde'.
Met betrekking tot de asbestverdachte materialen op maaiveld en als beschoeiing van de watergangen wordt aanbevolen deze voorafgaand aan de ontwikkeling te verwijderen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmeringen oplevert voor de uitvoering van het bestemmingsplan, wel wordt aanbevolen de asbestverdachte materialen te verwijderen.