direct naar inhoud van Regels
Plan: Dorpskern 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00011-VAS1

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Dorpskern 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0638.BP00011-VAS1 van de gemeente Zoeterwoude.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een gebouw dat aan het hoofdgebouw is aangebouwd, en daarmee in directe verbinding staat en welk gebouw door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneen gebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

het deel van het maatvoeringsvlak dat bebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten.

1.11 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.12 bestaande aantal woningen:

het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreden van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, met uitzondering van de woningen die zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 2 meter tot de voorgevel.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 detailhandelondersteunende horeca:

ijssalons, broodjeszaken, tearooms, cafetaria en restaurants voor zover ondergeschikt aan de ter plaatse uitgeoefende detailhandel.

1.27 detailhandelverwante horeca

zelfstandige horecavestigingen binnen de volgende categorieën: automatiek, broodjeszaak/croissanterie, cafetaria/snackbar, koffiebar/tearoom, lunchroom, ijssalon, traiteur.

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat (ten minste) twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.31 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 horeca:

een bedrijf zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van horeca activiteiten, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen worden verstrekt, waar bedrijfsmatig zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd en/of waar bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verstrekt.

1.33 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden.

1.34 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15 graden en ten hoogste 65 graden.

1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.36 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, verenigingsleven, opvoeding, kinderopvang, openbaar bestuur en andere openbare en sociale voorzieningen.

1.37 maatvoeringsvlak:

geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waar volgens de regels voor bepaalde bouwwerken een zelfde maatvoering geldt.

1.38 nutsvoorziening:

een voorziening voor het algemene nut zoals een schakelkast of transformatorhuisje.

1.39 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct duurzaam met de aarde is verbonden.

1.40 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.

1.41 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.42 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.43 peil:

de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het bouwwerk.

1.44 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandel functie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.46 publiekgerichte dienstverlening:

aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen horeca begrepen.

1.47 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.48 staat van bedrijfsactiviteiten:

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstypen en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels.

1.49 staat van bedrijfsactiviteiten aan huis:

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstypen en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels.

1.50 staat van horeca-activiteiten:

een lijst waarin horecabedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstypen en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels.

1.51 straatmeubilair:

de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals abri´s, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, pinboxen, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, informatieborden, voorwerpen van beeldende kunst, wegbewijzering. Onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen.

1.52 supermarkt:

een relatief grote zelfbedieningswinkel waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht. Men spreekt van een supermarkt als er behalve levensmiddelen ook verse groente, brood en vlees worden verkocht. Soms behoren kleding en medicijnen ook tot het assortiment. Supermarkten zijn vaak onderdeel van een keten die in een regio, land of zelfs meerdere landen winkels heeft.

1.53 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.54 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.55 wetgevingszone - wijzigingsgebied

op de verbeelding aangeduide zone waarbinnen het bestemmingsplan volgens de Wet ruimtelijke ordening kan worden gewijzigd, met inachtneming van de daarvoor in het bestemmingsplan gegeven regels.

1.56 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.57 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de bouwdiepte

vanaf het peil tot aan de onderkant van de laagst gelegen vloer, de fundering niet meegerekend.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, mag het peil niet hoger worden gesitueerd dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, mag het peil niet hoger worden gesitueerd dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bijbehorende werkplaatsen, magazijnen, praktijkruimten;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven en water;

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', een gemaal;

met dien verstande dat:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag is toegestaan.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', mag de aangeduide goothoogte niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 17.4.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • b. kantoor, met uitzondering van kantoorruimte ten dienste van het ter plaatse aanwezige bedrijf tot een maximum van 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  • b. publieksgerichte dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. detailhandelondersteunende en detailhandelverwante horeca;
  • e. wonen;
  • f. bij wonen behorende bergingen en toegangen;
  • g. bijbehorende werkplaatsen, magazijnen, kantines, praktijkruimten,
  • h. bijbehorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven en water;
  • i. verkeer- en verblijfsgebied met bijbehorende voorzieningen zoals terrassen en standplaatsen;
  • j. groen;
  • k. water;

alsmede voor:

  • l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', een horecabedrijf in categorie 1 van de Staat van horeca activiteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', een supermarkt;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen in en onder de eerste bouwlaag;

met dien verstande dat:

  • o. in en onder de eerste bouwlaag uitsluitend het genoemde onder a, b, c, d, f, g, h, i, j en k is toegestaan;
  • p. boven de eerste bouwlaag uitsluitend het genoemde onder e, f en g is toegestaan.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn het aangeduide aantal nieuwe woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', mag de aangeduide goothoogte niet worden overschreden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', mag de aangeduide bouwhoogte niet worden overschreden.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 17.4.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan het volgende:

  • a. het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie op de Vershoflocatie;
  • b. de bevoorrading van de centrumvoorzieningen op de Vershoflocatie. Deze mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van het Kosterpad.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Boven de eerste bouwlaag zijn de in 4.1, onder a, genoemde functies niet toegestaan.
  • b. De gronden mogen niet voor horeca worden gebruikt, met uitzondering van ondersteunende en aanverwante horeca en met uitzondering van de aangeduide horeca.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.4 onder a, ten behoeve van het boven de eerste bouwlaag gebruiken en inrichten van ruimten voor werkplaatsen, praktijkruimten, magazijnruimten en bergingen op bovenverdiepingen, mits:
    • 1. het gebruik ten dienste staat van en behoort bij de functies op de begane grond van het betreffende pand;
    • 2. het karakter en de functie van het gebied niet onevenredig worden aangetast.
  • b. lid 4.4 onder a, ten behoeve van de vestiging van de in 4.1, onder a genoemde functies boven de eerste bouwlaag, mits is aangetoond dat voor uitbreiding van het verkoopvloeroppervlak in en onder de eerste bouwlaag geen mogelijkheden aanwezig zijn.
  • c. lid 4.4, onder b, ten behoeve van de vestiging van 'horeca van categorie 1'.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. publieksgerichte dienstverlening;
  • c. wonen;
  • d. bijbehorende werkplaatsen, magazijnen, praktijkruimten,
  • e. bijbehorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven en water;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', een kantoor;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', een horecabedrijf in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten;

met dien verstande dat:

  • h. boven de eerste bouwlaag uitsluitend het genoemde onder c en d is toegestaan.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', mag de aangeduide goothoogte niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide bouwhoogte niet worden overschreden.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 17.4.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Boven de eerste bouwlaag is geen gebruik toegestaan voor de gemengde functies die in en onder de eerste bouwlaag zijn toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.3 ten behoeve van het boven de eerste bouwlaag gebruiken en inrichten van ruimten voor:

  • a. werkplaatsen, praktijkruimten, magazijnruimten en bergingen op bovenverdiepingen, mits:
    • 1. het gebruik ten dienste staat van en behoort bij de functies op de begane grond van het betreffende pand;
    • 2. het karakter en de functie van het gebied niet onevenredig worden aangetast.
  • b. de in genoemde centrumfuncties die in en onder de eerste bouwlaag zijn toegestaan, mits is aangetoond dat voor uitbreiding van het verkoopvloeroppervlak in en onder de eerste bouwlaag geen mogelijkheden aanwezig zijn.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, waterberging en in samenhang daarmee speelvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. bijbehorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, objecten van beeldende kunst, straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin', een speeltuin.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' speeltoestellen in de vorm van gebouwen en overkappingen toegestaan, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het aanduidingsvlak ten hoogste 15% bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' is een ondergronds bergbezinkbassin toegestaan waarvan de bovengrondse delen over een oppervlakte van 6 m², niet meer dan 0,5 meter boven de grond mogen uitsteken.
  • d. voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 17.4.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor speeltoestellen en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter, mits het gebruik op de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van horeca activiteiten;
  • b. bijbehorende werkplaatsen, magazijnen, praktijkruimten;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven, terras en water.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen:
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', mag de aangeduide goothoogte niet worden overschreden;
  • d. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde:

Voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 17.4.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. bijbehorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, erven en water;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;

met dien verstande dat:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', uitsluitend een begraafplaats is toegestaan.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Gebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', mag de aangeduide goothoogte niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide bouwhoogte niet worden overschreden.

8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 17.4.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen mede worden gebruikt voor horeca en sport in de vorm van een ondergeschikte functie zoals een kantine of gymzaal en sportveld.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende parkeervoorzieningen en perceelsontsluitingen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor wat betreft de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 17.4.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken voorsorteerstroken, busstroken, vluchtstroken, voet- en fietspaden en verblijfsfunctie;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. laad- en losvoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
10.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, geldt het bepaalde in artikel 17.4.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 10.2, voor speeltoestellen en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter, mits:

  • a. de verkeersveiligheid daardoor niet wordt belemmerd;
  • b. het gebruik van de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding en waterberging;
  • b. verkeer te water;
  • c. kruisingen met het wegverkeer;
  • d. steigers;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. ondergeschikte groenvoorzieningen, zoals natuurvriendelijke oevers;
  • h. bijbehorende voorzieningen zoals bruggen en duikers.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels

  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of (vaar)wegaanduiding of de verlichting, geldt het bepaalde in artikel 17.4.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, en in samenhang daarmee voor het gebruik van bij woningen toegelaten beroepen en bedrijven;
  • b. daarbij behorende voorzieningen zoals erven, parkeervoorzieningen, tuinen, en water;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' een huisartsenpraktijk.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • b. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de aangeduide goothoogte niet worden overschreden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', mag de aangeduide bouwhoogte niet worden overschreden;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt, met dien verstande dat op twee-onder-een-kapwoningen een gekoppelde dakkapel mag worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt, met dien verstande dat de breedte van een nieuw te bouwen dakkapel gelijk mag zijn aan een bestaande dakkapel in dezelfde rij van twee of meer woningen, met een maximum van 70% van het dakvlak;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;

12.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 40 m²;
  • e. ten minste 25 m² van het zij- en achtererf dient onbebouwd en onoverdekt te blijven.

12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 17.4.

12.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van gedeelten van woningen voor beroepen of bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in de Lijst van toegestane beroepen en bedrijven bij woningen is toegestaan, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. voor de activiteiten geen meldings- of vergunningplicht geldt volgens het Besluit omgevingsrecht;
    • 3. het vloeroppervlak voor kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen, tot ten hoogste 40 m²;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
    • 6. geen horeca en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de beschermingszone van een rioolpersleiding.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • e. het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • f. verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • h. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • i. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden;
  • j. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensieve dagrecreatief medegebruik of het natuur- en milieueducatief medegebruik
  • k. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

13.4.2 Uitzondering

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

13.4.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het leidingentransport, en de leidingenbeheerder daar vooraf advies over heeft uitgebracht.
  • b. De in lid 13.4.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de belangen van het leidingentransport onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden op te nemen in de vergunning, waarover de leidingbeheerder vooraf advies heeft uitgebracht.

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische verwachtingswaarden.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van archeologisch onderzoek worden gebouwd, tenzij:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte van de bouwwerken niet wordt uitgebreid;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan het rapport is gevoegd bij de vergunningaanvraag, is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of het bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 100 m2.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 14.2.

14.3.2 Voorwaarden

Een afwijking zoals in artikel 14.3.1 bedoeld, wordt slechts verleend, indien:

  • a. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op de bescherming van archeologische waarden, zoals het treffen van technische maatregelen (behoud in situ), het uitvoeren van een definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en/of het begeleiden van werkzaamheden door een archeologische deskundige.
14.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslissen over het velenen van een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij de adviseur inzake archeologie omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 14.3.2.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4.1 Aanlegverbod zonder vergunning

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het onder  14.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 14.2 of 14.3 in acht zijn genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
14.4.3 Voorwaarden voor een vergunning

De werken en werkzaamheden zoals in artikel 14.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de vergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
14.4.4 Advisering over de vergunning

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij de adviseur inzake archeologie omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 14.4.3.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, waterhuishouding en waterstaat, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.2.1 Verbod

Het is verboden te bouwen of te laten bouwen op de voor Waterstaat - Waterkering mede bestemde gronden.

15.2.2 Uitzonderingen

Het onder 15.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op bebouwing ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 15.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • d. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • e. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
15.4.2 Uitzonderingen

Het in 15.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor activiteit bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerking treding van dit plan.
15.4.3 Toetsingscriteria

De in 15.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de waterstaat en/of de waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

 

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van een verbreding of versmalling van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' indien de belangen van de waterstaat daartoe noodzaken.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
  • b. Het bepaalde in artikel 17.1, onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
17.2 Hellingshoek daken

Ten aanzien van de hellingshoek van daken geldt het volgende:

  • a. de hellingshoek van een dak bedraagt ten hoogste 65 graden;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de helling van een nieuw aan te brengen dak ten hoogste gelijk zijn aan de maximale helling van een bestaand dak in dezelfde rij van twee of meer woningen, indien het bestaande dak een hogere hellingshoek dan 65 graden heeft.
17.3 Hoogte bijgebouwen en aan- en uitbouwen

De bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen, mag - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - ten hoogste bedragen:

  • a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m.
17.4 Hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - ten hoogste bedragen:

  • a. 1 m van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg;
  • b. 2 m van erf- en terreinafscheidingen elders;
  • c. 15 m van antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties en zonder apparatuurkast;
  • d. 5 m van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie;
  • e. 3 m van schotelantenne-installaties;
  • f. 2 m van tuinmeubilair;
  • g. 4 m van speeltoestellen;
  • h. 3 m van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.5 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
17.6 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals voorzieningen voor ventilatie en daglichttoetreding, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • b. de bouwdiepte van het ondergrondse bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder b voor een bouwdiepte van het ondergrondse bouwwerk van maximaal 10 meter, mits uit een onderzoeksrapport is gebleken dat hydrologische belangen niet worden geschaad en de waterbeheerder hierover heeft geadviseerd.
17.7 Bestaande aantal woningen

Binnen de bestemmingen mag het bestaande aantal woningen ten tijde van de inwerking treding van dit bestemmingsplan niet toenemen, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.

17.8 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing in verband met het realiseren van voldoende parkeervoorzieningen.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

Onder het verbod op gebruik in strijd met het bestemmingsplan in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het (laten) gebruiken van een bijgebouw bij een woning als zelfstandige wooneenheid;
  • b. het splitsen van een woning;
  • c. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • d. het (laten) plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het (laten) storten en/of (laten) lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • f. het (laten) gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  • g. (raam)prostitutie;
  • h. andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.
18.2 Evenementen

Het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor evenementen is toegestaan, tot een maximum van 4 per jaar, met een duur van maximaal 15 dagen per evenement, waaronder het opbouwen en afbreken ten behoeve van het evenement mede zijn begrepen.

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels:

  • a. voor het toestaan van een beroep of bedrijf dat niet is genoemd in de , maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten;
  • b. voor het toestaan van een bedrijf dat niet is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, of daarin is genoemd in een naast hogere categorie, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
  • c. voor het toestaan van een horecabedrijf dat niet is genoemd in de Staat van horeca activiteiten, of daarin is genoemd in een naast hogere categorie, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
  • d. voor een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, mits de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  • e. voor een geringe overschrijding van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits deze voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met niet meer dan 10% worden overschreden.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan conform het bepaalde in artikel 3.6 Wro, wijzigen in die zin dat de geldende bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied' geheel, gedeeltelijk en/of gefaseerd kunnen worden gewijzigd ten behoeve van de bouw van woningen, mits:

  • a. de goothoogte niet meer dan 6 meter bedraagt;
  • b. het dempen van oppervlaktewater en het verlies aan bergend vermogen als gevolg van extra bebouwing en verhardingen worden gecompenseerd;
  • c. parkeren wordt opgelost volgens het gemeentelijke parkeerbeleid;
  • d. de regels voor wonen in Artikel 12 in acht worden genomen.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Dorpskern 2013.