direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Rijndijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00003-VAS1

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens een galerie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': een kapper;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens voor praktijkruimte;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 (Hoofd)gebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt, met dien verstande dat op twee-onder-een-kapwoningen een gekoppelde dakkapel mag worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt, met dien verstande dat:
      • de breedte van een nieuw te bouwen dakkapel gelijk mag zijn aan een bestaande dakkapel in dezelfde rij van twee of meer woningen, met een maximum van 70% van het dakvlak;
      • ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding-1' de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw meer dan 50% van het dakvlak mag bedragen;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van losstaande garages mag worden overschreden door hellende dakvlakken tot ten hoogste 4,5 m;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal van 100 m2 bedraagt;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mogen dakopbouwen gebouwd worden, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van de dakopbouw, gemeten vanaf peil, ten hoogste 9 m bedraagt;
    • 2. de dakhelling ten hoogste 75 graden bedraagt.

14.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m, tenzij met de maatvoeringaanduiding een andere maximale bouwhoogte is aangegeven;
  • d. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 of ten minste 1 m;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 m;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen bedraagt ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 40 m²;
  • g. ten minste 25 m² van het zij- en achtererf dient onbebouwd en onoverdekt te blijven.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 20.2.

14.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 3. het vloeroppervlak voor kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen tot ten hoogste 40 m²;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 5. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
    • 6. geen horeca en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' is bewoning niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het gestelde onder lid b sub 3 bedraagt het maximum vloeroppervlak voor kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' ten hoogste 45 m².