20.1 Bouwvlakken en bestemmingsvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en/of begrenzing van een aanduidingsvlak, een bouwvlak of een bestemmingsvlak wordt gewijzigd, mits:
-
a. de oppervlakte van een aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 10 % wordt vergroot of verkleind en de situering van een aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 5 m wordt verschoven;
-
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
2. de milieusituatie;
-
3. de verkeersveiligheid;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.