direct naar inhoud van Regels
Plan: Verlenging derde baan SnowWorld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00029-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Verlenging derde baan SnowWorld met identificatienummer NL.IMRO.0637.BP00029- van de gemeente Zoetermeer.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waaringevolge de regels regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.5 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.6 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.10 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 horeca

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Het aanbieden van logies is niet toegestaan.

1.21 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Op hetzelfde bouwperceel kunnen meerdere gebouwen als een hoofdgebouw worden aangemerkt.

1.22 kunstwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.23 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, de scouting, voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen.

1.24 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.25 peil
  • a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
    de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
    het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • c. in overige gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. In afwijking hiervan wordt de bouwhoogte van de hoofdgebouwen van het complex gemeten vanaf 0 m N.A.P.

2.2 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 vloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsvloeroppervlakte of winkelvloeroppervlakte.

2.5 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van het bouwvlak, c.q. het bestemmingsvlak niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen;
  • b. waterpartijen en waterlopen;
  • c. langzaam verkeersroutes;
  • d. recreatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn parkeerplaatsen toegestaan. Deze parkeerplaatsen mogen maximaal 12 dagen per jaar gebruikt worden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. vlaggenmasten en lichtmasten
  • j. objecten van beeldende kunst;
  • k. speelvelden;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten, objecten van beeldende kunst en lichtmasten mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • e. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ecologische waarden en landschappelijke waarden;
  • b. waterpartijen en waterlopen;
  • c. langzaam verkeersroutes;
  • d. extensieve recreatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - struweel': een struweel ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de skibaan voor zover deze grenst aan gronden met de bestemming Natuur;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. extensieve beweiding;
  • g. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van de in 4.1 genoemde doeleinden, mits:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 ander gebouw wordt toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van het gebouw maximaal 4 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van het gebouw maximaal 60 m² bedraagt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, ecologische waarden en/of landschappelijke waarden van het gebied. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige. Van dit advies kan slechts gemotiveerd worden afgeweken.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • e. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 5 Sport - Skibaan

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport - Skibaan aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. skibanen met een totale pisteoppervlakte van maximaal 15.500 m2 en de daarbij behorende voorzieningen zoals technische ruimten, verhuurruimten en opslagruimten;
  • b. horecavoorzieningen met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 2800 m²;
  • c. terras;
  • d. detailhandel met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 875 m²;
  • e. overige sportvoorzieningen;
  • f. 1 maatschappelijke voorziening met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 80 m²;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - trap/uitkijktoren' tevens een trap en uitkijktoren;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. beweiding;
  • j. wegen en paden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • m. objecten van beeldende kunst;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. erf- en terreinafscheidingen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. water;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de totale oppervlakte van gebouwen ten hoogste het met de aanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak bedragen. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een maximum bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • c. uitsluitend in de periode van 1 oktober t/m 31 maart geldt in afwijking van het bepaalde in lid b ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ijsbaan' een maximum bebouwingspercentage van 70%;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 wordt de bouwhoogte van de hoofdgebouwen gemeten vanaf 0 m N.A.P. Dit geldt niet voor de bijgebouwen;
  • e. uitsluitend in de periode van 1 oktober t/m 31 maart geldt in afwijking van het bepaalde in lid d ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ijsbaan' een maximale bouwhoogte van 10 m;
  • f. De architectonische vormgeving van het gebouw ten behoeve van de verlenging van de derde baan moet voldoen aan de criteria die opgenomen zijn in het Beeldkwaliteitsplan SnowWorld (dat is opgenomen in bijlage 20 van de plantoelichting).

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - trap/uitkijktoren' mag de bouwhoogte maximaal 46 m bedragen en in geen geval meer dan de maximale bouwhoogte van de naastgelegen skihal;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en objecten van beeldende kunst mag maximaal 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 7 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Zendmasten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder e, voor het plaatsen van zendmasten ten behoeve van telecommunicatie mits:

  • a. de mast past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • b. andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
5.3.2 erf- of terreinafscheiding

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Specifiek strijdig gebruik
  • a. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan het niet uitvoeren van de maatregelen die genoemd zijn in het Compensatieplan Verlengde derde baan SnowWorld (zie bijlage 6 van plantoelichting). Deze maatregelen dienen uiterlijk 1 jaar na in gebruik name van de verlengde derde baan te zijn gerealiseerd en in stand worden gelaten.
  • b. In afwijking van de in lid a genoemde termijn van 1 jaar, wordt onder gebruik in strijd met de bestemming verstaan het niet realiseren en in stand houden van een struweel van ten minste 2 meter hoogte binnen de gehele aanduiding 'specifieke vorm van natuur-struweel' (zoals bedoeld in artikel 4, lid 4.1), uiterlijk binnen 5 jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Dit struweel mag uitsluitend worden onderbroken ten behoeve van het gebruik van de in- en uitritten voor incidenteel gebruik door hulpdiensten.
5.4.2 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor wonen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor een manege en/of paardenhouderij;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij de verlichtingssterkte meer bedraagt dan 0,6 lux op de broedplaatsen en foerageergebieden van uilen en op de foerageergebieden van lichtgevoelige vleermuizen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. water- en oeverrecreatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. oeververbindingen ten behoeve van het langzaam verkeer;
  • d. aanlegplaatsen;
  • e. objecten van beeldende kunst;
  • f. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • g. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en terreinen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en objecten van beeldende kunst mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. onder kunstwerken geldt een vrije doorvaarhoogte van minimaal 1,25 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Overige zone - puinstort
8.1.1 Verbod

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - puinstort' is het verboden zonder, of in afwijking, van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk zijnde), of van werkzaamheden, gronden te ontginnen, te verlagen, af te graven, te egaliseren of op te hogen.

8.1.2 Geen nadelige gevolgen puinstort

Bij het aanvragen van een vergunning voor genoemde activiteiten dient door aanvrager aangetoond te worden dat de werkzaamheden geen nadelige gevolgen hebben voor de puinstort met de daarbij behorende voorzieningen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %. Van het bepaalde in artikel 5.2.1 kan niet bij omgevingsvergunning worden afgeweken;
  • b. het bouwen van lift- en/of trappenhuizen mits:
    • 1. de overschrijding, per lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de goothoogte van een lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale goothoogte;
  • c. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van maximaal 20 m. Van het bepaalde in de artikelen 4 Groenen 6 Natuur kan niet bij omgevingsvergunning worden afgeweken voor het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst;
  • d. het bouwen van nutsvoorzieningen met een hoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
  • e. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer binnen het plangebied of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Dat geldt ook voor een wijziging van het gebruik binnen een bestaand bouwwerk;
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
10.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Verlenging derde baan SnowWorld'.