direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding-Riool
Plan: Landelijk Gebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00002-ONH1

Artikel 20 Leiding-Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. een rioolwatertransportleiding met een diameter van ten hoogste 350 mm;
  • b. een effluentleiding met een diameter van ten hoogste 350 mm.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 20.2 sub b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

20.4 Aanlegvergunning
20.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Riool zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van ontgrondingen;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk (tot normaal spit- en ploegwerk worden niet gerekend het diepploegen en de aanleg van drainageleidingen);
  • e. het verrichten van grondophogingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen;
  • g. het ophogen of verbreden van een dijk.

20.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van artikel 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in artikel 20.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

20.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 20.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

20.4.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 20.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.