Plan: | Rijndijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0638.BP00003-VAS1 |
Ecologie
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied Rijndijk omvat globaal de woongebieden van de kern Zoeterwoude-Rijndijk en het gemengde gebied tussen de Hoge Rijndijk en de Oude Rijn tot aan de Weipoortsevliet. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Meerburgerwatering.
De planlocatie bestaat uit gebouwen, wegen, tuinen, groenstroken, parkjes en de diverse waterstructuren met haar oevers.
Beoogde ontwikkelingen
In het plan zullen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt (consoliderend plan) worden, maar er zijn diverse kleinschalige werkzaamheden mogelijk binnen de bestaande bestemmingen, waaronder:
Toetsingskader
Beleid
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:
'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar is wel op 400 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, de Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen, en www.waarnemingen.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's).
Figuur B5.1 Ligging plangebied ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur
Planten
Volgens het Natuurloket zijn er twee licht en twee zwaar beschermde soorten aangetroffen binnen de kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Mogelijk komen licht beschermde soorten als dotterbloem en zwanenbloem voor in en nabij de watergangen. Deze soorten zijn erg algemeen. Overige beschermde soorten zijn hier gezien de voorkomende biotopen en het beheer niet te verwachten.
Vogels
Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Naar verwachting zullen onder dakpannen of in andere holtes in bebouwing soorten als huismus, spreeuw en gierzwaluw broeden. De tuinen kunnen het biotoop vormen van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als ekster, houtduif, Turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees. Tevens kunnen spechten gebruikmaken van de oudere bomen binnen de planlocatie. De watergangen herbergen naar verwachting soorten als knobbelzwaan, meerkoet en wilde eend.
Zoogdieren
Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.
In het plangebied zijn naar verwachting algemene soorten als egel, mol, bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis en bosmuis aanwezig.
De Meerburgerwatering dient als essentiële trekroute voor meervleermuizen. Ook watervleermuizen maken gebruik van het gebied als trekroute (VZZ, 2004). Mogelijk hebben deze soorten ook vaste verblijfplaatsen binnen het plangebied. Vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis) kunnen mogelijk aanwezig zijn in de gebouwen in het plangebied. Genoemde soorten hebben verblijfplaatsen onder dakpannen en in spouwmuren via de open stootvoegen. Ook kunnen bepaalde soorten vleermuizen (watervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis) gebruikmaken van de (oudere) bomen als vaste verblijfplaats, vliegroute en jachtgebied.
Amfibieën
Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad voorkomen in het plangebied. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid, winterverblijfplaats en voortplantingsplaats (watergangen). In de nabije omgeving is de zwaar beschermde rugstreeppad waargenomen (RAVON, 2009). Het is niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) die deel uitmaken van het plangebied. Bij graafwerkzaamheden kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken.
Vissen
Volgens het Natuurloket is er een zwaar beschermde soort waargenomen binnen de planlocatie. Gezien de voorkomende biotopen (sloten met helder water en waterplanten) binnen het plangebied is er een kans dat de zwaar beschermde soorten bittervoorn en kleine modderkruiper voorkomen binnen het plangebied. Andere beschermde vissen worden niet verwacht. Deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.
Overige soorten
Volgens het Natuurloket zijn overige soorten slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocaties voldoen hier niet aan.
In tabel B5.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B5.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellings- regeling | ontheffingsregeling Ffw | ||||
tabel 1 | tabel 2 | tabel 3 | vogels | ||
bijlage 1 AMvB | bijlage IV HR | cat. 1 t/m 4 | cat. 5 | ||
dotterbloem en zwanenbloem egel, mol, bosspitsmuis, huisspitsmuis veldmuis en bosmuis kleine watersala- mander, groene en bruine kikker en gewone pad |
kleine modder- kruiper | bittervoorn | alle vleer- muizen en rug- streeppad |
huismus, gierzwaluw etc.. | spreeuw, koolmees, pimpel- mees en spechten |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
De locatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar is wel op 400 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'. Gezien de tussenliggende buffers (wegen, water en gebouwen) en de relatief grote afstand tot de ecologische verbindingszone, is de verwachting dat er geen negatieve effecten uitgaan van het plangebied op de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (categorie 2) voor. Indien blijkt dat de soort aanwezig is, dient voor de werkzaamheden aan de watergang een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV.
Mogelijk zijn zwaar beschermde rugstreeppad (bij grondwerkzaamheden), vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR), bittervoorn, waterspitsmuis, dan wel vogels met een vaste nestplaats (categorie 1 t/m 4) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek in het voorjaar, zomer en najaar moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
Vogels uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.