Plan: | Heerjansdam en bedrijventerrein Gors |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0642.17bp16heerjansdam-2001 |
De gemeente Zwijndrecht streeft naar actuele en zoveel mogelijk eenduidige bestemmingsplannen voor het grondgebied binnen haar gemeente. Daarom heeft de gemeente besloten om haar bestemmingsplannen gefaseerd te herzien. Het bestemmingsplan van het dorp Heerjansdam en bedrijventerrein Gors dateert uit 2014, maar bevat een aantal onvolkomenheden en sluit in een aantal opzichten niet goed aan op de overige recente bestemmingsplannen binnen de gemeente. Daarom is het wenselijk om het bestemmingsplan op enkele punten te verbeteren en heeft de gemeente besloten om dit bestemmingsplan te herzien. Er wordt ingezet op het borgen van het maximum aantal woningen, het opnemen van correcte maximum goot- en bouwhoogten, een duidelijke begrenzing van de bouw- en bestemmingsvlakken en zoveel mogelijk eenduidigheid met andere actuele bestemmingsplannen in de gemeente Zwijndrecht. De herziening van het bestemmingsplan biedt tevens de mogelijkheid om de juridisch-planologische situatie te actualiseren. Dit betekent, dat verleende omgevingsvergunningen in afwijking van het huidige bestemmingsplannen en enkele partiële herzieningen van het bestemmingsplan, worden opgenomen in deze bestemmingsplanherziening. Op die manier wordt een nieuw, gebiedsdekkend juridisch-planologisch kader geboden.
Bij het geheel van bestemmingsplannen wordt gestreefd naar samenhangende, actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen. Dit bestemmingsplan bevat een heldere regeling die afgestemd is op de meest recente eisen van alle betrokken beleidsdisciplines.
In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen. Wanneer de gemeente of een particuliere initiatiefnemer binnen het plangebied een ontwikkeling tot stand wil brengen die niet past in het plan, zal dit via een afzonderlijke ruimtelijke procedure moeten plaatsvinden. Hierbij wordt op dat moment 'maatwerkgericht' beoordeeld of het ruimtelijke initiatief wel of niet ter plaatse kan worden ingepast.
Het plangebied omvat de bebouwde kom van het dorp Heerjansdam, alsmede het bedrijventerrein Gors, dat ten zuiden van het dorp gelegen is. Heerjansdam is een dorp met circa 3.600 inwoners en ligt centraal in het landelijke gebied van het oostelijke deel van het eiland IJsselmonde. Op 1 januari 2003 is de voormalige gemeente Heerjansdam opgegaan in de gemeente Zwijndrecht. Het dorp ligt op korte afstand ten oosten van Barendrecht en ten westen van Zwijndrecht. Het is omgeven door een groen polderlandschap met dijken en waterstructuren en heeft daardoor een rustig en landelijk karakter met (dag)recreatieve potenties. De ligging te midden van het stedelijk gebied maakt het dorp tot een 'groene oase' in het gebied van de Drechtsteden. Waar de andere steden in de regio allen gesitueerd zijn aan de rivier, heeft Heerjansdam geen directe ruimtelijke relatie meer met de rivieren. De Oude Maas stroomt ten zuiden van het dorp, maar door de afstand (ca. 400-500 meter) en het tussenliggende industrieterrein ontbreekt een ruimtelijke relatie en oriëntatie. Wel is het dorp gedeeltelijk georiënteerd op de Waal ten noordwesten van het dorp, maar deze waterarm functioneert inmiddels niet meer als rivier.
Een belangrijke verbinding tussen Heerjansdam en Zwijndrecht is de Lindtsedijk, die door het landschap slingert. Verder worden Zwijndrecht en Heerjansdam met elkaar verbonden via de ten noorden van de spoorweg gelegen Langeweg en via de Lindeweg die tussen de Devel en de Lindtsedijk is gelegen. De verbinding tussen Heerjansdam en Barendrecht loopt via de Noldijk en de Achterzeedijk.
Het bestemmingsplangebied 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' wordt globaal als volgt begrensd:
Niet tot het plangebied behoort het terrein bij het voormalige gemeentehuis aan de Dorpsstraat 33. Hiervoor is een afzonderlijke herziening van het bestemmingsplan in procedure.
Op navolgende kaart en luchtfoto is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
![]() |
Ligging Heerjansdam in de omgeving (bron: Bing Maps) |
![]() |
Globale begrenzing plangebied (bron: Bing Maps |
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt de vigerende regelingen uit het bestemmingsplan 'Heerjansdam-Gors' uit 2014. Dit bestemmingsplan geldt momenteel in verreweg het grootste deel van het plangebied. Daarnaast gelden de volgende bestemmingsplannen in het plangebied:
Binnen het gehele plangebied is ook het (facet)bestemmingsplan 'Partiële herziening verbod voor de winning van schaliegas en schalie-olie, gemeente Zwijndrecht' (vastgesteld 31 maart 2015) van toepassing.
Naast het voorgaande zijn na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Heerjansdam-Gors' enkele omgevingsvergunningen verleend, waarbij is afgeweken van het bestemmingsplan. Het gaat om de volgende locaties:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond op basis van de diverse relevante sectorale aspecten. Hoofdstuk 5 vormt de juridische opzet van het bestemmingsplan waarbij ingegaan wordt op de regeling. De toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 6, waarin de resultaten uit de gevolgde procedure aan de orde komen.
Dit bestemmingsplan heeft een overwegend beheersgericht karakter. Er worden in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Paragraaf 2.2 beschrijft de ruimtelijke structuur van Heerjansdam en de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken. Daarna komt in paragraaf 2.3 de functionele structuur aanbod en in paragraaf 2.4 wordt ingegaan op de wijze waarop de bestaande situatie wordt beheerd. In paragraaf 2.5 wordt ingegaan op ontwikkelingen, die in deze bestemmingsplanherziening zijn verwerkt.
Het dorp Heerjansdam is ontstaan ter plaatse van de afdamming van de vroegere zijrivier van de Oude Maas: de Waal. Van oorsprong was de bebouwing voornamelijk langs de dijk, de huidige Dorpsstraat, gelegen. Deze dijk vormde vroeger de hoofdwaterkering voor de Oude Maas. Geleidelijk is het dorp met name in oostelijke en noordelijke richting uitgebreid. Aan de zuidzijde van de Dorpsstraat ligt het bedrijventerrein Gors. Dit bedrijventerrein scheidt de kern af van de Oude Maas. Van oorsprong ligt dit bedrijventerrein aan de haven van Heerjansdam. Door de aanleg van de nieuwe hoofdwaterkering in de zeventiger jaren werd de haven van de Oude Maas afgesneden.
De bebouwing is voornamelijk aan de noordzijde van de voormalige buitendijk gelegen, dan wel onderlangs deze zijde van de dijk. Eind jaren '80 is aan de zuidzijde van de Dorpsstraat, in de polder het Buitenland, een begin gemaakt met de realisatie van een nieuw woongebied. Met de realisatie van de tweede fase van 'Zuid' is begin 1994 een aanvang genomen. Deze is nu voltooid. Belangrijk in de wegenstructuur zijn de Dorpsstraat, de Lindeweg en de Lindtsedijk, welke de verbinding vormen met Barendrecht/A29, respectievelijk Zwijndrecht, alsmede de Molenweg die Heerjansdam in noordelijke richting ontsluit richting de A16 en Zwijndrecht. Met de in 1992 aan de zuidkant van het dorp aangelegde Randweg werd de Dorpsstraat ontlast van een deel van het extern gerichte verkeer.
Ruimtelijke relatie met de omgeving
De ten noordwesten van het dorp gelegen dode waterarm van de Waal is vanaf hoek Prins Bernhardstraat – Dorpsstraat goed te beleven. Er zijn in het plangebied, in verband met de vele privé-tuinen die direct aan het water grenzen, geen (openbare) recreatieve mogelijkheden om langs de Waal te wandelen. Ten noorden van het plangebied zijn deze mogelijkheden er wel.
Ten noorden van het plangebied vormt de spoorlijn Rotterdam-Dordrecht met het grootschalige rangeerterrein Kijfhoek een harde grens van het dorpsgebied. Deze spoorlijn bevindt zich ruim 400 meter ten noorden van het plangebied. Door zowel de geluidsoverlast als het externe veiligheidsrisico ten gevolge van het rangeren van treinen met gevaarlijke stoffen, heeft de aanwezigheid van het rangeerterrein aanzienlijke gevolgen voor de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van Heerjansdam. Tussen de woonbebouwing en de spoorlijn is het Sportpark Molenwei gesitueerd. Vanuit de kern is het sportpark ontsloten via de hoofdontsluiting van het dorp, de Molenweg.
In de directe omgeving van Heerjansdam zijn de grillige dijkenpatronen van de polders goed herkenbaar. De aanleg van de HSL dwars door de polders Heerjansdam en Groote en Kleine Lindt heeft echter een grote invloed op het landschap gehad. Aan de oostzijde ligt het open landschap van de polder Heerjansdam met een langgerekte verkaveling. Aan de zuidzijde van het dorp, ten zuiden van de Randweg, ligt de polder het Buitenland. Deze polder wordt gekenmerkt door openheid. Echter, een vijftal betrekkelijk recent gerealiseerde woningen aan de Randweg vormt een duidelijke onderbreking in het open landschap.
Aan de zuidwestzijde wordt het dorp afgesloten van contact met de Oude Maas door het bedrijventerrein Gors. Hierdoor is de historische haven van Heerjansdam niet meer herkenbaar.
Ruimtelijke opbouw
In de ruimtelijke structuur van het plangebied is een aantal deelgebieden te onderscheiden, te weten: dijklint ringdijk Heerjansdam (1), seriematige dorpsuitbreiding (2), individuele uitbreidingen (3), woonwijken uit de jaren '90 en '00 (4), bedrijventerreinen Gors (5), begraafplaats en volkstuinen (6) en recente (woning)bouwontwikkelingen uit jaren 2010 (7). Op onderstaande kaart zijn deze deelgebieden weergegeven.
![]() |
Deelgebieden plangebied 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' |
Dijklint ringdijk Heerjansdam (1)
Dit deelgebied wordt gevormd door de bebouwing langs de Dorpsstraat en een gedeelte van de Molenweg ter hoogte van het Dorpsplein. De bebouwing heeft voornamelijk een individueel karakter en is nadrukkelijk op de dijk georiënteerd. De afwisselende en soms kleinschalige bebouwing schept samen met de ligging en duidelijke oriëntatie op de dijk een samenhangend beeld. Het dijklint langs de ringdijk vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke structuur van het dorp Heerjansdam en heeft bijzondere cultuurhistorische waarde. De opbouw van de panden bestaat uit een onderbouw van één of ten hoogste twee bouwlagen met zadeldak. De gevels zijn representatief en hebben een traditionele opbouw. Rooi- en noklijnen lopen meestal evenwijdig aan de dijk. De detaillering is meestal eenvoudig maar zorgvuldig. Het kleur- en materiaalgebruik is traditioneel.
Seriematige dorpsuitbreiding (2)
Het grootste gedeelte van het dorp kan gekenmerkt worden als seriematige dorpsuitbreiding. Het gaat globaal om de bebouwing ten noorden van de Dorpsstraat. De opzet van deze uitbreidingen is in het algemeen ruim en heeft door de voor- en achtertuinen een groen karakter. Er is sprake van een heldere stedenbouwkundige structuur in één tot twee lagen met kap. Tussen de woningen zijn school- en voorzieningengebouwen gerealiseerd. Aan de noordoostkant van het woongebied is een volkstuinencomplex aanwezig, dat eveneens tot het plangebied behoort.
De herhaling van het woningtype is kenmerkend. De eenvoudige woning met kap komt zowel vrijstaand, in twee onder één kapvorm als in rijen voor. Per straat volgt de bebouwing dezelfde aaneengesloten rooilijn en is deze gericht op de belangrijkste openbare ruimte. In de openbare ruimte zijn twee grote groengebieden tussen de Dominee J.A. Visserstraat en de Groene Zoom kenmerkend (Groene Zoom). Er zijn in het algemeen geen bijzondere cultuurhistorische waarden in dit gebied aanwezig. De architectuur is gebaseerd op herhaling van het woningtype. De meeste woningen hebben een bakstenen onderbouw met een zadeldak. De nokrichting loopt evenwijdig aan de voorgevel. Schoorstenen en herhaalde gevelelementen geven ritme aan het straatbeeld. De materialisering en detaillering is vaak eenvoudig. Het kleurgebruik is per cluster in samenhang.
Individuele uitbreidingen (3)
Deze uitbreidingen komen in Heerjansdam voor als uitbreiding van het dijk- en dorpslint en langs de randen van seriematige woongebieden. De bebouwing is over het algemeen gevarieerd en bestaat uit eenvoudige (semi)vrijstaande woningen tot grotere villa's. Deze gebieden hebben een planmatige opzet maar de woningen zijn in een losser verband ten opzichte van elkaar gebouwd. De woningen staan vrij, meestal midden of iets achter op de kavel. De bebouwing is georiënteerd op de weg, waarbij de rooilijnen enigszins verspringen. De woningen zijn individueel en soms zeer gedifferentieerd vormgegeven. Soms komt ook beperkte herhaling van een woningtype voor. De opbouw van de woningen bestaat meestal uit één tot twee bouwlagen met een hellend of plat dak. Er komen verschillende kapvormen voor. Veel woningen hebben mee-ontworpen op-, aan- en uitbouwen zoals erkers of carports.
De detaillering van de gebouwen is meestal van gemiddeld niveau, maar ook zeer zorgvuldig ontworpen en rijke details komen voor. De materialisering is vaak traditioneel met eigentijdse accenten en versieringen. Het kleurgebruik is over het algemeen terughoudend.
Woonwijken jaren '90 en '00 (4)
Woonwijken uit de jaren '90 en '00 hebben een heldere structuur, gevarieerde woningen en een open karakter. De architectuur van de woningen is gebaseerd op herhaling in clusters of rijen met behoud van de individualiteit. Mede door variatie tussen rijen en clusters is het beeld afwisselend. Clusters hebben veelal hun eigen sfeer. De woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. De overgang tussen openbaar en privé is vaak zorgvuldig vormgegeven. Appartementengebouwen staan vrij op de kavel en hebben een torenachtig volume waarvan de hoogte varieert.
De architectuur van de woningen is verzorgd en de detaillering zorgvuldig en eenvoudig. Het materiaal- en kleurgebruik is samenhangend.
Bedrijventerrein Gors (5)
Het bedrijventerrein Gors ligt ten zuiden/zuidwesten van de dorpskern. Het terrein strekt zich uit vanaf ca. 100 meter zuidelijk van de Dorpsstraat nabij de Waal in zuidelijke richting tot aan de Oude Maas. Op het terrein zijn verschillende bedrijven gelegen. Het meest noordelijke deel van het bedrijventerrein, zuidelijk van de Dorpsstraat, is recent gesaneerd en hier wordt fase 1 van de ontwikkeling Havenkant gerealiseerd. Deze transitie naar woningbouw is in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. Een klein gedeelte ten noorden van de Randweg bestaat uit een verouderd bedrijventerrein waarop enkele bedrijven aanwezig zijn. Ten zuiden van de Randweg is het bedrijventerrein recenter aangelegd en zijn grotere bedrijfskavels aanwezig. Het meest zuidelijke gedeelte van het terrein bestaat uit een kleine binnenhaven ten behoeve van de daar aangrenzende bedrijven. Het terrein ligt aan weerszijden van de industrieweg en wordt via deze weg op de Randweg ontsloten.
Begraafplaats en volkstuinen (6)
Aan de noordwestkant van het plangebied aan de Molendijk is een begraafplaats aanwezig en in de noordoostelijke hoek, grenzend aan het buitengebied is een volkstuinencomplex aanwezig. Deze twee grootschalige niet-woonfuncties hebben een eigen, onderscheidend landschappelijk-stedenbouwkundig karakter en kennen een relatief groot ruimtebeslag. De bebouwingsdichtheid is laag. De functies zijn ruimtelijk en landschappelijk duidelijk te onderscheiden van de omliggende woongebieden. Met name de begraafplaats heeft een behoudenswaardig groen karakter, dat bijdraagt aan de ruimtelijke uitstraling van de omgeving.
Recente (woning)bouwontwikkelingen (7)
In Heerjansdam hebben in het afgelopen decennium twee grotere transformatieontwikkelingen plaatsgevonden. Beide zijn ten tijde van deze bestemmingsplanherziening nog in ontwikkeling. Het betreft aan de westkant van het plangebied, ten zuiden van de Dorpsstraat, de ontwikkeling van een nieuw woongebied op een voormalig onderdeel van bedrijventerrein Gors. De woningbouw bestaat overwegend uit rijwoningen en geschakelde woningen in een eenduidige, moderne architectuur. De tweede ontwikkeling betreft de realisatie van een voorzieningencluster tussen de Sportlaan en de Dorpsstraat, nabij het oude dijklint. Deze ontwikkeling is gebaseerd op het 'Masterplan Voorzieningencluster Heerjansdam 2010' en is gefaseerd uitgevoerd. In het voorzieningencluster zijn maatschappelijke functies (basisschool, sporthal, educatief plein, woon-zorgcentrum) met woningen verweven. De laatste, momenteel in uitvoering zijnde, fase betreft de ontwikkeling van (patio)woningen aan de oostkant van het cluster.
Monumenten en beeldbepalende elementen
Het karakter en de kwaliteit van Heerjansdam worden mede bepaald door de in het dorp aanwezige beeldbepalende panden en elementen langs de vroegste bebouwingslinten Dorpsstraat en Molenweg. Het sterkst is dit zichtbaar langs de Molenweg, waar het beeld wordt bepaald door de Hervormde Kerk (rijksmonument), de pastorie en de vroegere ambtswoning van de burgemeester en de toegangspoort tot de begraafplaats (rijksmonument). Naast de rijksmonumenten kent Heerjansdam meerdere beeldbepalende panden, met name aan de Dorpsstraat, die de status hebben van gemeentelijk monument. De monumenten zijn op de verbeelding aangegeven door middel van een aanduiding. In het plan zijn de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument'.
Rijksmonumenten
Gemeentelijke monumenten
(NB: voormalig gemeentehuis en Carillon aan de Dorpsstraat 33 behoren niet tot het onderhavige plangebied)
In Heerjansdam is sprake van een rustig, dorps woonmilieu, waar de meeste basisvoorzieningen aanwezig zijn. In relatie tot de omvang van de kern is er sprake van een behoorlijk voorzieningenniveau. De meeste basisvoorzieningen zijn aanwezig (basisscholen, supermarkt, huisarts, tandartsen, bibliotheek, dorpshuis, sportzaal, cultureel centrum, jeugdhonk en dergelijke). Bovendien zijn er voorzieningen die een regionale functie hebben, waaronder het zwembad, de sportvelden en de manege. Relaties in de dagelijkse sfeer zijn er van oudsher vooral met het nabijgelegen Barendrecht, hoewel ook voorzieningen in Zwijndrecht worden gebruikt. Het rustige dorpse woonmilieu is een bijzondere kwaliteit, zeker gezien de ligging op een steenworp afstand van het verstedelijkt gebied van de Randstad. Alle andere kernen in de omgeving hebben een flinke stedelijke groei doorgemaakt, terwijl Heerjansdam een dorp met een eigen, dorpse identiteit is gebleven. Het rustige wonen in Heerjansdam wordt over het algemeen als bijzonder plezierig ervaren. Dat neemt niet weg, dat het woonmilieu aandacht behoeft als gevolg van aspecten, zoals geluid en veiligheid in verband met de spoorwegen in de omgeving.
De kern is van oudsher ontstaan langs twee dijkwegen: de Dorpsstraat en de Molenweg. Deze wegen vormen ook nu nog de hoofdontsluitingswegen binnen de kern, samen met de Sportlaan en De Manning. De woonwijken zijn met radiale buurtontsluitingswegen opgehangen aan de twee oorspronkelijke hoofdassen. De Boomgaardweg verbindt de kern met de Randweg aan de zuidzijde. In westelijke richting sluit de Randweg aan op de rondweg van Barendrecht en in oostelijke richting via de Dorpsstraat en de Develsluis op de Lindtsedijk/Lindeweg richting Zwijndrecht. Naar het noorden wordt de kern ontsloten via de Molenweg die aansluit op de Langeweg. Vrijwel de gehele kern is inmiddels opgenomen binnen een 30 km/uur-zone. De in de jaren '90 ten zuiden van de kern aangelegde Randweg heeft geleid tot een sterke verbetering van de verkeersstructuur in de kern. De Randweg heeft de kern namelijk voor een belangrijk deel ontlast van hinder ten gevolge van doorgaand (sluip)verkeer op met name de Dorpsstraat. Daarnaast heeft de herinrichting van de wegen in het afgelopen decennium, onder meer het instellen van éénrichtingsverkeer, ook een belangrijke bijdrage geleverd aan de beperking van het doorgaande verkeer binnen de kern. Verder heeft de aanpak van de wegen in het kader van het startprogramma Duurzaam Veilig de verkeersveiligheid bevorderd. Ondanks deze structurele verbetering van de verkeersstructuur is er nog altijd sprake van enkele knelpunten. Het gaat hierbij met name om parkeerknelpunten als gevolg van de toename in het autobezit.
Langzaam verkeer
In de huidige situatie wordt het langzaam verkeer zowel via fietspaden als gemengd met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Binnen de kern vindt hoofdzakelijk gemengde afwikkeling plaats op de erfontsluitingswegen met een 30 km/uur-regime. Langs de Molenweg is een fietsvoorziening gerealiseerd vanwege de gevaarlijke situatie bij gemengde afwikkeling op deze weg. De verbinding met de meest zuidelijk woonwijken gaat over de Sportlaan en de smalle Dorpsstraat.
Zowel aan de zuid- als aan de noordzijde van rangeerterrein Kijfhoek loopt een fietspad, dat Heerjansdam met Zwijndrecht verbindt. Ook aan de zuidzijde van het dorp bevindt zich een fietspad over het Borgmanpad. Dit fietspad loopt van Heerjansdam parallel aan de Oude Maas naar het recreatiegebied 'Oude Maas'. Ook de Lindeweg wordt veel door fietsers gebruikt richting Zwijndrecht. De fietsroutes via de fietspaden langs het rangeerterrein Kijfhoek en de Lindeweg maken onderdeel uit van schoolroutes. De fietsroutes richting Barendrecht lopen via de Noldijk en de Ziedewijdse Dijk en de Molenweg en de Stationsweg.
Parkeren
Het parkeren binnen het plangebied vindt voor een groot deel plaats langs wegen en woonstraten en op parkeerterreinen. Een deel van de woningen beschikt over parkeerplaatsen op eigen terrein of garageboxen nabij de woonblokken. Het toegenomen autobezit in het dorp zorgt voor de nodige parkeerproblematiek in de nauwe straten en op de dijkwegen van Heerjansdam.
Openbaar vervoer
De bereikbaarheid per openbaar vervoer is beperkt. Heerjansdam beschikt niet over een eigen treinstation. Het dorp is per openbaar vervoer ontsloten door een (buurt)buslijn naar en van Heerjansdam vanuit Zwijndrecht en Barendrecht. In de avond en in het weekend is deze dienst op afroep beschikbaar.
Heerjansdam heeft een groen karakter. De randen hebben een relatie met de landschappelijke omgeving (Waal en poldergebied) en het dorp zelf heeft bijzondere groenplekken. De belangrijkste groenplekken zijn de Groene Zoom, de begraafplaats, het plein rondom de kerk en de groenstrook langs de Waal. De Groene Zoom is een grote groenzone centraal in het dorp met een multifunctionele inrichting in de vorm van een voetbalveld, speelplek en vijver. De groenzone functioneert daarnaast als kijkgroen voor omliggende woningen en geeft de omliggende wijk een sterk groen karakter. Gezien de centrale ligging en de veelheid aan functies van de Groene Zoom kan de groenzone als park aangeduid worden.
Verder komen er in de buurten kleinschalige groenplekken voor: grasveldjes met rondom woningen. Deze hebben veelal de functie van kijkgroen en gebruiksgroen in de vorm van speelplekjes. Dit groen draagt bij aan de openheid van de straten, maar ook aan het dorpse karakter.
![]() |
Groene Zoom |
Met betrekking tot de boomstructuur van Heerjansdam valt te constateren, dat slechts op enkele plaatsen bomen een duidelijk herkenbare structuur vormen. Dit geldt voor de bomen langs de Molenweg en de Groene Zoom. De bomen rondom de kerk vormen eveneens een opvallende groep binnen de kern.
Het watersysteem in en rond Heerjansdam wordt bepaald door de Oude Maas, de afgedamde Waal en de Devel. De Oude Maas maakt deel uit van het benedenrivierenstelsel. Het bedrijventerrein Gors ligt direct aan de Oude Maas. De Waal en de Devel zijn twee voormalige ingedamde riviertakken. De Waal heeft voor de waterhuishouding de functie van voorraadboezem, van waaruit zoet water kan worden ingelaten in de polders.
In de kern zelf is naast de aanwezigheid van de Waal vrijwel geen oppervlaktewater aanwezig. In het centrum, in de Groene Zoom, ligt een geïsoleerde vijver die gevoed wordt door kwelwater vanuit de boezem. Aan de zuidzijde van de kern is bij de voltooiing van de wijk 'Zuid' een waterplas aangelegd, met woningen aan het water.
![]() |
Groenzone aan de Waal |
In samenhang met het watersysteem speelt het rioleringssysteem een cruciale rol in de afvoer van afvalwater en hemelwater. Het bebouwd gebied van Heerjansdam is grotendeels voorzien van een gemengd rioleringsstelsel. Daarbij wordt de neerslag vanaf verhard oppervlak tezamen met het huishoudelijke afvalwater via een rioolpersleiding afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie bij Zwijndrecht. Het uitbreidingsplan Zuid is voorzien van een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Er bevindt zich een aantal riooloverstorten aan de noord- en oostrand van de kern.
Het watersysteem in het plangebied en de riolering kent een aantal kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten. In paragraaf 3.5 wordt hier verder op ingegaan. Voor nieuwe en recente ontwikkelingen is het gescheiden houden van vuilwater en schoon hemelwater een eis.
Wonen vormt de belangrijkste en meest omvangrijke functie binnen het plangebied. De aanwezige woonbebouwing bestaat uit verschillende typologieën. Paragraaf 2.2.1 geeft hiervan een beschrijving per deelgebied.
In het woongebied bevinden zich diverse kantoren en bedrijven aan huis. Het aan huis verbonden beroep/bedrijf wordt geregeld in de centrum- en woonbestemmingen. Verder bevinden zich in het plangebied bedrijven in maximaal milieucategorie 2. Deze zijn voornamelijk gesitueerd in het gebied tussen de Dorpsstraat, het Dorpsplein, de Kromme Nering en de Nijverheidsstraat. Het gaat hierbij onder andere om een automobielbedrijf en een loodgietersbedrijf. Deze bedrijven zijn bestemd als bedrijf. Het bedrijventerrein Gors ligt ten zuiden van de dorpskern. Het noordelijke deel is in ontwikkeling genomen voor woningbouw. Direct ten noorden van de Randweg liggen enkele bedrijven in de lagere milieu-categorieën, t/m 3.1. Ten zuiden van de Randweg ligt een logistiek bedrijf, een tankstation en een kantorencomplex. Zuidelijker zijn een grote aannemer en het bedrijf Saricon gevestigd. Dit laatste bedrijf is gespecialiseerd in de afvoer en ontmanteling van explosieven. Op het terrein is geen sprake van explosieven opslag. Ten zuiden van de Randweg zijn bedrijven in de hogere milieucategorieën, t/m 4 mogelijk. Met dien verstande dat op een tweetal locaties een bedrijf in de milieucategorie 4.1 is toegestaan. Deze bedrijven zijn specifiek aangeduid op de verbeelding. Voor een overzicht van de in het plangebied aanwezige bedrijven wordt verwezen naar paragraaf 3.3.2.
In Heerjansdam zijn de voorzieningen geconcentreerd rondom de kerk. Aan de Manning ligt een supermarkt (Spar). Aan de Kromme Nering en het Dorpsplein zijn horecavoorzieningen gevestigd, zoals café en zalencentrum Het Dorpshuis, Chinees-Indisch restaurant City Corner en cafetaria Liedorp. Ook zijn hier onder andere een bakker, kapper, fietsenwinkel, makelaarskantoor en drogist gevestigd.
De maatschappelijke voorzieningen liggen verspreid over het plangebied. Er is sprake van een concentratie onderwijsvoorzieningen in de omgeving van de Sportlaan. In het multifunctionele gebouw RaJuBiBos zijn de openbare basisschool Koningin Julianaschool, Kindcentrum De Rank, yes! Kinderopvang, Speel-O-Theek en bibliotheek AanZet gevestigd. Tegenover dit gebouw liggen sporthal Den Dam en woonzorgcentrum Midden-Inn. Op dit moment is de laatste fase van het voorzieningencluster in ontwikkeling, namelijk de bouw van een woonbuurt met twee-onder-een-kapwoningen en patiowoningen. Voor deze ontwikkeling is een aparte planologische procedure afgerond (bestemmingsplan 'Woningbouw Voorzieningencluster Heerjansdam'), die is ingepast in onderhavig bestemmingsplan.
![]() |
Maatschappelijke functies in voorzieningencluster aan de Sportlaan |
In Heerjansdam zijn twee kerken aanwezig, een hervormde kerk aan de Molenweg en een gereformeerde kerk aan de Dorpsstraat. De algemene begraafplaats van Heerjansdam bevindt zich aan de Molenweg.
![]() |
Hervormde Kerk aan de Dorpsstraat |
Op het gebied van medische voorzieningen zijn in Heerjansdam huisartsenpraktijken aan de Sportlaan en De Manning, een fysiotherapiepraktijk aan De Manning en een tandartsenpraktijk aan De Hoef gevestigd.
Ten slotte is aan de noordoostkant van het dorp is een volkstuinencomplex aanwezig, evenals een gebouw van scoutinggroep De Ooievaars. In het plangebied zijn verder geen grootschalige recreatieve en sportvoorzieningen aanwezig.
Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Dit houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend of vergund is, is vastgelegd. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor de aankomende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meerdere of mindere mate mogelijk. Een woning blijft een woning en een maatschappelijke functie blijft een maatschappelijke functie. Afhankelijk van de functie worden wel royale of minder royale mogelijkheden binnen de functie gegeven. Wat betreft deze mogelijkheden streeft de gemeente naar uniformiteit in haar bestemmingsplannen. De geboden mogelijkheden worden in de navolgende subparagrafen nader toegelicht.
De verschillende functies zoals die in het plangebied voorkomen zijn veelal bestaande functies. De gemeente Zwijndrecht heeft voor dit bestemmingsplan een veldinventarisatie uitgevoerd. Door deze inventarisatie zijn de bestaande bebouwing en het gebruik grondig onderzocht. Reden van deze inventarisatie is dat er veel onvolkomenheden in het vigerende bestemmingsplan waren en er onduidelijkheden over het plangebied bestonden. Door de veldinventarisatie is een lijst met aanpassingen tot stand gekomen. Deze aanpassingen zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.
Hieronder wordt ingegaan op de planologische afwegingen die zijn gemaakt bij het opstellen van dit bestemmingsplan voor enkele belangrijke functies.
De woonfunctie is de meest voorkomende functie in het plangebied. In dit bestemmingsplan wordt deze functie beheerd binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Centrum' met daarbij de bouwmogelijkheden. Hierbij is een bouwregeling opgezet welke rekening houdt met de diverse bebouwingscategorieën. De grenzen aan de bebouwing zijn in dit plan bepaald op basis van datgene dat vanuit stedenbouwkundig oogpunt maximaal aanvaardbaar wordt gevonden bij de diverse typen. Door dit maximum wordt bereikt dat het karakter van de diverse straten en wijken in stand blijft: een dicht bebouwd gebied zal dus dichtbebouwd blijven, maar ruimer opgezette wijken blijven een groener en minder dicht bebouwd karakter behouden. Wanneer het maximum van de bouwmassa bereikt en wordt om bepaalde redenen alsnog meer bebouwing gewenst, dan dient hiervoor een afweging te worden gemaakt. Hierbij kan specifiek worden gekeken naar het bouwplan, de omgeving en de reden waarom het bouwplan wordt gewenst. Een bouwplan kan worden toegestaan door middel van een afwijking van de bouwregels van het plan ex artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wro (dit geldt ook voor andere functies dan de woonfunctie), dit betreft een afwijking van het bestemmingsplan door middel van een omgevingsvergunning met bijbehorend een ruimtelijke onderbouwing. De erfbebouwingsregels sluiten aan op de overige recente bestemmingsplannen in de bebouwde kom van Zwijndrecht.
In het vigerende bestemmingsplan voor Heerjansdam ontbreekt een regeling met betrekking tot het aantal woningen binnen de bestemmingen. Het is echter ongewenst, wanneer er zonder meer woningen worden toegevoegd. Daarom is in het voorliggende bestemmingsplan vastgelegd, dat het op het moment van terinzagelegging van het bestemmingsplan bestaande aantal woningen niet mag worden vergroot. Zodoende wordt ongewenste uitbreiding van het aantal woningen voorkomen.
Voorerven
Met het oog op de wens om binnen de gemeente zoveel mogelijk rechtsgelijkheid te creëren, maar anderzijds bestaande bouwrechten en legale bebouwing te respecteren, is een specifieke regeling voor bebouwing in voorerven opgesteld. De voorerven hebben in het plan de bestemming 'Tuin'. Hiertoe behoren ook de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerven. De regeling is opgesteld overeenkomstig het gemeentelijk beleid voor bijgebouwen. Op sommige plekken komen aanbouwen op het voorerf voor, soms van aanzienlijke omvang.
In beginsel wordt het niet gewenst geacht om méér bebouwing in het voorerf toe te staan dan reeds legaal aanwezig is. De bouwregels zijn dan ook zo opgezet dat nieuwe aanbouwen en andere gebouwtjes in het voorerf niet worden toegestaan, met uitzondering van kleine uitbreidingen van het hoofdgebouw zoals een erker. Dit is in overeenstemming met het gemeentelijke afwijkingenbeleid. Bestaande legale bebouwing in het voorerf wordt ten behoeve van de rechtszekerheid specifiek op de verbeelding van het plan opgenomen en mag in de bestaande omvang worden gehandhaafd.
De beschreven systematiek leidt op een aantal percelen tot wijzigingen van de manier waarop aan- en bijgebouwen op het voorerf zijn bestemd.
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Bij de woonfunctie is er bewust voor gekozen om zogenaamde aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven onder voorwaarden toe te staan. Dit komt tegemoet aan de wens van vele mensen om op kleine schaal voor zichzelf te beginnen. Van oudsher zijn aan-huis-verbonden beroepen (tandarts, architect etc.) toegestaan, mits deze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. De woonfunctie dient de hoofdfunctie van het perceel te blijven. Het is daarom van belang dat het aan-huis-verbonden beroep kleinschalig is en blijft. Dit houdt onder meer in dat de bewoner van de woning ook de beroepsuitoefenaar is.
Steeds meer is er echter de vraag om ook aan-huis-verbonden bedrijvigheid toe te staan. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden aan een elektricien die zelfstandig opereert. In de garage bij de eigen woning is een kleine voorraad aan spullen gelegen welke nodig zijn voor het werk. Een dergelijk kleinschalig bedrijf met een beperkte ruimtelijke uitstraling kan onder specifieke voorwaarden uitstekend passen in een woonwijk. Vanuit de optiek van het stimuleren van (startende) ondernemers in woonwijken en het vergroten van de levendigheid in de wijk en het straatbeeld is dit een positieve en gewenste ontwikkeling.
Excessen, zoals overlast of parkeer- of verkeersproblemen moeten echter voorkomen worden. Daarom is ervoor gekozen om enerzijds flexibiliteit te bieden door zowel de aan-huis-verbonden beroepen als bedrijfsmatige activiteiten van milieucategorie 1 rechtstreeks toe te staan. Hieraan is een aantal strikte randvoorwaarden verbonden. Zo mag maximaal 30% van de oppervlakte van de woning voor deze doeleinden worden gebruikt, met een absoluut maximum van 50 m². Verder dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het gemeentelijk beleid, dienen problemen in de verkeersafwikkeling te worden voorkomen, en zijn horeca, detailhandel en bedrijfsmatige activiteiten die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen, niet toegestaan. Ook zijn geen reclame-uitingen toegestaan aan de gevel en de dakrand. Binnen deze voorwaarden worden aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in een woonomgeving aanvaardbaar geacht, omdat geen onevenredige aantasting van het woonmilieu plaatsvindt.
Met een binnenplanse afwijking kan het college bedrijven van milieucategorie 2 toestaan. In specifieke gevallen kan een dergelijk bedrijf in kleinschalige omvang eveneens aanvaardbaar zijn. Aan deze binnenplanse afwijking zijn aanvullende voorwaarden verbonden.
Voor de woningen die gelegen zijn binnen de gronden die de bestemming 'Centrum' hebben gekregen is geen specifieke regeling voor beroepen en bedrijven en huis opgenomen. Reden hiervoor is, dat de bestemming 'Centrum' een combinatie van wonen met bedrijven (milieucategorie 1 en 2), dienstverlening, e.d. al mogelijk maakt. Vanwege de aard van het gebied, wordt een combinatie van dergelijke functies in het centrumgebied aanvaardbaar geacht.
Tuinen
De tuinen in het plangebied zijn in principe particuliere, niet openbare gronden, waar nauwelijks of geen bebouwing en verhardingen vanuit stedenbouwkundig, verkeerskundig en/of civieltechnisch oogpunt zijn toegestaan. Zoals eerder aangegeven wordt bestaande legale bebouwing echter gerespecteerd. Het 'volbouwen' van het voorerf dient echter te worden voorkomen. Verhardingen zijn ook vanuit waterhuishoudkundig oogpunt niet gewenst, omdat de hemelwaterafvoer toeneemt als gevolg van de toename van verhard oppervlak. Hierdoor ontstaat versnelde afvoer naar riolering en oppervlaktewater. De riolering wordt extra belast en er moet ruimte gecreëerd worden om hemelwater op te vangen.
De gronden die aangewezen zijn als tuin zijn dus 'tuin' in de gebruikelijke betekenis van het woord en dienen dat te blijven.
De openbare gebieden van het plangebied zijn flexibel bestemd. Dit komt tegemoet aan de alledaagse gang van zaken, waarbij de inrichting van openbare ruimte regelmatig kan veranderen, en de wens om de inrichting van het openbaar gebied binnen bepaalde functies flexibel te houden. De loop van een fiets- of wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen of uitbreiden van een groenstrook zijn ontwikkelingen die binnen de planperiode op meerdere locaties kunnen voorkomen en die in beginsel weinig bezwaarlijk zijn uit ruimtelijke en milieuhygiënisch oogpunt. Het openbare gebied blijft na een dergelijke herinrichting nog steeds een openbaar gebied. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook in de mogelijkheid om dergelijke aanpassingen aan de openbare ruimte te verrichten. Dit uit zich door ruime bestemmingsvlakken 'Verkeer - Verblijfsgebied' en flexibele, ruime gebruiksmogelijkheden binnen deze bestemming. Daar waar nodig, is de begrenzing van het openbaar gebied ten opzichte van privé-eigendommen in dit bestemmingsplan aangepast.
De grotere groene gebieden in het plangebied die deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur van de kern zijn als zodanig bestemd (bestemming 'Groen'). De gemeente streeft ernaar om de hoofdgroenstructuur zoveel mogelijk vrij te houden van verharding voor bijvoorbeeld parkeren. Gezien de gewenste flexibiliteit wordt het algemeen uitsluiten van deze voorzieningen echter niet wenselijk geacht.
De beperkt aanwezige grotere oppervlaktewateren in het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen. Daarnaast is het gedeelte van het plangebied, dat tot de Oude Maas behoort bestemd als 'Water', met een specifieke bestemming vanwege het karakter van deze waterweg. Ook de haven van het bedrijventerrein 'Gors' is specifiek bestemd.
Deze functies zijn binnen het plangebied geconcentreerd in het centrum (rond het Dorpsplein, Kromme Nering en De Manning) en komen van oudsher voor aan de Dorpsstraat. De functies zijn opgenomen in de bestemming 'Centrum'. Het ruimtelijk beleid is gericht op het concentreren van voorzieningen in het gebied Dorpsplein - Kromme Nering - De Manning met het oog op een compacte, heldere en efficiënte voorzieningenstructuur op een centrale plaats in Heerjansdam. Ondanks dit concentratiebeleid, is het ongewenst de bestaande voorzieningen aan de Dorpsstraat in hun ontwikkelingsmogelijkheden te frustreren. Uitgangspunt is om de mogelijkheden voor de versterking van het voorzieningenapparaat te benutten ten gunste van een vitaal en leefbaar dorp. Beperkte uitbreidingen in het kader van een gezonde bedrijfsvoering zijn binnen onderhavig bestemmingsplan dan ook mogelijk door middel van een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden. Dit is perceelsafhankelijk. Volgens vaste jurisprudentie is het volledig vastzetten van de functie niet toegestaan, tenzij daar zéér dringende redenen voor zijn. Dergelijke situaties komen in dit bestemmingsplan niet voor. Als een functie meer bebouwing wenst dan binnen dit plan mogelijk is, dan is daarvoor een nieuw afwegingsproces nodig. Medewerking kan worden verleend aan kleinschalige uitbreidingen tot maximaal 10% en met een maximaal bouwperceel van 200 m².
Er zijn geen nadere bestemmingsbepalingen opgenomen voor onderscheid tussen verschillende typen winkels of dienstverlening. Een slagerij past, als winkelvoorbeeld, in ruimtelijk opzicht even goed als een lampenwinkel.
Horeca is in het algemeen een functie waarbinnen een grote verscheidenheid bestaat aan gelegenheden waarvan het gebruik in mindere of meerdere mate ruimtelijke consequenties heeft. Een klein theehuisje heeft bijvoorbeeld een andere verkeersaantrekkende werking dan een bardancing. Er is een onderverdeling gemaakt in horeca naar vier categorieën (A t/m D). Deze categorieën geven de aard van de horeca aan, waarbij categorie A de in beginsel lichtste vorm is en categorie D de zwaarste). De bestaande horeca is overeenkomstig de categorie-indeling bestemd.
Het bestemmingsplan onderscheidt de volgende categorieën horeca:
Deze indeling is tevens in de begripsbepalingen bij de planregels opgenomen. In de bijlagen bij de regels is ook een nadere toelichting op de categorie-indeling opgenomen. De vergunde terrassen bij de horeca zijn in het plan bestemd. Daarnaast zijn onbebouwde (gevel)terrassen aansluitend op horecavestigingen toegestaan.
Specifiek voor horeca is het gemeentelijk beleid gericht op het zoveel mogelijk concentreren van deze voorzieningen in een kleiner deel van het centrum, namelijk rondom het Dorpsplein en de Kromme Nering. Voor de nieuwvestiging van horecabedrijven is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen dit gebied. Dit gebied is door middel van een gebiedsaanduiding (wijzigingsgebied) begrensd. Nieuwe horeca kan zich eventueel, onder voorwaarden, vestigen met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Dit is gedaan vanwege de ruimtelijke impact die een horecabedrijf kan hebben op de omgeving. De bevoegdheid kan niet worden toegepast voor zwaardere horeca (categorie D).
Een groot deel van het openbaar gebied is bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Gekozen is voor een flexibele bestemming. Een weekmarkt en ambulante handel zijn binnen deze bestemming algemeen toegestaan, voor zover het gronden aangrenzend aan een bestemming, waar detailhandel is toegelaten, betreft. Het is niet wenselijk geacht om strikte plaatsen voor deze functies aan te wijzen.
Evenementen vormen een andere tijdelijke gebruiksvorm in het openbaar gebied. Hiervoor is een specifieke regeling in het bestemmingsplan opgenomen, omdat sprake is van een gebruik dat effecten op de leefomgeving kan hebben. Hierin is enige sturing gewenst. In het plangebied zijn twee terreinen aangewezen voor evenementen: het gebied Dorpsplein - Kromme Nering - De Manning in het dorpscentrum, alsmede het noordelijk deel van de Groene Zoom. In beide gebieden zijn per kalenderjaar (maximaal) 2 laag-risico evenementen en maximaal 2 gemiddeld-risico evenementen toegestaan. De duur van deze evenementen is, inclusief opbouw en afbraak, maximaal 2 respectievelijk 5 dagen.
Maatschappelijke voorzieningen zijn van groot belang voor het dagelijkse functioneren en de leefbaarheid van een woondorp. In de regels zijn de gebruiksmogelijkheden voor deze bestemming daarom ruim geformuleerd. Dit is gedaan omdat de verscheidenheid aan maatschappelijke voorzieningen groot is. Ook zijn op sommige locaties relatief ruime bouwvlakken opgenomen, een en ander conform het vigerende bestemmingsplan. Een niet-maatschappelijke functie is pas na een nieuw ruimtelijk-juridisch afwegingsproces mogelijk op de plaats van de maatschappelijke functie.
Verspreid over het woongebied bevinden zich enkele bedrijven, die niet als een kleinschalig aan-huis-verbonden bedrijf kunnen worden beschouwd. Daarnaast bevinden zich bedrijven op het bedrijventerrein Gors. De toegestane bedrijvigheid is opgenomen in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.
In het algemeen geldt volgens de huidige inzichten dat bedrijven niet zonder meer thuis horen in een woongebied. Dit geldt in het bijzonder als het categorie 3 bedrijven (of hoger) zijn volgens de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De in de woongebieden van het plangebied aanwezige bedrijven zijn positief bestemd en betreffen maximaal categorie 2 bedrijfsactiviteiten. Deze hebben binnen onderhavig bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden. Als een bedrijf meer bebouwing wenst dan binnen dit plan mogelijk is, of een ander gebruik c.q. het toelaten van een ander bedrijf, dan is daarvoor een nieuw afwegingsproces nodig. Een verzoek daartoe wordt terughoudend tegemoet getreden. Voorliggend bestemmingsplan biedt een strak en terughoudend bouw- en gebruikskader, dat past bij de bedrijfsfunctie in deze omgeving. Essentieel bij het afwegingsproces zijn de exacte plannen voor extra bebouwing en/of gebruik, de achtergronden bij die vraag, de relatie met de integrale bedrijfsvoering, de precieze omgevingsfactoren en diverse overige randvoorwaarden.
Op het bedrijventerrein Gors is de bestaande situatie overgenomen in dit bestemmingsplan. Bedrijventerrein Gors heeft de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen ter onderscheid van de separate bedrijfslocaties in de kern. De bestemming 'Bedrijventerrein' is flexibelere opgezet vanwege de aard van het terrein. Door middel van milieuzonering wordt voorkomen, dat bedrijven op het bedrijventerrein voor onevenredige overlast voor de omgeving zorgen. Op het noordelijke deel van het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Op het zuidelijk deel van het bedrijventerrein zijn ook bedrijven tot in milieucategorie 4.1 toegestaan. Enkele bedrijven zijn specifiek aangeduid op de verbeelding.
Zoals beschreven betreft het voorliggende bestemmingsplan een conserverend plan, waarin geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Wel is in het plan een aantal recent verleende omgevingsvergunningen verwerkt, waardoor de planologische situatie in het plangebied geactualiseerd is. Dit betreft verleende omgevingsvergunning na de vaststelling van het thans vigerende bestemmingsplan. Daarnaast hebben enkele bestemmingsplanherzieningen plaatsgevonden op specifieke locaties.
De volgende omgevingsvergunningen zijn in het plan verwerkt:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van drie woningen op het perceel Rozenlaan 10 te Heerjansdam (30 juni 2014). Deze omgevingsvergunning is verleend op basis van een wijzigingsbevoegdheid uit het vigerende bestemmingsplan 'Heerjansdam-Gors'.
![]() |
Een omgevingsvergunning voor drie geschakelde starterswoningen aan de Appelgaard te Heerjansdam. Deze vergunning is verleend op 12 november 2015.
![]() |
Een vergunning om het woonperceel Molenweg 35 te Heerjansdam te splitsen en op het afgesplitste deel een nieuwe vrijstaande woning mogelijk te maken. Deze vergunning is op 6 december 2016 verleend. Op onderstaande afbeelding is de vergunde verkaveling zichtbaar met een bijgebouw op het voorerf en een verder naar achter gelegen hoofdgebouw met aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
![]() |
Er zijn omgevingsvergunningen verleend voor het verhogen van de maximale goothoogte ten behoeve van bedrijfsbebouwing aan de Industrieweg 15 en voor een zeer kleinschalige vergroting van het bouwvlak aan de Industrieweg 11. Het bouwvlak aan de Industrieweg 11 is dienovereenkomstig aangepast. Ter plaatse van Industrieweg 15 worden een maximale goot- en bouwhoogte van 10 meter opgenomen (was respectievelijk 7 en 11 meter).
Aan de Sportlaan 18 is een omgevingvergunning verleend voor het bouwen van een woning gedeeltelijk buiten het bouwvlak. Het bouwvlak wordt aan de oostkant vergroot conform deze vergunning.
Voor de woning Perenhof 34 is een omgevingvergunning verleend voor het bouwen van een lager gedeelte van de woning buiten het bouwvlak. Het bouwvlak wordt aan de zuidkant vergroot conform deze vergunning. De maximum goot- en bouwhoogte voor dit gedeelte bedragen beide 5 meter.
Daarnaast hebben ontwikkelingen plaatsgevonden, waarbij een bestemmingsplanherziening heeft plaatsgevonden. Navolgend worden enkele van deze ontwikkelingen beschreven.
Dit bestemmingsplan is opgesteld om een aantal vergunde bouwwerken alsnog correct te bestemmen en om een toegangspoort, overkapping en parkeerterrein met vier parkeerplaatsen te legaliseren. Op het perceel is een bed & breakfast inclusief zwembad vergund. Met het bestemmingsplan is het gebruik hiervan verbreed: enerzijds is de kleinschalige lunchroom voor derden opengesteld en anderzijds is het zwembad opengesteld voor zwemlessen aan speciale doelgroepen (maximaal vier personen per zwemles).
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de regels van het bestemmingplan 'Dorpsstraat 28' vertaald.
Dit bestemmingsplan voorziet in het oprichten van maximaal 27 woningen ten zuiden van de Sportlaan op een voorheen braakliggend terrein in het centrum van Heerjansdam. De woningen zijn verdeeld over drie stroken. Het bouwplan is na de herziening van het bestemmingsplan verder ontwikkeld en voorziet in patiowoningen en geschakelde woningen. De navolgende afbeelding geeft het bouwplan weer. De regels van het bestemmingsplan 'Woningbouw voorzieningencluster Heerjansdam' zijn in het voorliggende bestemmingsplan ingepast in de gemeentelijke standaarden. Het bouwplan past binnen deze regels.
![]() |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (vastgesteld 13 maart 2012)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Doorwerking plangebied
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de bestaande planologische situatie vast. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bebouwing of in nieuw gebruik ten opzichte van de bestaande legale situatie. Het bestemmingsplan raakt daarmee geen rijksbelangen, zoals opgenomen in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2011)
In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau.
Op dit moment zijn in het Barro 14 nationale belangen aangegeven:
Doorwerking plangebied
Geen van de genoemde nationale belangen is van direct belang voor het plangebied, met uitzondering van Rijksvaarwegen. Het zuidelijk deel van het plangebied behoort tot een Rijksvaarweg (Oude Maas). De algemene regels genoemd in artikel 2.1 van het Barro zijn van toepassing. De Rijksvaarweg heeft de specifieke bestemming 'Water - Rivier' gekregen in het plan. De bijbehorende vrijwaringszone heeft conform artikel 2.1.2 lid 2 Barro een breedte van 25 meter en is op de verbeelding aangeduid met een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'. Binnen deze zone mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht zonder toestemming van Rijkswaterstaat, uitgezonderd bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Nieuwe planologische ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het Barro en de regels uit dit besluit zijn in het bestemmingsplan vertaald.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn.
Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).
Doorwerking plangebied
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard, legt de bestaande planologische situatie vast en voorziet niet in nieuwe bebouwing of in nieuw gebruik ten opzichte van de vigerende en bestaande legale situatie. Er is geen sprake van een uitbreiding van het ruimtebeslag. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk, zoals bedoeld in het Bro. Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Zuid-Holland
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in ons Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en –plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geven wij richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Doorwerking plangebied
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de bestaande planologische situatie vast. Gelet op de aard van het plan, kan worden vastgesteld dat er in beginsel geen provinciale belangen geraakt.
Het plangebied betreft het bestaand dorpsgebied van Heerjansdam en het daarbij liggende bedrijventerrein. Binnen dit gebied zijn ontwikkelingen mogelijk, mits de Ladder voor Duurzame Verstedelijking wordt doorlopen (zie daarover paragraaf 3.1). Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk.
In het plangebied zijn enkele aanduidingen van toepassing.
Het plangebied ligt binnen een gebied, dat in de Omgevingsverordening is aangeduid met 'beschermingscategorie 2' (groene buffer). Ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied zijn onder voorwaarden mogelijk. Omdat er geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, kan een toets aan deze voorwaarden achterwege blijven.
Ten noorden van het plangebied is een molen aanwezig. De daarbij behorende molenbiotoop reikt gedeeltelijk over het plangebied. In de planregels zijn de daarbij behorende regels vanuit de Omgevingsverordening vertaald middels een gebiedsaanduiding.
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal beleid inzake de fysieke leefomgeving, zoals vastgelegd in de Omgevinsvisie en Omgevingsverordening.
Visie ruimte en mobiliteit
De provincie integreert met deze visie haar beleid voor mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling, zodat ze elkaar versterken. Een voorbeeld is het concentreren van stedelijke functies op locaties waar de bereikbaarheid op orde is en waar nog capaciteit op het mobiliteitsnetwerk beschikbaar is. De provincie anticipeert op de Omgevingswet, waarin het kabinet de wetgeving voor ruimte, verkeer, water en milieu integreert. Tegelijk blijven er, ondanks alle raakvlakken, ook verschillen bestaan tussen het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid.
De provincie wil dat wordt voorzien in de maatschappelijke vraag naar woningen. Die vraag ontwikkelt zich sinds enkele jaren onomkeerbaar door structurele demografische ontwikkelingen. De groei ontstaat door buitenlandse migratie en de trek van jongeren naar universiteits-/HBO-steden.
Door de vergrijzing wordt het aandeel ouderen groter. Ook blijven ouderen langer zelfstandig wonen. Door dit alles blijft het aantal huishoudens aanzienlijk groeien en betreft die groei per saldo bijna uitsluitend huishoudens met één inkomen. Die groep zoekt naar betaalbare woningen bij bestaande voorzieningen. Door het voorgaande vindt huishoudensgroei voor het overgrote deel plaats in de stedelijke agglomeratie. In delen van het Groene Hart en op de eilanden hoeft de woningvoorraad steeds minder te groeien; in sommige gebieden daalt het aantal huishoudens al voor 2030.
De woningmarkt is een voorraadmarkt. In het overgrote deel van de vraag kan worden voorzien door (her)gebruik, vernieuwbouw, renovatie, verhuur en verkoop van de bestaande voorraad. In een deel van de behoefte aan eengezinswoningen kan bijvoorbeeld worden voorzien doordat woningen vrijkomen door verhuizing naar zorgeenheden of door het overlijden van ouderen. De provincie verwacht van gemeenten dat zij met elkaar in regionale visies vanuit dat perspectief vertrekken. Dat wil zeggen dat inzicht wordt gegeven in de mogelijkheden die de bestaande voorraad en doorstroming bieden, dat voorraad- en huisvestingsbeleid worden vastgesteld en dat daaruit volgende acties worden geformuleerd. Het bouwprogramma is het sluitstuk, dat volgt uit kwalitatieve en kwantitatieve behoefteramingen en uit de voorziene ontwikkeling van voorraad en de bewoning daarvan.
De provincie biedt de gemeenten hiervoor een referentiekader aan via woningmarktverkenningen. Woningbouw zal voor het grootste deel plaats moeten vinden in de stedelijke agglomeratie. Maar ook daarbuiten is er bouwbehoefte. Het grootste deel van de bouwbehoefte betreft woningen in een centrumstedelijk, buitencentrum- of centrumdorps milieu. Maar ook in andere milieus moet worden bijgebouwd. De provinciale kwantitatieve en kwalitatieve behoefteramingen, die eens per drie jaar worden geactualiseerd, vormen een referentiekader voor het gesprek tussen provincie en regio’s over de actualisering van regionale woonvisies. De hoofdlijnen van dat kader staan in het Programma ruimte.
Het accent van de bouwbehoefte op stads- en dorpscentra en hun directe omgeving, past goed bij de ruimtelijk gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland. Als op die plaatsen wordt gebouwd, kunnen voorzieningen beter worden benut of versterkt (HOV), de leefbaarheid en agglomeratiekracht worden versterkt en de groene ruimte worden gespaard.
Door de structurele veranderingen in de behoefte is de afzet van de woningbouw waarin de huidige plannen voorzien niet altijd zeker. Veel plannen zijn hard nodig om de benodigde productie te halen. Maar ook zal in een deel van die plannen prijsklasse en/of woonmilieu moeten worden aangepast op de actuele regionale behoefte, opdat de woningen ook afgezet zullen worden en het woningtekort kan worden ingelopen. Gemeenten en regio’s zijn aan zet, met als primaire partners corporaties en ontwikkelaars. Regionale samenwerking en onderlinge afstemming zijn nodig. Daarmee wordt voorkomen dat partijen op elkaar wachten met het aanpassen van plannen. De uitgangssituatie verschilt per regio. In het Programma ruimte zijn regiospecifieke hoofdlijnen gegeven voor actualisering van regionale visies. Als plannen niet voor de planhorizon van deze visie (2030) tot ontwikkeling komen, is heroverweging van bestemmingsplannen aan de orde.
Doorwerking plangebied
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de bestaande planologische situatie vast. Er worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt, maar juist wordt het bestaande aantal woningen in het plan vastgelegd. Gelet op de aard van het plan, kan worden vastgesteld dat dit niet strijdig is met de visie. Een toets aan het Programma ruimte 2016 kan derhalve achterwege blijven.
Structuurvisie Zwijndrecht 2010: 'de ondernemende tuinstad' (2010)
Op 16 februari 2010 heeft de gemeenteraad de nieuwe Structuurvisie 2020 vastgesteld: 'de ondernemende tuinstad'. In haar ruimtelijk beleid voor de periode 2010-2020 jaar kiest Zwijndrecht voor kwaliteit, voor een stevige rol in het netwerk van de regio Drechtsteden en voor versterking van haar eigen identiteit. Speerpunten voor de komende jaren zijn de versterking van het aanbod van woningen voor iedereen, aantrekkelijke vestigingslocaties voor bestaande en nieuwe bedrijven en een blijvend goede bereikbaarheid vanuit de Randstad en vanuit het zuiden van het land.
Heerjansdam
In de structuurvisie is ook de ontwikkelingsrichting voor Heerjansdam opgenomen. Voor Heerjansdam wordt gestreefd naar: 'Een dijk van een dorp met een groen-recreatief karakter'. De ligging in het landelijk gebied, omgeven door water en weidse polders, maakt dat Heerjansdam een groene enclave is in de Drechtsteden. De dijkstructuur loopt als een ring om Heerjansdam heen. In de wegenstructuur zijn de Dorpsstraat, de Lindeweg en de Lindtsedijk belangrijk. De Lindtsedijk vormt de verbinding met Barendrecht, de A29 en Zwijndrecht, de Molenweg ontsluit Heerjansdam richting de A16.
Heerjansdam heeft recreatieve potenties, die momenteel slechts in beperkte mate worden benut. De verbetering van de aansluiting van de groene schil van Heerjansdam op het buitengebied draagt bij aan een versterking van het open karakter en recreatieve functie van het buitengebied en aan de toegankelijkheid van het dorp.
De gemeente zal deelvisies opstellen voor de groene omzoming van Heerjansdam, het dijklint (Lindtsedijk), de Polder Buitenland, de polders Grote en Kleine Lindt en de Lage en Hoge Nesse. Voor de visie voor het gebied rond de Langeweg vindt samenwerking en afstemming plaats met Ridderkerk en Hendrik-Ido-Ambacht. Eén van de opgaven van de deelgebiedvisies is het vinden van locaties voor de recreatie- en natuuropgaven, mede vanuit de landinrichting van IJsselmonde en de globale herinrichtingsplannen voor de compensaties van de aanleg van de hogesnelheidslijn.
Sfeer en woonprofiel
In de Structuurvisie is beschreven, dat Heerjansdam een bloeiende dorpsgemeenschap met een sterke sociale samenhang. De korte lijnen maken veel activiteiten en initiatieven mogelijk. Het verenigingsleven bloeit en de mensen kennen elkaar en zorgen waar nodig voor elkaar. Heerjansdam is een gewilde plaats om te wonen, vooral bij de meer kapitaalkrachtige burgers. Het biedt als enclave in het groen mogelijkheden voor de vestiging van mensen die in de Drechtsteden in onvoldoende mate aanwezig zijn. De prijzen voor koopwoningen zijn dan ook hoger dan elders in Zwijndrecht. Dit woonprofiel leidt tot het dilemma dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor starters en mensen in de eerste gezinsfase die in Heerjansdam willen blijven wonen. Omdat een voortzetting van deze trend kan leiden tot een onevenwichtige bevolkingssamenstelling en vermindering van de vitaliteit van Heerjansdam, streeft de gemeente Zwijndrecht naar een lokale differentiatie van het woningaanbod. Deze differentiatie vindt plaats in relatie tot het overige woningaanbod in Zwijndrecht.
Economisch profiel
Tussen het dorp en de Oude Maas ligt het bedrijventerrein Gors. Om Heerjansdam meer naar het water te kunnen ontwikkelen, wordt Gors Noord getransformeerd naar woningbouw. Delen van Gors Noord zijn en worden inmiddels herontwikkeld. Deze delen hebben in het voorliggende bestemmingsplan een woonbestemming gekregen. Aan deze opgave vanuit de Structuurvisie is derhalve gevolg gegeven. Gors Zuid zal binnen de looptijd van deze structuurvisie en overigens ook de planperiode van voorliggend bestemmingsplan zijn huidige functie behouden. Om geen eenzijdig woonmilieu te creëren zal de gemeente bedrijven die zich in Heerjansdam willen vestigen ondersteunen.
Voorzieningenniveau
In Heerjansdam bestaat tevredenheid over het relatief hoge voorzieningenniveau. Ter behoud en daarmee versterking van het voorzieningenniveau, zijn in de afgelopen jaren twee basisscholen, de bibliotheek, de kinderopvang en de speel-o-theek geclusterd op het educatief plein aan de Sportlaan. Ook is een woon-zorgcomplex opgericht, dat deel uitmaakt van het voorzieningencluster. Deze ontwikkelingen zijn doorvertaald in het voorliggende bestemmingsplan. De afronding van het voorzieningencluster betreft de ontwikkeling van woningen op het braakliggende terrein aan de oostkant van het cluster. Deze woonbuurt is momenteel in ontwikkeling. Hiervoor is een separate bestemmingsplanherziening doorlopen. Ook deze herziening is in het voorliggende bestemmingsplan doorvertaald.
Maatschappelijke veranderingen zorgen ervoor dat het commerciële voorzieningenniveau van het dorp onder druk komt te staan. Dit is zichtbaar in de slecht onderhouden openbare ruimte. Om een neerwaartse spiraal te voorkomen, zet de gemeente in op stimulering en concentratie van commerciële voorzieningen rondom de supermarkt.
Met enkele recente ontwikkelingen zoals hiervoor beschreven, die in het voorliggende plan zijn opgenomen, wordt invulling gegeven aan de wens om het voorzieningenniveau te versterken. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan het gezondheidscentrum aan de Manning opgenomen. Deze functie zorgt eveneens voor een versterking van het voorzieningenniveau.
Structuurvisie Heerjansdam 2030 (november 2006)
Deze visie richt zich op hoofdkeuzes en hoofdlijnen van de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor het dorpsgebied van Heerjansdam en directe omgeving. De structuurvisie is een belangrijke bouwsteen voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen of herzieningen. Het ontwikkelingsbeeld 2030 met betrekking tot wonen, werken, voorzieningen, water, groen, recreatie en de toekomstige ruimtelijke structuur komen in de visie aan bod. De centrale visie richt zich op behoud en ontwikkeling van Heerjansdam als rustige woonkern in een verder recreatief te ontwikkelen aantrekkelijke groene omgeving, met cultuurhistorie, water en ecologie als leidraad bij verdere ontwikkelingen.
Kernpunten van de visie op het huidige dorpsgebied zijn de volgende:
De bouwmogelijkheden binnen het huidige dorpsgebied en daarmee het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, zijn zeer beperkt. Voorop staat dat het dorpse en groene karakter in stand blijft bij het benutten van bouwmogelijkheden. Ontwikkelingslocaties zijn:
Verder zet de structuurvisie in op het opnieuw vormgeven en afronden van de groen-blauwe noordoostrand van het dorp, de versterking van de Waaloever als recreatief uitloopgebied en het verder ontwikkelen van de Dorpsstraat tot een karaktervolle straat met een functie voor wonen, ambachtelijke en dienstverlenende bedrijfjes en voorzieningen met een hoge beeldkwaliteit.
Doorwerking plangebied
In dit bestemmingsplan zijn de ontwikkelingen aan de Sportlaan en aan de Rozenlaan, zoals hierboven beschreven, meegenomen. Daarvoor zijn reeds planologische procedures doorlopen. Beide locaties zijn direct bestemd.
Ten aanzien van de kernpunten van de visie, kan worden vastgesteld dat de regeling in het bestemmingsplan concentratie van winkelvoorzieningen in het centrum waarborgt. Door middel van een flexibele regeling in de bestemmingen van het openbaar gebied (verkeers-, groen- en waterbestemmingen), bestaan er mogelijkheden voor het verbeteren van de langzaamverkeersverbindingen in het dorp. Op enkele plekken is dat in de afgelopen jaren reeds gebeurd.
Geconcludeerd wordt, dat het bestemmingsplan in overeenstemming met de structuurvisie is.
Woonvisie 2017-2031: 'Goed wonen in de Drechtsteden'
De Drechtsteden (Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht) hebben op 12 december 2017 de Woonvisie Drechtsteden 2017-2031 'Goed wonen in de Drechtsteden' vastgesteld. De Woonvisie maakt onderdeel uit van de bredere, integrale aanpak die in de 'Groeiagende 2030: goed leven in de Drechtsteden' is verwoord.
De gemeenteraden van de Drechtsteden zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Woonvisie door deze te vertalen en concretiseren met de plaatselijke situatie inachtnemend. De Woonvisie, inclusief lokale uitwerking, vormt vervolgens het kader voor concrete initiatieven en voor de afspraken met woningcorporaties in de regio.
Met de Woonvisie beoogt de Drechtraad een kwalitatief hoogwaardig woningaanbod te realiseren voor een doelgroep die in een duurder segment, goed bereikbaar, met meer ruimte en met moderne stedelijke voorzieningne in de omgeving wil wonen. De zeven gemeenten gaan gezamenlijk de inspanningsverplichting aan om circa 15.000 nieuwe woningen in de regio te realiseren, naast de autonome groei van de Drechtsteden. Ook in kwalitatief opzich zijn verschillende concrete opgaven benoemd, onder meer op het gebied van duurzaam bouwen en bouwen voor bijzondere doelgroepen.
De Drechtsteden functioneren in grote mate als één woningmarkt. Daarom vindt regelmatig regionale afstemming over de woningbouwprogramma's plaats. Hiertoe is in juni 2017 de rapportage 'Wonen in de Drechtsteden 2017' opgesteld. Uit dit onderzoek volgt onder meer dat een toename van het aantal huishoudens wordt verwacht (van 125.000 naar 134.500 in 15 jaar), dat verschuivingen in de samenstelling van huishoudens zichtbaar zijn, dat het aantal koopwoningen met een waarde boven de € 250.000,- relatief klein ligt en er een kwantitatief tekort van ongeveer 2.000 woningen in de regio gesignaleerd is.
Doorwerking plangebied
Gezien de conserverende aard van dit bestemmingsplan, worden er geen directe transformatiemogelijkheden geboden en worden geen nieuwe woningbouwontwikkelingen toegestaan. Dit bestemmingsplan is niet het aangewezen kader voor het realiseren van de opgaven vanuit de Woonvisie. Eerdere recente transformatieontwikkelingen, waarbij nieuwe woningbouwiniittaieven zijn opgenomen, zijn in onderhavig bestemmingsplan vertaald. Deze ontwikkelingen dragen bij aan het realiseren van kwalitatief hoogwaardige woningen en aan het bouwen voor bijzondere doelgroepen (voorzieningencluster). Het toevoegen van woningen is op basis van dit bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk. Het bestaande aantal woningen wordt juist planologisch vastgelegd. Voor nieuwe woningbouwontwikkelingen dient een separate planologische procedure te worden doorlopen, waarbij het initiatief kan worden getoetst aan de Woonvisie.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2016-2030 (2016)
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2016-2030 (GVVP), vastgesteld in juni 2016, is een integrale visie op de toekomst van verkeer en vervoer in Zwijndrecht verwoord. Het GVVP draagt bij aan een aantrekkelijk Zwijndrecht, waarin het goed wonen, werken en recreëren is. Bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid zijn belangrijk onderwerpen in het plan, evenals goede verkeersdoorstroming, stimuleren van fietsgebruik en het aanbieden van toegankelijk openbaar vervoer. In het GVVP zijn 8 doelstellingen uitgewerkt voor 2030:
Iedere 4 jaar wordt een herziening van het uitvoeringsprogramma opgesteld.
Doorwerking plangebied
In het onderhavige beheergerichte bestemmingsplan heeft het GVVP in beginsel geen directe consequenties. Uit het GVVP blijkt wel de noodzaak om de parkeerbehoefte en parkeerfaciliteiten beter op elkaar af te stemmen. In het voorliggende bestemmingsplan is daarom opgenomen, dat in geval van functiewijziging en nieuwbouw moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. In beginsel moet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid worden voorzien. Bij ontwikkelingen in het plangebied dient derhalve rekening te worden gehouden met dit beleid door daar waar mogelijk extra parkeerplaatsen te realiseren. Dit is in de gebruiksregels van de diverse bestemmingen in het bestemmingsplan opgenomen. Zodoende wordt bij functiewijzigingen geborgd dat voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd en aan het parkeerbeleidsplan wordt voldaan. Na eventuele herziening van het parkeerbeleidsplan binnen de planperiode, is het nieuwe beleid van toepassing. De in het plan opgenomen bestemmingen voor het openbaar gebied (verkeers- en groenbestemmingen) bieden de mogelijkheid om, daar waar nodig ter uitvoering van het GVVP of anderszins, parkeervoorzieningen aan te leggen in het openbaar gebied. Het plan is in overeenstemming met de doelstellingen van het GVVP.
Groenstructuurplan 2005-2015 (2009)
Het Groenstructuurplan 2005-2015 (25 augustus 2009) geeft een meerjarenvisie op beheer en inrichting van de openbare ruimte, met speciale aandacht voor de bestaande groenstructuur. Voor de visie is een inventarisatie en analyse uitgevoerd naar het groen en aanverwante zaken. De hieruit voortgekomen knelpunten en potenties vormden aanknopingspunten voor het opstellen van de groenvisie, een essentieel onderdeel van het Groenstructuurplan. Uit de visie blijkt dat de hoofdgroenstructuur een basis biedt voor de ontwikkelings- en beheermaatregelen om het groen in de gemeente aantrekkelijk te maken en een duurzaam karakter te geven. Met betrekking hierop zijn diverse uitgangspunten geformuleerd om zowel de hoofdgroenstructuur als de wijkgroenstructuur en het overig groen te handhaven en te versterken. Het groenstructuurplan maakt onderscheid in hoofdgroenplekken en wijk- en buurtgroen. In bepaalde gevallen is in het groen deels bebouwing aanwezig.
Doorwerking plangebied
In sommige delen van het plangebied is veel groen aanwezig, zoals de Groene Zoom, de zuidkant van de Dorpsstraat, langs de oever van de Oude Maas en aan de randen van het dorp. In de navolgende afbeelding is voor Heerjansdam en de directe omgeving aangegeven welke groenelementen tot de hoofdgroenstructuur en de wijkgroenstructuur behoren. De hoofd- en wijkgroenstructuren zijn als zodanig bestemd in dit bestemmingsplan door middel van de bestemming 'Groen'. Het bestemmingsplan is faciliterend voor het beheer en de mogelijke versterking van deze groenstructuren. Binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' kan daar waar gewenst versterking van de groenstructuur plaatsvinden.
![]() |
Welstandsnota Zwijndrecht 2013
In de Welstandsnota Zijndrecht 2013 zijn de samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten vertaald in objectieve beoordelingscriteria die de burger en de bouwplantoetser een houvast moeten bieden bij het opstellen en het beoordelen van bouwplannen. In de welstandsnota worden vier typen welstandsregimes onderscheiden.
De toetsing aan redelijke eisen van welstand wordt in eerste instantie ambtelijk gedaan. Op de gebiedskaarten is aangegeven welk welstandsregime waar van toepassing is. Wanneer het plan is gelegen in een gebied met een bijzonder welstandsregime (roodgekleurd) wordt het plan direct voorgelegd aan de welstandscommissie. Wanneer het plan is gelegen in een gebied met een regulier versoepeld regime wordt het plan ambtelijk getoetst aan de objectgerichte welstandscriteria. Aan- of uitbouwen die niet voldoen aan deze criteria worden voorgelegd aan de welstandscommissie, alle overige bouwwerken dienen te worden aangepast en worden niet voorgelegd aan de welstandscommissie. Wanneer het plan is gelegen in een regulier welstandsregime en het plan met een ruimtelijk model in de nota is opgenomen, wordt er alleen ambtelijk getoetst aan de gebiedsgerichte welstandscriteria. Wanneer het bouwplan niet voldoet en redelijkerwijs wel kan voldoen aan deze criteria, dient het plan te worden aangepast en wordt het niet voorgelegd aan de welstandscommissie.
Wanneer er sprake is van een plan met een bijzondere kwaliteit of van een nieuwe ontwikkeling waarbij de gebieds- en objectgerichte criteria niet toereikend of ambtelijk toetsbaar zijn wordt het plan altijd voorgelegd aan de welstandscommissie. De welstandscommissie toetst dergelijke plannen aan de gebiedsgerichte criteria en, wanneer deze niet toereikend zijn, aan de algemene welstandscriteria.
Doorwerking plangebied
Het plangebied 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' beslaat de deelgebieden 35, 36 en 37 en bestaat grotendeels uit zwarte (regulier versoepeld) en rode gebieden (bijzonder, gebiedsgerichte criteria).
De rode gebieden concentreren zich rondom het oude bebouwingslint van het dorp aan de Dorpsstraat en Molenweg. In het dijklint Ringdijk gelden bijzondere welstandscriteria. De historische kern van het dorp (De Dorpsstraat) is gebouwd langs de dijk, waarbij het dorp binnendijks is gebouwd. De bebouwing is afwisselend, niet seriematig en is georiënteerd op de dijk. Het is belangrijk dat deze specifieke karakteristieken niet verloren gaan, maar waar mogelijk worden versterkt. De bebouwing dateert in hoofdzaak uit de 18e, 19e en begin 20e eeuw en omvat een aantal rijks- en gemeentelijke monumenten. De welstandsnota schrijft voor dit gebied voor, dat eventuele ingrepen moeten worden op het niveau van de dijk, de weg het blok én het individuele gebouw. De dorpse karakteristiek moet behouden blijven, onder andere door een volwaardige kap. Het afwisselende beeld van de dijk blijft eveneens behouden. Verder bevat de welstandsota onder meer voorschriften omtrent het kleur- en materiaalgebruik.
Naast het dijklint Ringdijk is nog een aantal gekleurde gebieden opgenomen met reguliere gebiedsgerichte criteria. Dit betreft onder meer de omgeving van de begraafplaats aan de Molenweg, het woongebied rondom De Hoef aan de zuidoostkant van het dorp en het benedendijks gelegen woongebied rondom de Veldbloemenlaan.
Het zuidelijk deel van bedrijventerrein Gors is welstandsvrij.
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Indien een bouwplan wordt ingediend, kan de initiatiefnemer aan de hand van de welstandsnota bepalen welke criteria gelden voor het betreffende bouwplan.
Afwijkingenbeleid Zwijndrecht 2015
De komst van de Wabo gaf voor de gemeente Zwijndrecht aanleiding om het bestaande ontheffingenbeleid te herzien. Dit heeft geresulteerd in de beleidsnota Afwijkingenbeleid Zwijndrecht 2015. Dit beleid voor planologisch strijdige activiteiten kent dezelfde uitgangspunten als het oude ontheffingenbeleid, maar is afgestemd op de nieuwe wetgeving. Het afwijkingenbeleid maakt onderdeel uit van een breder geheel aan instrumenten, die tezamen gericht zijn op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Onderlinge samenhang tussen de verschillende instrumenten, waaronder het bestemmingsplan, is van belang.
De beleidsregel heeft tot doel om bij concrete verzoeken om omgevingsvergunning voor planologische bouw- en gebruiksactiviteiten (al dan niet in combinatie met andere activiteiten) een afwegingskader te bieden waarmee snel een oordeel over de wenselijkheid en aanvaardbaarheid voor het verlenen van medewerking kan worden gevormd. Door middel van het stellen van een kader bieden deze beleidsregels naast duidelijkheid ook uniformiteit.
De beleidsregels zijn gemaakt voor de beoordeling van aanvragen met betrekking tot een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning, een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dakkapellen, dakopbouwen en antennes. Eveneens zijn regels opgenomen voor de beoordeling van plannen met betrekking tot wijzigingen van het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. In de uitwerkingen van de beleidsregels per activiteit is zoveel als mogelijk aansluiting gezocht met de structuur van de mogelijkheden die zijn aangegeven in het Besluit omgevingsrecht, bijlage II, hoofdstuk IV. Naast deze generieke objectgebonden afwijkingen, zijn tevens gebiedsgerichte afwijkingen opgenomen (hoofdstuk 8 van de beleidsnota).
Doorwerking plangebied
Zoals in paragraaf 2.4 onder 'Wonen' is beschreven, wordt gekozen voor een zoveel mogelijk uniforme bebouwingsregeling voor woonpercelen binnen de kom van Zwijndrecht. Deze houdt onder meer in dat nieuwe bebouwing in het voorerf en het naar openbaar gebied gekeerde zijerf in beginsel niet wenselijk zijn zonder nadere afweging en dus niet rechtstreeks mogelijk worden gemaakt. De beleidsregel biedt voor aan- en uitbouwen in het zijerf onder voorwaarden mogelijkheden.
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft het deelgebied A16 'Heerjansdam / Gors' van het afwijkingenbeleid. In dit gebied worden mogelijkheden geboden voor dakopbouwen op eenlaagse uitbouwen. Het rechtstreeks opnemen van mogelijkheden voor dakopbouwen in dit bestemmingsplan wordt, gelet op de mogelijke invloed op het woon- en leefmilieu van omwonenden en het straatbeeld, niet wenselijk geacht. Tevens is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid niet zinvol geacht, omdat reeds door middel van een reguliere omgevingsvergunning een dakopbouw kan worden vergund. Daarbij wordt getoetst aan het afwijkingenbeleid.
Partiële herziening verbod voor de winning van schaliegas en schalie-olie (2013)
Het bestemmingsplan 'Partiële herziening verbod tot winning van schaliegas en schalie-olie, gemeente Zwijndrecht' is opgesteld naar aanleiding van de motie van de gemeenteraad van 11 november 2013, tegen (proef)boringen naar schaliegas in de gemeente Zwijndrecht.
De gemeente Zwijndrecht heeft zich net als vele andere gemeenten in Nederland 'schaliegasvrij' verklaard. De gemeente heeft het verbod op proefboringen uitdrukkelijk verankerd door middel van een verbodsbepaling in voornoemd bestemmingsplan. Hiermee heeft de gemeente een expliciete weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning wanneer een aanvraag wordt ingediend door een initiatiefnemer die een (proef)boring naar schaliegas of schalie-olie wil gaan uitvoeren.
Doorwerking plangebied
De regels uit de partiële herziening zijn overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
Sinds 16 mei 2017 is ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Doorwerking plangebied
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de bestaande legale situatie vast. Er is geen sprake van activiteiten die zijn opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r.. Daarmee zijn m.e.r. (beoordelings)-plichtige activiteiten uitgesloten, is er geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht en is het niet nodig om een m.e.r.-procedure te doorlopen.
Wettelijk kader
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet geluidhinder in werking getreden. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km/uur-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh).
Doorwerking plangebied
Weg- en railverkeerslawaai
Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies toestaat, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting ten gevolge van wegen en spoorlijnen.
Binnen de onderzoekszone van de spoorlijn Rotterdam – Dordrecht moet bij de ontwikkeling van geluidsgevoelige bestemmingen getoetst worden of de geluidbelasting op de gevel voldoet aan de normen uit de Wet geluidhinder. De mate waarin geluid, veroorzaakt door railverkeer het woonmilieu mag belasten, bedraagt 55 dB. De grenswaarde bedraagt 68 dB.
Voor de wegen (met twee rijstroken) in (of in de nabijheid van) het plangebied bedraagt de onderzoekszone 200 meter. In het Milieubeleidsplan zijn per gebiedstype een basiskwaliteit en een ambitie weergegeven voor wat betreft de geluidbelasting veroorzaakt door het wegverkeer. Heerjansdam is gekarakteriseerd als dorps wonen. Hier is een ambitiewaarde (meest wenselijke waarde voor tenminste één gevel, bij voorkeur aan de zijde van de buitenruimte) vastgesteld van 45 dB(A), een tussen-waarde (basiskwaliteit voor de voorgevel) van 55 dB(A) en een plafondwaarde (uitzonderingen) van 60 dB(A). Het betreft hier de geluidsbelastingen op de hoogst belaste gevel. In het plangebied kan het autoverkeer uit ervaring echter een lokale bron van overlast vormen. De Dorpsstraat, Molenweg en Randweg zijn de drukste wegen. Op diverse plekken wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen of functies mogelijk. Daarom is een toetsing aan de Wet geluidhinder in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde. Indien een bestaande functie uitbreidt of verbouwt, binnen de kaders van het bestemmingsplan, is middels het Bouwbesluit geborgd, dat er sprake is van een aanvaardbaar binnenniveau. Voor de in het plan meegenomen ontwikkelingen, heeft in het kader van de reeds doorlopen planologische procedures waar nodig onderzoek plaatsgevonden.
Industrielawaai: rangeerterrein Kijfhoek
Het rangeerterrein Kijfhoek, gelegen ten noordwesten van het plangebied, speelt een belangrijke rol in het nationale en internationale railgoederen-vervoer. Het terrein heeft een lengte van 4,5 km en bestaat uit aankomstsporen, verdeelsporen, vertreksporen, omhaalsporen en een rangeerheuvel. Het rangeerterrein dient te worden aangemerkt als een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken (inrichtingen uit artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Milieubeheer, de zogenaamde grote lawaaimakers). Volgens artikel 41 van de Wet geluidhinder dienen alle industrieterreinen waarop grote lawaaimakers gevestigd zijn of gevestigd kunnen worden gezoneerd te zijn. Buiten de zone mag de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau vanwege de activiteiten op het terrein niet hoger zijn dan 50 dB(A).
Binnen de contouren van de geluidzone van 50 dB(A) is het oprichten van nieuwe geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan, indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de geluidgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. Hiertoe zal bij een concreet initiatief een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel een hogere waardenprocedure moeten worden doorlopen. Buiten de contour is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.
Het plangebied behoorde in het verleden (vrijwel) geheel tot de geluidzone van Kijfhoek. De geluidzone is inmiddels echter aanzienlijk teruggedrongen en thans ligt het plangebied geheel buiten de geluidzone. Deze zone vormt dan ook geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Wettelijk is bepaald dat een vergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, waarbij schade of gevaar te verwachten is voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (in verband met milieuhygiënische risico’s voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Tevens dienen de mogelijkheden en kosten om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen te worden aangegeven. In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd en de bestemmingsregeling geactualiseerd. Dit betekent dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond wordt geboden in de Wabo en de gemeentelijke bouwverordening.
Doorwerking plangebied
Met het bestemmingsplan 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' worden geen nieuwe planologische ontwikkelingen, functiewijzigingen en dergelijke mogelijk gemaakt. Ten behoeve van dit bestemmingsplan hoeft daarom geen bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Over de bodemkwaliteit in het plangebied is het volgende bekend. Het plangebied ligt conform de 'Bodemkwaliteitskaart subregio Drechtsteden' overwegend in de zone 'Wonen 1900-1980'. De bovengrond van deze zone wordt gekarakteriseerd als G2b zone. Dit betekent dat de algemene bodemkwaliteit van de bovengrond (0–0,5 meter beneden maaiveld) schoon tot licht verontreinigd is. De voor grondverzet kritische stoffen van deze zone zijn nikkel, zink en PAK. De ondergrond (0,5–2,0 meter beneden maaiveld) is schoon (G1).
In deze zone zal vaak bijmengingen met puin worden aangetroffen. Wanneer dit het geval is, is er sprake van een voor grondverzet verdachte locatie. Vrijkomende grond kan in dat geval niet zondermeer elders toegepast worden.
Daarnaast ligt het plangebied in de zones 'niet gezoneerd', 'Wonen lint < 1900' en 'IJsselmonde (subzone boomgaard)'. Van de zone 'niet gezoneerd' is te weinig bodeminformatie bekend. Toch kan deze zone in bepaalde gevallen wel als gezoneerd worden beschouwd. De zone 'Wonen lint < 1900' is wat betreft de bovengrond te kwalificeren als G2b zone oftewel schoon tot licht verontreinigd. Hier zijn de kritische stoffen lood, zink en PAK. Ook in deze zone worden vaak bijmengingen met puin aangetroffen. De zone 'IJsselmonde (subzone boomgaard)' wordt in principe gekarakteriseerd als G2a oftewel als nagenoeg schoon. Dit geldt zowel voor de boven- als ondergrond. De toevoeging 'subzone boomgaard' betekent dat er een kans is op voormalig gebruik als boomgaard. Is er sprake geweest van een boomgaard in de periode 1950-1973 dan geldt een algemene zonekwaliteit van schoon tot sterk verontreinigd oftewel G4b. Bij grondverzet wordt getoetst of er sprake is geweest van een boomgaard in bovengenoemde periode. Indien dit niet het geval is, is alsnog sprake van zone G2a.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer. Dit advies is inmiddels door de Brandweer Midden- en West-Brabant verstrekt en wordt zoveel mogelijk meegenomen in het plan.
(Beperkt) kwetsbare objecten
Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.
Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.
Doorwerking plangebied
In het kader van het vigerende bestemmingsplan uit 2014 ('Heerjansdam-Gors') is een beschouwend onderzoek gedaan naar de externe veiligheid. De conclusie uit dit onderzoek luidde, dat er geen belemmeringen vanuit externe veiligheidsoogpunt waren. In het kader van de voorliggende bestemmingsplanherziening, gedurende de publicatie van het voorontwerpbestemmingsplan, is advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Het advies van de Veiligheidsregio wordt hierna beschreven.
Risicobronnen en scenario's
De relevante risicobronnen in en nabij het plangebied zijn:
Rangeerterrein Kijfhoek
Het bestemmingsplan ligt in de nabijheid van het rangeerterrein Kijfhoek. Deze inrichting valt onder het Bevi. Het rangeerterrein beschikt over een milieuvergunning. Deze vergunning is op 16 juni 2009 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ambtshalve gewijzigd. De wijziging betrof het toepassen van een andere rekenmethodiek voor het berekenen van de risico's, het opleggen van de risicomonitoringssystemen en het aanpassen van de voorschriften met betrekking tot de risico's. In het kader van deze wijziging is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd.
Treinen komen van 3 verschillende richtingen aan op Kijfhoek, waarna deze treinen worden gesorteerd middels het heuvelproces. Tevens zullen treinen ook aankomen op Kijfhoek om enkel van locomotief te wisselen of om te spannen alvorens de reis te vervolgen. Hierbij kan in beide gevallen sprake zijn van een zekere verblijftijd te Kijfhoek (overstand). Ten slotte bevindt zich het emplacement een tankplaats voor het aftanken van diesellocomotieven.
De handelingen met gevaarlijke stoffen op het emplacement van Kijfhoek betreffen de volgende door ProRail opgegeven wagenaantallen en stofcategorieën.
Tabel 4.1: vervoergegevens rangeerterrein Kijfhoek realisatie 2017 en plafond Basisnet.
Opmerking bij tabel:
De verschillen in de totalen worden veroorzaakt door afrondingen in het faalkansmodel. Voor de berekeningen zijn deze verschillen niet relevant. Het zal duidelijk zijn dat in werkelijkheid de aantallen aankomende en vertrekkende wagens aan elkaar gelijk zijn.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de effectafstanden in meters die ten gevolge van een optredend incident kunnen optreden. Ter verduidelijking worden de afstanden bij de scenario's Bleve en toxische damp van de 1, 10 en 100 procent letaliteitgrenzen weergeven. Dit betreft de afstanden waar respectievelijk 1, 10 en 100 procent van het aantal aanwezigen zal komen te overlijden. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de landelijk opgestelde “Handleiding adviestaak regionale brandweer IPO 08, versie maart 2010”.
Tabel 4.2: effectafstanden in meters scenario's rangeerterrein Kijfhoek.
Binnen de effectafstanden voor een worst case scenario met ammoniak liggen in het plangebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen.
Shipcoat B.V., Industrieweg 17 Heerjansdam
Aan de Industrieweg 17 is het bedrijf Shipcoat B.V. gelegen. Binnen deze inrichting is sprake van opslag van verfmaterialen met meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen. Een van de meest realistische risico 's met omvangrijke effecten die bij Shipcoat kunnen optreden is een brand met daarbij vrijkomende stikstofhoudende stoffen . Dit scenario is gebaseerd op uitgangspunten van Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS).
Spoorvervoer gevaarlijke stoffen
Er vindt doorgaand vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor plaats ten noorden van het plangebied. Het betreft meerdere transportstromen te weten: het transport van en naar het emplacement Kijfhoek over de Betuweroute en het transport richting dan wel komend uit de richting Barendrecht. Met betrekking tot dit transport vinden op emplacement Kijfhoek rangeeractiviteiten plaats.
De relevante baanvakken en transportintensiteit staan in tabel 4.1.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de effectafstanden in meters die ten gevolge van een optredend incident kunnen optreden. Ter verduidelijking worden de afstanden bij de scenario's Bleve en toxische damp van de 1, 10 en 100 procent letaliteitgrenzen weergeven. Dit betreft de afstanden waar respectievelijk 1, 10 en 100 procent van het aantal aanwezigen zal komen te overlijden. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de landelijk opgestelde “Handleiding adviestaak regionale brandweer IPO 08, versie maart 2010”.
Tabel 4.3: effectafatsnanden scenario's doorgaand spoortvervoer
Binnen de effectafstanden voor een worst case scenario met ammoniak liggen in het plangebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen.
In het Basisnet spoor is daarnaast een plasbrandaandachtsgebied (PAG) vastgesteld. Voor het spoor is dit gebied vastgesteld op 30 meter vanuit de rand van het spoor. Op basis van de gegevens uit de plankaart bij het bestemmingsplan heeft dit PAG geen invloed op de bebouwing in het plangebied.
Transport van gevaarlijke stoffen over de Oude Maas
Hier wordt verduidelijkt welke invloed het transport over de Oude Maas heeft. Het plangebied grenst aan de Oude Maas en ligt in het invloeds- en/of effectgebied van de Oude Maas. Over deze rivier worden grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen getransporteerd. De stoffen die van invloed zijn op de directe omgeving van de vaarweg zijn:
Tabel 4.4: transporten gevaarlijke stoffen over de Oude Maas
Tabel 4.5: effectafstanden scenario's transport Oude Maas
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), artikel 2.1.2 en 2.1.3 en Bevt artikel 10 is voor de Oude Maas een vrijwaringszone vastgesteld van 40 meter.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Voor de gemeente Zwijndrecht, inclusief kern Heerjansdam, is een route gevaarlijke stoffen vastgesteld in 2011. Heel het industrieterrein Gors-zuid en de Randweg vanuit de gemeente Barendrecht tot aan de Industrieweg in Heerjansdam zijn aangewezen als route gevaarlijke stoffen.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de aangewezen route is beperkt.
Veiligheidstoets
In het vorige hoofdstuk heeft een analyse plaatsgevonden van de scenario's die kunnen optreden in het plangebied. Naar aanleiding van deze scenario's vindt in dit hoofdstuk een veiligheidstoets plaats. Deze veiligheidstoets zal worden gedaan aan de hand van het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijftal criteria die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect.
Plaatsgebonden risico van risico's in plangebied
Het plaatsgebonden risico is het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats verblijft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval binnen een inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Rangeerterrein Kijfhoek
Binnen de PR-10-6-contour bevinden zich geen kwetsbare objecten. Daarnaast laat het bestemmingsplan geen kwetsbare objecten toe. Binnen de PR-10-6-contour bevinden zich wel beperkt kwetsbare bestemmingen.
Shipcoat B.V.
Uit tabel 3 van bijlage 1 van het Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen) blijkt dat voor de opslagplaats gevaarlijke stoffen aan een afstand van 20 meter tot al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten moet worden voldaan.
De feitelijke afstand bedraagt circa 10 meter. Echter de afstand 20 meter in het Bevi is opgenomen met het oog op bereikbaarheid en het voorkomen van brandoverslag. Aangezien dat de opslagvoorziening in het pand van Shipcoat rondom 60 minuten WBDBO heeft, wordt geacht dat bij een incident dit compartiment minimaal 60 minuten niet zal bezwijken. Binnen deze tijd is de brandweer ter plaatse en zal het incident zodanig beheersen dat er geen uitbreiding naar naast gelegen belendingen plaats zal kunnen vinden. Vanuit gaande van bovengenoemd kan geconcludeerd worden dat aan dit criterium van het Bevi wordt voldaan.
Spoorvervoer gevaarlijke stoffen
Uit de QRA blijkt dat voor het gerealiseerde transport van 2009 de PR 10-6 contour op het spoortraject is gelegen of enkele meters daarbuiten. Tevens blijkt dat voor de marktverwachting 2020 de PR 10-6 contour buiten het beschouwde spoortraject ligt en is gelegen buiten het plangebied over (beperkt) kwetsbare objecten ten noorden en ten zuiden van het Kijfhoektraject. In het Basisnet Spoor worden maatregelen getroffen om de externe veiligheidsrisico?s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor terug te dringen. Het Basisnet Spoor is echter momenteel nog niet vastgesteld. Wel is er in juli 2010 een rijksontwerp vrijgegeven. Uitgaande van deze vervoerssituatie en de maatregel Warme BLEVE-vrij rijden wordt de PR 10-6 contour teruggedrongen. De PR 10-6 contour ligt dan niet meer over (beperkt) kwetsbare objecten.
Transport van gevaarlijke stoffen over de Oude Maas
Uit het Bevt komt naar voren dat de Oude Maas is aangewezen als een vaarweg voor binnen- en zeevaart. De PR 10-6 contour (veiligheidszone) reikt niet verder dan de oeverlijn. Er is wel een vrijwaringszone van 40 meter vanaf de oever. Er zijn (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig in de vrijwaringszone.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
De provinciale risicokaart geeft voor het plaatsgebonden risico aan dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour buiten de weg zelf. De in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nummer 3 (PGS03) aangegeven drempelwaarden voor het plaatsgebonden risico worden bij lange na niet overschreden voor aangewezen route.
Daarom is er m.b.t. het plangebied geen sprake van een aandachtspunt voor het plaatsgebonden risico als gevolg van dit vervoer.
Groepsrisico
Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve, waarin het aantal doden is uitgezet tegen de cumulatieve kans op scenario's met dat aantal doden. In de fN-curve wordt een oriëntatiewaarde aangegeven, die het ijkpunt aangeeft waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen.
Rangeerterrein Kijfhoek
Uit de genoemde kwantitatieve risicoanalyse komt naar voren dat het groepsrisico voor de omgeving van het rangeerterrein zich nog net onder de oriëntatiewaarde bevindt. Voor het onderhavige plan wordt er van uitgegaan dat het groepsrisico als gevolg van het rangeerterrein Kijfhoek thans en in de toekomst de oriëntatiewaarde niet zal overschrijden.
Shipcoat B.V.
Voor het groepsrisico geldt op basis van het Revi een effectafstand van 320 meter. Het bestemmen of realiseren van gebouwen binnen deze effectafstand moet vergezeld gaan van een berekening. Binnen deze afstand van 320 meter liggen een naastgelegen camping (westzijde) en een aantal burgerwoningen (oostzijde). Het groepsrisico ten gevolge van de opslag bevindt zich onder de oriëntatiewaarde. Het voorliggende plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot een toename van het groepsrisico. Bij de verdere ontwikkeling van Havenkant dient hier ook rekening mee worden gehouden.
Spoorvervoer gevaarlijke stoffen
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico door het doorgaande transport van gevaarlijke stoffen wordt niet overschreden. Voor het gerealiseerde vervoer in 2009 is het groepsrisico 0,021 keer de oriëntatiewaarde. Voor het toekomstige vervoer volgens de marktverwachting 2020 neemt het groepsrisico toe tot 0,138 keer de oriëntatiewaarde.
Voor het toekomstig vervoer volgens het ontwerp Basisnet Spoor is er een marginale toename van het groepsrisico ten opzichte van het gerealiseerde vervoer 2009, de factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde blijft echter 0,021. Dit is het gevolg van de maatregel Warme BLEVE-vrij rijden die wordt toegepast in het ontwerp Basisnet Spoor.
Transport van gevaarlijke stoffen over de Oude Maas
Het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Oude Maas ligt, gelet op de aard en omvang van dit vervoer van gevaarlijke stoffen ongeveer op 225 meter vanaf het midden van de vaarweg en reikt daarmee over een klein deel van het plangebied. De vaststelling van het plan heeft geen effect op het GR. Een uitgebreide onderbouwing van het GR is daarom niet noodzakelijk.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
De drempelwaarde voor beschouwing van het groepsrisico uit de PGS03 wordt bij lange niet gehaald. Derhalve is een verantwoording voor het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Randweg en Industrieweg voor het plangebied niet nodig.
Zelfredzaamheid
De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Binnen het invloedsgebied van bovenstaande risicobronnen bevinden zich verschillende (beperkt) kwetsbare objecten.
De functie-indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op de zelfredzaamheid inspelen. Bij (her)inrichting van het plangebied kan hier rekening mee worden gehouden door:
Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk:
De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen.
Beheersbaarheid
Beheersbaarheid richt zich op de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen.
Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard.
Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid de richtlijnen zoals beschreven in de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid” (Brandweer Nederland, 2012).
In overleg met het brandweerkorps van uw gemeente zijn de volgende aspecten naar voren gekomen:
De bereikbaarheid i.r.t. risisco's is in zijn algemeenheid voldoende. Specifiek knelpunt betreft industrieterrein Gors-zuid. Net als vele havengebieden in Zwijndrecht is dit gebied slechts via één ontsluitingsroute met hulpverleningvoertuigen te bereiken (vanaf zijde Randweg). Bij incidenten bij Shipcoat is aanrijden via slechts één route mogelijk. Ontvluchten van aanwezigen in dit gebied kan meerdere richtingen op door gebruik te maken van o.a. fietspaden richting Zwijndrecht en Barendrecht.
De bluswatervoorziening is te onderscheiden in de volgende typen:
Primaire bluswatervoorziening: brandkranen in het plangebied zorgen voor een toereikende bluswatercapaciteit voor standaardbranden. Voor industriebranden en maatgevende scenario's is deze capaciteit onvoldoende. Dit is ook als punt erkend in het project “Keurmerk Veilig Ondernemen bedrijventerreinen Heerjansdam”.
Secundaire bluswatervoorziening: open water is beschikbaar vanuit rivier de Oude Maas en de rivier De Waal.
De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor de uitruktijd van een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. De brandweer kan binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn.
Resteffect
Het resteffect geeft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario's, ondanks de getroffen maatregelen.
Het resteffect van een incident is moeilijk concreet in te schatten. Bij de maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke slachtoffers in het plangebied verminderd kan worden. Over het aantal gewonden kan geen concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een daling van het aantal gewonden en schade in het plangebied. De mate van daling is afhankelijk van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de vullingsgraad van de tank, de hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stoffen, de plaats van het incident, weersinvloeden, e.d.). Bij een ernstig incident bij een inrichting, op het spoor, het water of de weg zullen er in het effectgebied mogelijk slachtoffers vallen. Dit aantal is afhankelijk van de aard en hoeveelheid vrijgekomen stoffen, de windrichting en de weersomstandigheden.
Conclusie en aanbevelingen
De veiligheidstoets levert de volgende conclusies op:
Naar aanleiding van de analyse en de daaruit getrokken conclusies komen de volgende aanbevelingen naar voren.
Wettelijk kader
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) van de VNG.
De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.
Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Doorwerking plangebied
Binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk woningen gelegen, met in mindere mate detailhandels-, dienstverlenende en maatschappelijke functies. De niet-woonfuncties in het dorp (beschreven in paragraaf 2.3) zijn allen qua aard en omvang passend in een woonomgeving.
In het plangebied ligt daarnaast het bedrijventerrein Gors. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 3.1 aan de randen en in het noordelijk deel. Verder zuidelijk, en daarmee verder van het woongebied af, zijn bedrijven in hogere milieucategorieën toegestaan (maximaal categorie 4.1). Deze zwaardere bedrijvigheid bevindt zich overwegend buiten de bijbehorende richtafstand tot de woongebied (200 meter tot rustige woonwijken). Aan de noordkant bevindt de bedrijvigheid zich deels op kortere afstand van de omliggende woningen dan de voorgeschreven richtafstand (30 meter voor gemengde gebieden). Dit betreft een bestaande situatie. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe planologische ontwikkelingen binnen de richtafstanden tot de bedrijvigheid mogelijk gemaakt en worden de gebruiksmogelijkheden voor de bedrijven anderzijds niet verruimd. Daarmee is uitgesloten dat er over en weer extra belemmeringen optreden ten gevolge van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan 'Heerjansdam en bedrijventerrein Dors'.
Wettelijk kader
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Het Besluit NIBM
Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het Besluit NIBM legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel fijn stof en NO2.
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:
Lijst met categorieën NIBM
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Aantonen NIBM op andere wijze
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan uitgebreid onderzoek naar het effect op de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Doorwerking plangebied
Voorliggend bestemmingsplan 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' is conserverend van aard en legt de bestaande planologische situatie vast. Er worden geen nieuwe bestemmingen of ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Wanneer binnen het plangebied een nieuwe ontwikkeling plaatsvindt, dient te worden aangetoond dat deze voldoen aan de normen ten aanzien van luchtkwaliteit.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors'.
Wettelijk kader
Het beleid van de rijksoverheid (Wet op de monumenten zorg, 2006) is gericht op behoud van het archeologisch erfgoed. Door het verdrag van Malta (Europees verdrag inzake bescherming van het archeologisch erfgoed) is het beleid steeds meer gericht op het tijdig betrekken van archeologische belangen bij het ruimtelijk ordeningsbeleid.
Doorwerking plangebied
Begin 2012 heeft de gemeente Zwijndrecht haar archeologiebeleid vastgesteld. De archeologischebeleidskaart maakt onderscheid tussen meerdere archeologische waarden en archeologische te verwachten waarden. In de navolgende afbeelding is de archeologische beleidskaart voor het gebied Walburg weergegeven, met bijbehorende legenda.
Per archeologische waarde is gedefinieerd welke onderzoeksplicht er geldt.
![]() |
![]() |
Uitsnede en legenda archeologische beleidskaart gemeente Zwijndrecht |
Op de archeologische beleidskaart heeft het plangebied heeft meerdere waardes en te verwachten waardes toegekend gekregen. De archeologische waarden en hogere verwachtingswaarden betreffen met name het gebied rondom de oude bebouwingslinten op de dijken (Dorpsstraat, Molenweg). In het zuidelijk deel van het plangebied is de archeologische verwachtingswaarde daarentegen laag.
Per archeologische waarde is gedefinieerd welke onderzoeksplicht er geldt.
Bovenstaande categorisering is vertaald in het bestemmingsplan, door middel van dubbelbestemmingen op de verbeelding en in de planregels. Het gaat om de volgende:
Indien er binnen een van deze dubbelbestemmingen een ontwikkeling plaats vindt dient te worden getoetst of deze voldoet aan de vrijstellingsgrens. Is dat het niet geval, dan zal archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd.
Aangezien voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk maakt, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd en is de archeologische situatie.
Conclusie
Binnen het plangebied 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' liggen verschillende archeologische (verwachtings) waarden. Deze zijn in het bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemmingen. In de regels zijn per dubbelbestemming de bijbehorende vrijstellingen en onderzoekplichten opgenomen. Hiermee worden de archeologische waarden voldoende gewaarborgd.
Wettelijk kader
Visie erfgoed en ruimte
In de 'Visie erfgoed en ruimte' zet het kabinet de cultuurhistorische belangen van nationale betekenis in een gebieds- en ontwikkelingsgerichte context. De visie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarden van nationaal belang planologisch borgt. De visie plaatst die waarden in een bredere context en geeft aan hoe de goede zorg voor die belangen ook via niet juridische instrumenten wordt nagestreefd.
Een belangrijke pijler van de gemoderniseerde monumentenzorg is de verankering van de zorg voor het cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Die verankering is noodzakelijk voor een zorgvuldige omgang met het erfgoed binnen de snelle en omvangrijke veranderingen in de inrichting van stad en land. De verankering van het cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening vraagt om twee zaken. In de eerste plaats dient het belang van het cultureel erfgoed volwaardig mee te worden genomen in de integrale afweging van belangen die plaatsvindt ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. In de tweede plaats dient het cultureel erfgoed, dat van bijzondere betekenis is, te worden benoemd. Zo kan op voorhand hier rekening mee worden gehouden in ruimtelijke plannen en ontwikkelingsprocessen.
De ruimtelijke afwegingsprocessen zijn versterkt door het aangepaste Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6. Hierin is opgenomen dat de overheid die een bestemmingsplan of beheersverordening opstelt, verplicht is rekening te houden met cultuurhistorische waarden in en boven de grond. Als gevolg hiervan is de cultuurhistorische waarde binnen het plangebied in deze paragraaf verder uitgewerkt.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Provincie
Op provinciaal niveau worden de cultuurhistorische en archeologische waarden beschreven in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De provinciale structuurvisie geeft aan dat bij het provinciaal belang 'behoud van de cultuurhistorische hoofdstructuur' de volgende ambities horen:
Cultuurhistorie is één van de dragers van ruimtelijke kwaliteit. De opgave voor het ruimtelijk beleid is om vanuit een integraal perspectief te bevorderen dat cultuurhistorisch waardevolle structuren, complexen, ensembles en elementen behouden blijven en te bevorderen dat de cultuurhistorie kan worden beleefd en bijdraagt aan de recreatief-toeristische kwaliteit van het landelijk gebied. Binnen de provincie ligt hierbij het accent op die gebieden en structuren waar cultuurhistorische waarden in hoge mate voorkomen. Dit betreft de zogeheten topgebieden en kroonjuwelen cultureel erfgoed.
Binnen de provincie ligt hierbij het accent op die gebieden en structuren waar cultuurhistorische waarden in hoge mate voorkomen. Dit betreft de zogeheten topgebieden en kroonjuwelen cultureel erfgoed.
Ten aanzien van cultuurhistorische waarden, waaronder landschappelijke structuren en nederzettingen dient de bescherming en daar waar nodig versterking in ruimtelijke plannen te worden geregeld.
Doorwerking plangebied
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Ten noorden van het plangebied is een molen aanwezig, blijkt uit de navolgende uitsnede van de provinciale 'Cultuurhistorische Atlas' van de provincie. Op de afbeelding is de biotoop, behorende bij de molen, weergegeven. Deze is door middel van een gebiedsaanduiding op de verbeelding en in de planregels vertaald. Binnen de molenbiotoop gelden beperkingen ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken ter bescherming en behoud van de molenbiotoop. Met het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Door middel van de opgenomen regeling, wordt de molenbiotoop planologisch voldoende beschermd.
![]() |
Uitsnede Cultuurhistorische atlas provincie Zuid-Holland |
Conclusie
Binnen het plangebied liggen geen bijzondere en als zodanig aangewezen cultuurhistorische waarden. Aanvullende planologische bescherming is niet nodig, behoudens het vastleggen van de molenbiotoop aan de noordkant van het plangebied. Derhalve kan worden gesteld dat dit aspect de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg zal staan.
Wettelijk en beleidskader
De laatste jaren dient in ruimtelijke plannen steeds meer aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid (kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen) en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk.
Onderstaand is een beknopt overzicht opgenomen van de meest relevante beleidsstukken op het gebied van waterhuishouding.
Nationaal beleid
Voor de beleidskeuzen ten aanzien van deze waterparagraaf in dit bestemmingsplan is rekening gehouden met een groot aantal beleidsdocumenten, waaronder:
Een belangrijke conclusie uit het Waterbeleid 21e eeuw - die overgenomen wordt in alle overige beleidsstukken - is om water meer ruimte te geven en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:
Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied naar de volgende aandachtspunten:
Meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Een aantal beleidsstukken wordt verder behandeld.
Regionaal Waterplan Zuid Holland 2016-2021
In het Regionaal Waterplan 2016-2021 heeft de provincie haar waterbeleid op de aspecten waterveiligheid, waterkwantiteit en een robuust en veerkrachtig watersysteem vastgesteld. Deze vormt een vertaling van de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Europese Kaderrichtlijn Water. Een klein aantal onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is van kracht gebleven.
Waterbeheerprogramma 2016-2021 (waterschap Hollandse Delta)
Vanaf 2016 is er een nieuw waterbeheerprogramma van het waterschap Hollandse Delta van kracht. Het ontwerp hiervan is inmiddels beschikbaar. Het programma bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren. Het plan bevat doelen en maatregelen voor de thema's Calamiteitenzorg, Water en Ruimte, Waterveiligheid, Voldoende Water, Schoon water en Waterketen. Voor het thema water en ruimte is de nadere uitwerking van de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie de belangrijkste ontwikkeling. Hierbij wordt uitgegaan van meerlaagse veiligheid: preventie (laag 1), ruimtelijke inrichting (laag 2) en crisisbeheersing (laag 3). Voor Hollandse Delta ligt de nadruk op de eerste laag: een overstroming voorkomen door middel van (primaire) waterkeringen. Voor de tweede laag is als doel geformuleerd dat de ruimtelijke inrichting bijdraagt aan het beperken van de gevolgen van een overstroming.
Beleid oppervlaktewatersystemen: Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem 2014
In deze nota zijn toetsingskaders en beleidsregels opgenomen, die het uitgangspunt vormen voor plantoetsing en vergunningverlening. Relevant voor het bestemmingsplan zijn onder meer de regels over watercompensatie. Dempingen van oppervlaktewaterlichamen moeten volledig gecompenseerd worden door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening. Een toename van verhard oppervlak moet worden gecompenseerd door het aanleggen van water met een oppervlakte van 10% van de verharding. Voor de compensatie voor demping of extra verharding is er sprake van een voorkeursvolgorde:
Beleid waterkeringen
Met betrekking tot waterkeringen is het zogenaamde profiel van vrije ruimte relevant voor ruimtelijke ontwikkelingen. Als gevolg van klimatologische wijzigingen en bodemdaling, maar ook vanwege veranderingen in hydraulische uitgangspunten, wordt bij waterkeringen een profiel van vrije ruimte gehanteerd. Op deze manier wordt de benodigde ruimte voor eventuele versterkingen van de waterkering al gereserveerd. Met het gebruik van het profiel van vrije ruimte wordt de waterkering in de toekomst niet volledig volgebouwd, maar wordt rekening gehouden met uitbreidingen, zodat bouwwerken niet hoeven te wijken voor versterkingen. Dit profiel van vrije ruimte staat gedefinieerd in de hierboven beschreven Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem 2014.
Gemeentelijk rioleringsplan 2013-2020
Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) legt het beleid vast over riolering, hemelwater en grondwater binnen de gemeente en bevat tevens een verantwoording van besteding van de rioolheffing. Volgens het GRP is Zwijndrecht grotendeels gemengd gerioleerd en is er weinig ruimte voor de afvoer van hemelwater via het riool. Daarom zijn met het waterschap afspraken gemaakt over afkoppelen, zowel in nieuwe bebouwde gebieden als bestaand bebouwd gebied.
In de Beleidsregels aansluiting riolering 2011 schrijft gemeente Zwijndrecht voor, dat huishoudelijk afvalwater en schoon hemelwater gescheiden worden ingezameld. Hemelwater wordt als enigszins mogelijk afgevoerd naar oppervlaktewater. Voorwaarde voor aansluiting van het huishoudelijk afvalwater op het openbaar riool is dat het openbaar riool voldoende capaciteit heeft.
Doorwerking plangebied
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en ziet op het vastleggen van de bestaande situatie. Voor water geldt dat de (hoofd)watergangen en overig oppervlaktewater in het plangebied de bestemming 'Water' hebben gekregen. Dergelijk oppervlaktewater is beperkt aanwezig in het plangebied. Het bijdragen aan beleidsdoelstellingen ten aanzien van de waterkwantiteit en kwaliteit zijn binnen deze bestemming mogelijk. In dit bestemmingsplan wordt aan veel bestemmingen, naast de waterbestemming, onder de bestemmingsomschrijving ook water met waterhuishoudkundige voorzieningen genoemd. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming 'Groen' en de verkeersbestemmingen waterbergingen en –gangen mogelijk. Op deze manier wordt het implementeren en uitvoeren van het waterbeleid van de diverse overheden ruim baan gegeven binnen dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet zelf niet direct in nieuwe ontwikkelingen binnen dit thema.
Een deel van het plangebied behoort tot de Oude Maas. Rijkswaterstaat is waterbeheerder en vaarwegbeheerder voor deze rivier. Ter plaatse zijn de Waterwet en de Beleidsregels grote rivieren van toepassing. Rijkswaterstaat is het bevoegd gezag voor de Waterwet ter plaatse van de Oude Maas, waar een bergend regiem geldt, en het buitendijkse gebied. Door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie' zijn de belangen van het waterbergend regime in het plan vertaald. Er worden met dit plan geen functies of bouwwerken mogelijk gemaakt, die de belangen van deze dubbelbestemming schaden.
De waterkeringen en de hoofdwatergangen met bijbehorende beschermingszones dienen apart bestemd te worden conform de Legger van het waterschap. De Keur van het waterschap, een verordening met gebods- en verbodsbepalingen van het waterschapsbestuur, is hierop van toepassing. Hierin staat nauwkeurig omschreven wat er wel en niet mag bij, op of in de dijken, wegen en oppervlaktewater en hoe het waterschap vergunningen verleend.
In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Voor water geldt dat de watergangen in het plangebied een waterbestemming hebben gekregen. Dit betreft de enkelbestemming 'Water' ter plaatse van het oppervlaktewater zelf. Daarnaast is ter bescherming van de hoofdwatergangen bij de hoofdwatergangen de dubbelbestemming ‘Waterstaat’ opgenomen. Deze beslaat zowel de watergangen zelf als een beschermingszone daaromheen. In het plangebied 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' betreft dit slechts één watergang ten westen van het bedrijventerrein Gors.
De waterkeringen met de bijbehorende beschermingszones hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. Er zijn enkele waterkeringen in het plangebied aanwezig.
Conclusie
Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats, waardoor oppervlaktewatercompensatie niet aan de orde is. Bij nieuwe ontwikkelingen dient echter wel gekeken te worden of watercompensatie noodzakelijk is. Het oppervlaktewater, de waterkeringen en de daarbijbehorende beschermingszones in het plangebied hebben een adequate planregeling gekregen ter waarborging van het belang van het water en de waterkeringen.
Binnen het plangebied bevindt zich een gasleiding, die voor voorliggend bestemmingsplan van belang is. De leiding is op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' en een daarbij behorende belemmerende strook van 4 meter uit het hart van de leiding. Binnen de dubbelbestemming mogen in beginsel geen ontwikkelingen plaatsvinden. Met het opnemen van de dubbelbestemming met bijbehorende regeling, is het belang van het behoud en onderhoud van de leiding voldoende gewaarborgd.
Wettelijk kader
Natuurbescherming in Nederland
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Deze vervangt de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt (Gelders Natuurnetwerk).
Gebiedsbescherming
De Wet Natuurbescherming heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er n.a.v. projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Het NNN en de provinciale groenstructuur zijn ruimtelijk in de Structuurvisie en Verordening vastgelegd. Het NNN is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheergebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het NNN. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Soortenbescherming
Naast de hiervoor beschreven gebiedsbescherming, heeft de wet ook betrekking op de bescherming van diverse planten- en diersoorten in Nederland. In het kader van de soortenbescherming zijn in de Wnb drie beschermingsregimes opgenomen. Voor vogels geldt dat de beschermingsverboden en ontheffingsgronden één-op-één zijn overgenomen van de Vogelrichtlijn (paragraaf 3.1 Nbw). Voor dier- en plantensoorten van Europees belang geldt dat de beschermingsverboden en ontheffingsgronden één op één zijn overgenomen van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (paragraaf 3.2 Nbw). Voor de overige dier- en plantensoorten die beschermd worden is een opsomming gegeven in de bijlage bij de Nbw. Voor deze soorten gelden ruimere ontheffingsgronden dan voor de dier- en plantensoorten die onder het regime van de richtlijnen vallen. De verboden neergelegd in de Nbw gelden alleen voor opzettelijke handelingen.
Doorwerking plangebied
Gebiedbescherming
Het plangebied ligt niet binnen of nabij een Natura 2000 gebied, het NNN of een planologisch of beleidsmatig beschermd natuurgebied. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan, leidt het plan ook niet tot significant negatieve effecten op beschermde natuurgebieden.
Soortenbescherming
Een onderzoek naar beschermde soorten is niet noodzakelijk gezien het conserverende karakter van voorliggend bestemmingsplan. Er worden immers geen ingrepen gedaan en er worden geen nieuwe ingrepen mogelijk gemaakt, die tot negatieve effecten op beschermde soorten kunnen leiden. Hierdoor zijn er geen negatieve effecten te verwachten ten aanzien van beschermde soorten.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.
Kostenverhaal
Krachtens de Wet ruimtelijke ordening, waarin in afdeling 6.4 bepalingen zijn opgenomen betreffende de grondexploitatie, geldt de verplichting tot kostenverhaal in de gevallen die zijn aangewezen in het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is kostenverhaal verplicht in geval van:
Het voorliggende bestemmingsplan 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' is conserverend van aard. Nieuwe bouwplannen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening worden niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. Kostenverhaal is dan ook niet aan de orde.
Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
De gemeente vindt het belangrijk om de inwoners vroegtijdig bij de bestemmingsplanherziening te betrekken en de aard van het plan toe te lichten. Het voorontwerpbestemmingsplan 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' is gepubliceerd. Eenieder heeft de mogelijkheid tot het indienen van een inspraakreactie inzake het voorontwerpbestemmingsplan. Op 30 januari 2019 heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden in Sporthal Den Dam. Zowel tijdens de informatiebijeenkomst als gedurende de publicatie van het voorontwerpbestemmingsplan is een aantal inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties zijn samengevat en van een antwoord voorzien in de als bijlage opgenomen 'Notitie inspraakreacties'.
De inspraakreacties hebben geleid tot een aantal aanpassingen in het plan. Deze zijn beschreven in de bijlage.
Overleg en voorontwerp
Overleg is nodig om te komen tot goede bestemmingsplannen en om een goede afstemming tussen het beleid van de verschillende overheden te bewerkstelligen. De overheden zijn vrij in de vormgeving van dit overleg. Overheden kunnen hierover onderling afspraken maken. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het overleg. Doelstelling van de wetgever is om het overleg zo soepel en vlot mogelijk te laten verlopen. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om dit overleg te voeren.
Het overleg wordt gevoerd met de besturen van de betrokken gemeenten, verschillende overlegpartners van de gemeente Zwijndrecht en de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 Bro). Aan deze instanties is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd. Gedurende de periode van 4 januari 2019 tot en met 4 maart 2019 is de gelegenheid geboden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan.
Er is een zestal vooroverlegreacties ingediend. De provincie Zuid-Holland, het Waterschap Hollandse Delta en de Woningbouwvereniging Heerjansdam hebben geen aanleiding tot het maken van opmerkingen gezien. Daarnaast heeft de Gasunie aangegeven dat het plan niet van invloed is op gasleidingen. Door de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en Rijkswaterstaat zijn inhoudelijke reacties gegeven. Deze zijn in de als bijlage opgenomen 'Notitie vooroverlegreacties Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' samengevat weergegeven en van een reactie voorzien. De reacties hebben tot enkele aanpassingen in het bestemmingsplan geleid.
Zienswijzen
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan zal in dit kader ter visie worden gelegd gedurende een periode van zes weken. Eventuele zienswijzen worden samengevat en van een antwoord voorzien. Indien nodig wordt het bestemmingsplan aangepast.
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld door de gemeenteraad van Zwijndrecht. Het plan wordt wederom zes weken ter inzage gelegd. Tegen de vaststelling kan gedurende deze periode door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan hierna onherroepelijk.
Algemeen
Het bestemmingsplan is een juridisch bindend plan, dat bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan, waarbij de regels de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de gronden regelen en de verbeelding de rol heeft van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave, verantwoording en onderbouwing van het bestemmingsplan en als uitleg bij de verbeelding en regels.
Standaarden
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld in overeenstemming met de SVBP 2012 en wordt op de voorgeschreven wijze digitaal en analoog beschikbaar gesteld.
Opzet van de verbeelding en regels
Het voorliggende bestemmingsplan 'Heerjansdam en bedrijventerrein Gors' is een conserverend plan. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn opgenomen. De bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn in beginsel overgenomen. De regels zijn daarnaast afgestemd op het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Zwijndrecht uit 2015 en de recent vastgestelde bestemmingsplannen 'Nederhoven', 'Noord' en 'Walburg' in de kern van Zwijndrecht. Hiermee wordt een zoveel mogelijk uniforme systematiek van de bestemmingsplannen binnen de gemeente nagestreefd. Ten slotte zijn enkele partiële bestemmingsplanherzieningen in het bestemmingsplan verwerkt. Ook daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de uniforme systematiek, maar is op sommige onderdelen maatwerk noodzakelijk.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Hoofdstuk 1: inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit de begripsbepalingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van diverse in het bestemmingsplan gebruikte begrippen/termen. De begripsbepalingen zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Artikel 2 bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlakten, percentages, hoogte, diepte, breedte en dergelijke. Hiermee kan op een eenduidige manier toepassing worden gegeven aan de regels.
Hoofdstuk 2: bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen opgenomen (enkel- en dubbelbestemmingen). De opbouw van de bestemmingen is als volgt (met dien verstande dat een specifieke bestemming niet alle genoemde elementen hoeft te bevatten):
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering (maximale goot- en of bouwhoogte, bebouwingspercentage).
Daarnaast zijn aanduidingen die betrekking hebben op het gebruik (functieaanduidingen) opgenomen. Middels deze functieaanduidingen is een specifiek gebruik ter plaatse bestemd of uitgesloten.
In par. 6.2 worden de in het plan opgenomen bestemmingen per bestemming nader beschreven.
Hoofdstuk 3: algemene regels
Algemene regels zijn regels die gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben. Deze bestaan uit de volgende onderdelen.
Anti-dubbeltelregel (artikel 25)
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels (artikel 26)
In dit artikel zijn algemene regels ten aanzien van het ondergronds bouwen opgenomen met bijbehorende maatvoering. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van bestaande afstanden en hoogten ingeval van strijdigheid met de nieuwe bestemmingsregels. Ook is opgenomen onder welke voorwaarden nieuwe geluidsgevoelige functies gerealiseerd kunnen worden. Verder bevat dit artikel een algeheel verbod op het bouwen van bouwwerken ten behoeve van gasboring.
Algemene gebruiksregels (artikel 27)
In dit artikel is opgenomen welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig gebruik worden beschouwd.
Algemene aanduidingsregels (artikel 28)
In dit artikel zijn regels opgenomen, die van toepassing zijn ter plaatse van enkele in het plan opgenomen gebiedsaanduidingen. Deze aanduidingen zijn bestemmingsoverschrijdend en kunnen dus van toepassing zijn binnen meerdere bestemmingen. Het gaat om veiligheidszones ten aanzien van Bevi-inrichtingen en een LPG-vulpunt op het bedrijventerrein Gors, de vrijwaringszone van de molenbiotoop bij de molen ten noorden van het plangebied en de vrijwaringszone van de Oude Maas aan de zuidkant van het plangebied.
Algemene afwijkingsregels (artikel 29)
Dit artikel geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van kleine afwijkingen van de maatvoering (maximaal 10%), kleine overschrijdingen van de bouwgrenzen (maximaal 2,5 meter), het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken (maximaal 10 meter) en het bouwen van zend-, ontvang- en sirenemasten (maximaal 40 meter). De voorwaarden voor het toepassen van deze bevoegdheid zijn eveneens opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (artikel 30)
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van dit artikel het plan wijzigen ten behoeve van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen onder de in het artikel opgenomen voorwaarden.
Overige regels (artikel 31)
Dit artikel bevat enkele 'restbepalingen', waaronder de rangorde in geval van strijdigheid tussen meerdere van toepassing zijnde dubbelbestemmingen.
Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat het voor elk bestemmingsplan verplichte overgangsrecht voor bouwen en gebruik (artikel 32) en de slotregel met daarin de citeertitel van de planregels (artikel 33).
Dit bestemmingsplan kent diverse bestemmingen en dubbelbestemmingen. De opgenomen bestemmingen worden hieronder kort toegelicht.
'Bedrijf'
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de aanwezige bedrijven buiten het bedrijventerrein Gors. De gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij de regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (bijlage), alsmede voor een bedrijf van categorie 3.1 van de bij de regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' waar aangeduid. In het plangebied is ook een gemaal aanwezig, dat specifiek is aangeduid op de verbeelding. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Binnen deze bestemming mogen de bedrijfsgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte van deze gebouwen en het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak zijn op de verbeelding aangeduid. Naast gebouwen mogen er ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen.
'Bedrijf - Nutsvoorziening'
In het plangebied is een aantal grotere nutsvoorzieningen aanwezig. Deze hebben de specifieke bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' gekregen. Deze gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en verhardingen. Uitsluitend gebouwen van openbare nut zijn toegestaan. Deze gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen 3 m, dan wel een op de verbeelding aangegeven hoogte. Daarnaast mogen er ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. In de regels zijn de maatvoeringseisen van deze bouwwerken opgenomen.
'Bedrijventerrein'
Deze bestemming is opgenomen op het bedrijventerrein Gors, met uitzondering van het openbaar gebied en de haven. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij de regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (bijlage). Daarnaast zijn er diverse specifieke aanduidingen opgenomen. Dit betreft onder meer een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG, bedrijven tot maximaal categorie 4.1 van de bij de regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' op een tweetal locaties en een kraanbaan. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan daar waar aangeduid op de verbeelding.
Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte van deze gebouwen en het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak zijn op de verbeelding aangeduid. Naast deze gebouwen mogen er ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen.
'Centrum'
Het centrumgebied van Heerjansdam bevindt zich aan de oude linten (Dorpsstraat-Molenweg) en rondom het gebied De Manning-Kromme Nering. In dit gebied zijn veelal centrumfuncties, zoals dienstverlening, detailhandel en horeca, met bovenwoningen gevestigd. In een aantal gevallen is er uitsluitend sprake van een woonfunctie. Het is gewenst om de centrumfuncties zoveel mogelijk geconcentreerd te houden en versnippering te voorkomen. Daarom is gekozen voor de bestemming 'Centrum' binnen dit gebied. Dit maakt het mogelijk om in voorkomende gevallen een passende centrumfunctie te realiseren op de begane grond van een pand, of om een functie te wijzigen.
De gronden zijn onder andere bestemd voor het bestaande aantal (boven)woningen, detailhandel, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen, een en ander met bijbehorende voorzieningen. Ook is binnen deze bestemming horeca op specifieke locaties toegestaan. Op de verbeelding is aangeduid waar welke categorie(ën) horeca is c.q. zijn toegestaan. Nieuwvestiging van horeca is uitsluitend mogelijk na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor is een wijzigingsgebied opgenomen, dat zich concentreert rond het Dorpsplein en De Manning.
Binnen de bestemming mogen gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte van deze gebouwen en het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak zijn op de verbeelding aangeduid. Daarnaast mogen er ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen. Tot slot mogen er ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ook de maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen.
'Groen'
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen etc. Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de hoofdgroenstructuren en een aantal kleinere groenzones/-stroken in het plangebied, waar een groen karakter overheerst en bij voorkeur behouden blijft. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. In de regels zijn de maatvoeringseisen van deze bouwwerken opgenomen. Tevens is de mogelijkheid opgenomen om het carillion te verplaatsen naar de Groene Zoom. Hiervoor is een specifieke aanduiding opgenomen.
'Maatschappelijk'
In het plangebied zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Hiervoor is een relatief flexibele bestemming opgenomen. De gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen in het algemeen. De volkstuinen en het scoutinggebouw aan de noordoostkant van het plangebied zijn specifiek aangeduid. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Binnen deze bestemming mogen gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte van deze gebouwen en het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak zijn op de verbeelding aangeduid. Er is op enkele plekken gekozen voor relatief ruime bouwvlakken met een maximum bebouwingspercentage. Er mogen ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 2 m. Voor het volkstuinencomplex is een specifieke bouwregeling opgenomen.
'Maatschappelijk - Begraafplaats'
De begraafplaats in het plangebied aan de Molenweg heeft een specifieke bestemming gekregen. De gronden zijn bestemd voor de teraardebestelling en voor de instandhouding van graven. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte van de gebouwen zijn op de verbeelding aangeduid. Daarnaast mogen er ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen. Verder zijn de gronden bestemd voor bijbehorende voorzieningen zoals groen- en nutsvoorzieningen, verhardingen en water.
'Tuin'
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bijbehorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, almede voor paden. Deze bestemming ziet op de voorerfgebieden bij de woningen en een aantal percelen met de centrumbestemming. Binnen de bestemming mag slechts beperkt worden gebouwd. In sommige gevallen zijn in het voorerfgebied bestaande legale aan- of uitbouwen of (delen van) bijgebouwen aanwezig. Deze mogen worden gehandhaafd en zijn specifiek aangeduid op de verbeelding.
'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'
Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen etc. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens garageboxen daar waar aangeduid. Verder zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen. Het onderscheid tussen beide bestemmingen is, dat de bestemming 'Verkeer' dient voor de hoofdontsluitingswegen van het dorp. De overige wegen, pleinen, etc. hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. De bestemmingen maken een flexibele invulling/inrichting van het openbaar gebied mogelijk.
'Water'
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor wateraanvoer en waterafvoer, waterberging, waterkwantiteit en waterkwaliteit, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder duikers, bruggen, dammen en steigers. Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de grotere oppervlaktewateren en watergangen in het plangebied.
'Water – Rivier'
Een klein deel van de Oude Maas is gelegen binnen het plangebied. Aan de rivier is de bestemming 'Water - Rivier' toegekend; deze correspondeert met de begrenzingslijn van de Rijksvaarweg (artikel 2.1 Barro). Ook binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ook zijn binnen de bestemming ligplaatsen voor boten uitgesloten. Eveneens is binnen de bestemming de aanduiding 'haven' opgenomen voor de in de havenkom bij bedrijventerrein Gors voorkomende activiteiten.
'Wonen'
Deze gronden zijn bestemd voor het bestaande aantal woningen. Op de verbeelding is aangeduid waar welke type woningen is toegestaan. Ook is op de verbeelding aangeduid wat de maximale goot- en bouwhoogte van een woning mag bedragen. Daarbij is ernaar gestreefd de bestaande situatie correct vast te leggen en in een aantal gevallen de maximum hoogten meer te uniformeren per woonblok.
In de regels is bepaald dat de hoofdgebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Naast woningen mogen er ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze bouwwerken mogen zowel binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen. Daarnaast mogen er ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ook de maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen.
'Leiding - Gas' (dubbelbestemming)
Voor de aardgastransportleiding, die door het plangebied loopt, is deze dubbelbestemming opgenomen. Aan weerszijden van de gasleiding is een belemmeringenstrook opgenomen van 4 meter vanuit het hart van de leiding om een veilig en bedrijfszeker gastransport te waarborgen. In totaal gaat het om een belemmeringenstrook van 8 meter. Binnen deze zone is het uitvoeren van werken aan een omgevingsvergunning gekoppeld. Alvorens ten dienste van een andere bestemming gebouwd mag worden is omgevingsvergunning van het college vereist op basis van een advies van de leidingbeheerder.
'Waarde - Archeologie 1 t/m 4' (dubbelbestemmingen)
Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. Ter bescherming van deze gronden zijn in de regels bepalingen opgenomen met betrekking tot het bouwen en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Er geldt een archeologische onderzoeksplicht bij overschrijding van de drempelwaarden. Deze verschillen per bestemming en zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart.
'Waterstaat' (dubbelbestemming)
De gronden welke tevens bescherming genieten op grond van de Keur en Leggers van het waterschap, hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat' gekregen. Dit betreft de voornaamste watergangen en oppervlaktewateren in het plangebied, inclusief een beschermingszone rondom de wateren. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor de waterhuishouding.
'Waterstaat - Waterkering' (dubbelbestemming)
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de waterkeringen met de daarbij behorende beschermingszones aan weerszijden van de keringen. Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden. Ook ter bescherming van deze gronden zijn in de regels bepalingen opgenomen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
'Waterstaat – Waterstaatkundige en waterhuishoudkundige functie' (dubbelbestemming)
Een deel van de gronden in het plangebied behoort tot het beheer van Rijkswaterstaat. Op deze gronden zijn de Waterwet en de Beleidsregels grote rivieren van toepassing. Ter plaatse is de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundige en waterhuishoudkundige functie' opgenomen. De aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de afvoer en berging van hemelwater, sediment en ijs, de waterhuishouding, verkeer te water en het vergroten van de afvoercapaciteit. De belangen van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de overige bestemmingen.
Algemeen
Door handhaving en toezicht controleert de overheid of burgers, bedrijven en overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaving. Onder handhaving wordt verstaan: het door controle (toezicht en opsporing) en het zonodig toepassen van (bestuurs)rechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. Handhaving van de van toepassing zijnde regels binnen de gemeente Zwijndrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen.
Zo handhaaft het college onder andere de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de gebruiks- en bebouwingsregels van dit bestemmingsplan door het bouwtoezicht worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van aanvragen om een omgevingsvergunning (voor bijvoorbeeld het bouwen of uitvoeren van werkzaamheden), maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering.
Hoe wordt gehandhaafd
Op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten voor bestuursrechtelijke handhaving tot haar beschikking: de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom.
Bij het toepassen van een last onder bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk cq. gebruik) op kosten van de overtreder ongedaan gemaakt. De overtreder wordt eerst in de gelegenheid gesteld dit zelf te doen. Ongedaan maken kan bijvoorbeeld betekenen het afbreken van een bouwwerk of het stilleggen van de bouw (bouwstop).
Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een gestelde termijn. Bij overschrijding van de termijn, zal een dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het beëindigen van de overtreding door voortzetting onaantrekkelijk te maken.
In het plangebied zal gehandhaafd worden op het illegale gebruik van bouwwerken en percelen en op (de bouw van) illegale bouwwerken. Verder zal bij het bouwen gecontroleerd worden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen.
Naast bestuursrechtelijke handhaving is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet op de economische delicten ook strafrechtelijke handhaving mogelijk bij het overtreden van het vergunningenstelsel van de Wabo of het handelen in strijd met het bestemmingsplan. In dit kader kunnen ook strafrechtelijke dwangmiddelen worden ingezet. In de praktijk zal eerst bestuursrechtelijk worden gehandhaafd, alvorens het strafrecht wordt ingezet. Privaatrechtelijke handhaving tenslotte is aan de orde voor gronden waarvan de gemeente zelf eigenaar is. Tegen gebruik van deze gronden in strijd met gemeentelijke belangen zal de gemeente op grond van haar rechten als eigenaar optreden.