direct naar inhoud van Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
Plan: Palenstein
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00028-0004

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Veiligheidszone - lpg
20.1.1 Verbod

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' is het verboden een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object op te richten.

20.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' komt te vervallen indien de vergunning voor de doorzet van lpg is komen te vervallen;
  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verkleind indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt;
  • c. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verplaatst indien het lpg-vulpunt wordt verplaatst, en uit onderzoek is gebleken dat er geen onaanvaardbaar risico voor gevaar samenhangt met de verplaatsing van de veiligheidszone.
20.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
20.2.1 Doeleinden

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolen, onder andere gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
20.2.2 Bouwregels
  • a. binnen een straal van 100 m rond de molen, gerekend vanuit het middelpunt van de molen mag geen bebouwing en/of beplanting worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een straal van 100 en 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de hoogte van bebouwing en/of beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bebouwing en/of beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel).
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere bouwhoogte in de volgende gevallen toegestaan:
    • 1. de herbouw van een bouwwerk met een bestaande grotere bouwhoogte;
    • 2. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
      • de bouwhoogte en breedte blijft binnen de contouren (bouwhoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
      • het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m uit bestaande bouwwerken ;
      • de oppervlakte van krachtens deze regel opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd;
      • het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze bestemming geldende bestemming.
20.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de toegestane bouwhoogte mits de vrije windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden aangetast. Dit dient te worden aangetoond met een onafhankelijk advies door een molendeskundige.