direct naar inhoud van 6.5 Externe veiligheid
Plan: Rijndijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00003-VAS1

6.5 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht3 . Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Begin 2010 zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. In dat basisnet worden zones langs hoofdinfrastructuur opgenomen waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd.

Onderzoek

Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied is een risicovolle inrichting gelegen.

Heineken Nederland B.V.

Aan de burgemeester Smeetsweg 1 is de inrichting Heineken Nederland gelegen. Binnen de inrichting zijn twee ammoniakkoelinstallaties aanwezig waardoor rekening moet worden gehouden met een PR 10-6-contour. Uit de QRA (kwantitatieve risicoanalyse) die in 2009 is opgesteld door SAVE4 blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de grens van de inrichting is gelegen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 425 m. Uit de QRA komt naar voren dat deze inrichting geen groepsrisico genereert.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

A4

Over de A4 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het kader van het Tracébesluit A4 2009 is door AVIV een QRA opgesteld. Uit deze risicoanalyse volgt, evenals uit voorgaande berekeningen, dat er langs de A4 geen sprake is van een PR 10-6-contour. Slechts een klein deel van het plangebied bevindt zich binnen een zone van 200 m van de A4. Uit het onderzoek van AVIV blijkt dat het groepsrisico beneden de oriënterende waarde is gelegen.

Overige wegen

In de omgeving van het plangebied vindt verder vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N11 en de Burgemeester Smeetsweg. Gelet op de afstand tot de weg reikt het invloedsgebied van de N11 niet in het plangebied. De Burgemeester Smeetsweg is door de gemeente aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De frequentie is echter zo laag dat er geen sprake is van een PR 10-6-contour buiten de weg. Er is geen groepsrisico aanwezig.

Spoorwegen

Over het spoor Leiden-Gouda vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Buisleidingen

Parallel aan de A4, ten zuiden ervan, is een hogedrukaardgasleiding gelegen. Het betreft een leiding met een druk van 40 bar en een diameter van 12 inch. In het kader van het verleggen van de leiding heeft de Gasunie onderzoek5 uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's rond de leiding in de nieuwe situatie. Hieruit blijkt dat de PR 10-6-contour in de nieuwe situatie 0 m is. Na verlegging van de leiding bedraagt de afstand tot het plangebied circa 115 m. Enkele woningen aan de Laan de Goede Herder bevinden zich daarmee binnen het de inventarisatieafstand van 140 m die op grond van het in voorbereiding zijnde Besluit externe veiligheid buisleidingen voor deze leiding moet worden aangehouden. Binnen de inventarisatieafstand worden in het plan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Aangezien uit het eerder genoemde onderzoek van de Gasunie blijkt dat het GR zeer laag is en het voorliggende plan geen effect heeft op de hoogte van het GR kan een nadere beschouwing van het GR achterwege blijven. Aangezien er geen wijziging van het groepsrisico optreedt en het groepsrisico beneden de oriënterende waarde is gelegen hoeft geen verantwoording van het groepsrisico te worden gegeven.

Conclusie

Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico rond de A4, de hogedrukaardgasleiding en rond de Bevi-inrichting Heineken Nederland BV vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

Indien een nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt dient een beoordeling plaats te vinden van de ligging van deze ontwikkeling binnen de invloedssfeer van de geïnventariseerde risicobron.