direct naar inhoud van 10.2 Het toetsingsadvies van de MER-commissie
Plan: Nieuwe Driemanspolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00035-0004

10.2 Het toetsingsadvies van de MER-commissie

Het herziene voorstel tot herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder is zoals eerder vermeld onder andere gebaseerd op de resultaten van de MER-procedure en de hierop binnen gekomen inspraakreacties. Het nieuwe voorstel is vervolgens getoetst aan het toetsingsadvies dat door de landelijke Commissie voor de milieueffectrapportage voor de MER is uitgebracht. De commissie concludeert in haar rapport dat de MER - rapportage alle essentiële informatie bevat die voor een gedegen belangenafweging noodzakelijk is. Tegelijkertijd doet zij echter ook enkele aanbevelingen voor de planvorming die als volgt kunnen worden samengevat:

  • overweeg een verruiming van het bergingsgebied tussen het Wilsveen en de Limietsloot door verlegging van de nieuwe kade tot aan de huidige oude veenkade;
  • overweeg het gebruik van de seizoensberging ook voor gebieden buiten het plangebied;
  • overweeg een andere aanleg van inlaatpunten ten gunste van een hoger bergingsvolume en de hiermee gepaard gaande effecten op de waterkwaliteit;
  • stem het toekomstige inrichtingsperspectief af op het zomerpeil en niet alleen het winterpeil, dit in verband met de consequenties voor de natuurhuishouding;
  • gebruik vrijkomende grond uit grondverzet zo veel mogelijk in het plangebied zelf;
  • overweeg ook ander mogelijkheden voor het voorkomen van eutrofiëring dan het afgraven van de bouwvoor;
  • onderzoek de mogelijkheden voor het behoud van het gebied voor weidevogels;
  • verken mitigerende maatregelen ter voorkoming van muggen- en knuttenplagen;
  • verken mogelijke neveneffecten van de realisatie voor reeds bestaande bebouwing;
  • tref maatregelen voor een evaluatie voor de beoogde herinrichting.

De inspraakreacties en afzonderlijke aanbevelingen van de MER-commissie zijn tijdens de uitwerking van het ontwerp voor de herinrichting meegewogen. De manier waarop met de aanbevelingen is omgegaan kan als volgt worden samengevat.

Verruiming berging
Tijdens de herziening van de inrichtingsvisie voor de Nieuwe Driemanspolder zijn ook de mogelijkheden tot verruiming van de berging verkend. Daarbij is gebleken dat een verruiming theoretisch best haalbaar zou kunnen zijn, maar op de volgende cruciale bezwaren stuit:

  • de bestaande Veenkade tussen het Wilsveen en de Limietsloot is te zwak om zelf als waterkering te fungeren;
  • een verbreding van de Veenkade zal de stabiliteit van de kade negatief beïnvloeden en dus ook het functioneren van de in het kadeprofiel gelegen hoofdwatergang;
  • een verbreding van de Veenkade vergt dure stabiliserende maatregelen over een aanzienlijke lengte (naar verwachting damwandconstructies zowel aan de kant van de waterberging als aan de “buitenkant” van de Nieuwe Driemanspolder) en
  • de aanwezigheid van kwelgevoelige locaties kan bijdragen aan opbarstende bodem aan de “buitenkant” van de Nieuwe Driemanspolder.

Gezien deze effecten van een eventuele verruiming van de berging is het oorspronkelijk gekozen inrichtingsconcept op dit punt gehandhaafd.

Inzet seizoensberging
De inzet van de seizoensberging voor andere gebieden dan het projectgebied zal nader onderzocht dienen te worden bij de uitwerking van een definitieve beheersvisie voor het waterstelsel in en rond de Nieuwe Driemanspolder. De aangedragen suggestie heeft echter geen planologische gevolgen voor het onderhavige bestemmingsplan.

Hogere aanleg inlaatpunten
In opdracht van de waterbeheerders zijn twee specifieke onderzoeken verricht naar de meest geschikte civieltechnische oplossing voor de aanvoer van piekwater naar de Nieuwe Driemanspolder. Gebleken is dat noch de aanvoer van piekwater via de Molenvaart noch via de Ringvaart mogelijkheden biedt voor een hogere aanleg van de inlaatpunten. Het principe van een wateraanvoer in vrij verval zal derhalve worden gehandhaafd. Tijdens de uitwerking van de het voorlopige ontwerp voor de herinrichting is wel gebleken dat het gewenste bergingsvolume voor de piekberging een ander zomerpeil noodzakelijk maakt dan oorspronkelijk was voorzien. De planvorming gaat nu uit van een winterpeil van -4,50 meter ten opzicthe van NAP en een zomerpeil van -4,90 meter ten opzichte van NAP.

Afstemming van de inrichting op het zomerpeil

Zoals uit vorenstaande blijkt is de inrichtingsvisie afgestemd op het zomerpeil, dat naar verwachting bij zal dragen aan een betere kwaliteit van de natuurhuishouding.

Hergebruik vrijkomende grond in het plangebied

Het hergebruik van vrijkomende gronden is reeds vanaf het begin een randvoorwaarde geweest uit het Programma van Eisen voor de herinrichting. De verwachting bestaat dat de herinrichting - afgezien van de aanvoer van extra bodemspecie voor veilige waterkeringen – met een zogenaamd “gesloten grondbalans” kan worden voltooid.

Alternatieve mogelijkheden voor het voorkomen van eutrofiëring

Ook voor deze aanbeveling geldt dat hier geen sprake is van een vraagstuk dat een nadere planologische afweging behoeft. De verkenning van alternatieve mogelijkheden voor het voorkomen van eutrofiëring zal onderdeel zijn van het definitieve inrichtingsvoorstel voor de herinrichting en van de hierbij behorende beheervisie. Met het thans gekozen inrichtingsvoorstel zijn waar mogelijk overigens reeds keuzes gemaakt waarmee de aanbeveling van de commissie wordt gevolgd (zie de suggestie de (huidige) bouwvoor te handhaven op locaties die in de toekomst zullen worden opgehoogd).

Mogelijkheden voor het behoud van het gebied voor weidevogels

Met het inrichtingsvoorstel zoals dit aan het bestemmingsplan ten grondslag heeft gelegen is het mogelijk relevante plandelen te handhaven, die voor weidevolgels van betekenis kunnen zijn. Dit geldt voor de weidegebieden in Potteveen en voor de weidegronden tussen Wilsveen, Limietsloot en de Zoetermeerse Ringvaart, die vroeger door de Ommedijksche wetering meer geïsoleerd hebben gelegen dan thans het geval is.

Mitigerende maatregelen ter voorkoming van muggen- en knuttenplagen
Ook voor deze aanbeveling geldt, dat hier geen sprake is van een vraagstuk dat een nadere planologische afweging behoeft. Hoe dan ook voorziet de inrichtingsvisie in een reeks maatregelen, waarmee getracht wordt de ontwikkeling van muggen en knuttenplagen zo veel mogelijk te voorkomen. Meer concreet betreft het hier:

  • het vermijden van plas-dras situaties in de nabijheid van grote woonwijken;
  • de stimulering van permanent watervoerende elementen in de nabijheid van de lintbebouwing;
  • het vermijden van nat bos en de stimulering van droge ruigte in de nabijheid van Wilsveen en Leidschenveen en
  • de beperking van een potentieel habitat voor muggen en knutten tot een specifiek deel van het bergingsgebied.

Voorts geldt ook hier dat het vermijden van eventuele plagen voor een flink deel zal worden beïnvloed door een doelgericht beheer.

Neveneffecten voor bestaande bebouwing
Met het inrichtingsvoorstel zoals dit aan deze planstukken ten grondslag heeft gelegen kan op twee punten na worden voorkomen dat reeds bestaande bebouwing door de herinrichting voorspelbare stabiliteitsproblemen zal gaan ondervinden. Alleen ter hoogte van locaties waar de toekomstige aanvoerroutes voor piekwater de lintbebouwing zullen gaan kruisen zal sprake zijn van enige hindersituaties. De hiermee gemoeide schade zal onderdeel uitmaken van procedures voor schadeloosstelling of planschade.

Maatregelen voor een evaluatie voor de beoogde herinrichting
Ook voor deze aanbeveling geldt, dat hier geen sprake is van een vraagstuk dat een nadere planologische afweging behoeft. Een concretisering van de evaluatiemaatregelen kan worden voorbereid zodra de bestemmingsplannen voor de herinrichting een definitieve status hebben verkregen.

Pas na de vaststelling is er sprake van rechtszekerheid ten aanzien van de beoogde herinrichting en kunnen de hiervoor gewenste monitoringsmaatregelen worden opgezet. Daarbij kan worden gedacht aan flora- en faunastudies over een langere termijn maar ook aan civieltechnische of hydrologische onderzoeken bijvoorbeeld voor vraagstukken als:

  • de veronderstelde afname van kwel in het waterbergingsgebied;
  • de analyse van kwelprocessen in de laag gelegen lintbebouwing van Wilsveen;
  • stoffenbalansen met betrekking tot de kwaliteit van het oppervlaktewater en
  • het ecologisch functioneren van de brede waterzoom langs de Landscheiding.