Plan: | Nieuwe Driemanspolder - Roeleveen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP291-0004 |
Het plangebied voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder maakt deel uit van een aantal droogmakerijen, gelegen tussen de bebouwde kommen van Den Haag, Leidschendam - Voorburg en Zoetermeer. Ondanks de verreikende verstedelijking rond het plangebied heeft de polder veel van zijn oude karakteristiek weten te behouden en kunnen de afzonderlijke ontwikkelingsfasen uit de ontstaansgeschiedenis van het gebied nog goed worden waargenomen. Historische analyses hierover laten zien dat met name de landschapsontwikkeling vanaf de late middeleeuwen (ca. 1200 en later) ertoe bij heeft gedragen, dat de Nieuwe Driemanspolder geleidelijk aan is veranderd van een Oudhollands veenweidegebied in een droogmakerij. De oorspronkelijk afmetingen waren daarbij veel ruimer dan thans in het landelijke gebied waarneembaar is.
Kenmerkend voor de droogmakerijen is op de eerste plaats het landschapspatroon bestaande uit oude ontginningswegen, de hierlangs gelegen “losse” lintbebouwing en de laag gelegen poldereenheden met hun karakteristieke, opstrekkende kavels. Door grootschalige veenwinning tot op de klei gevolgd door droogmaking is het kenmerkende hoogteverschil ontstaan. Dit is in de loop der tijd nog eens versterkt door een continu proces van inklinking en bemaling, hetgeen uiteindelijk in een polderlandschap heeft geresulteerd met grote hoogteverschillen tussen het polderpeil en zijn rechtstreekse omgeving (tot ± 5 m).
Gedurende de veenontginning zijn in het plangebied vanzelfsprekend ook de eerste nederzettingen ontstaan. In oorsprong was er sprake van relatief intensieve lintbebouwing langs de oude landwegen met Wilsveen als belangrijkste “kern” rond een kerk. Door de veenwinning is het gebied sterk ontvolkt. Vanaf de 17e eeuw is het overwegend natte gebied stapsgewijs drooggemalen en geschikt gemaakt voor landbouwkundig gebruik. Daarbij is de bodemgesteldheid van het gebied ook van invloed geweest op de vormen van grondgebruik die zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld. Mede hierdoor worden de relatief lagere delen in Leidschendam-Voorburg tegenwoordig bijna allen voor beweiding gebruikt, terwijl forse delen in Zoetermeer thans ook in gebruik zijn als bouwland.
Gedurende de droogmaking verschoof het accent van de bebouwing naar Stompwijk en resteerde een beperkt aantal boerderijen en arbeiderswoningen langs de hoofdwegen en hoofdweteringen (Voorweg, Wilsveen en Stompwijksevaart). De structuur van dit bebouwingspatroon is thans nog steeds waarneembaar ook al zijn enkele cultuurhistorisch interessante elementen zoals een molengang in Potteveen of bebouwing langs het Wilsveen in de loop der tijd verloren gegaan.