Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herontwikkelingslocatie Witt
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0632.witt-bVA1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Herontwikkelingslocatie Witt' van de Gemeente Woerden;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.witt-bVA1 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 Aan huis verbonden beroep

de uitoefening vanuit een woning van een aan huis verbonden beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten;

1.4 Aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend alsmede niet publieksgerichte functies en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 Achtergevel

de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd;

1.8 Ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

bedrijfsactiviteiten waarbij bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd;

1.9 Ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Begane grondlaag

het gedeelte van een gebouw, bestaande uit een of meer bouwlagen, waaronder begrepen een kelder, waarvan de bovenste begrenzende vloer of balklaag niet hoger komt dan 5,5 meter.

1.12 Bestaand gebouw

een gebouw, dat op de eerste dag van de inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd;

1.13 Bestaand gebruik

het gebruik van gronden of gebouwen dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaat;

1.14 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door - op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende - vloeren of balklagen wordt begrensd, zoals de begane grond en de parkeerlaag, met uitzondering van een kelder en een zolder;

1.19 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct steun vindt in of op de grond;

1.22 Dakkapel

een beperkte doorbreking van een hellend dakvlak van een uit het dakvlak stekend dakvenster welke door dakpannen volledig omringd is;

1.23 Dakopbouw

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.24 Dakterras

een niet door wanden omsloten bouwlaag op de eerste of hogere verdieping van een hoofd-, bij- of aanbouw, welke geschikt is gemaakt voor verblijf;

1.25 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik , verhuur of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 Dove gevel

1.27 Erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.28 Erfbebouwing

bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.29 Erker

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voorgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;

1.30 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 Geluidgevoelige ruimte

een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd;

1.32 Gestapelde woning

een woning is gestapeld als deze boven op een andere woning, winkel of andere functie, niet zijn de parkeren, is gebouwd, dan wel onder een andere woning is gebouwd;

1.33 Grondgebonden woning

een woning die direct met de grond is verbonden, al dan niet op een parkeerlaag, en die niet als een gestapelde woning is aan te merken;

1.34 Hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.36 Kap

een afdekking van een gebouw met één of meer schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 10 graden bedraagt.

1.37 Kelder

een gebruiksruimte in een gebouw, welke voor andere doeleinden dan verblijfsruimte wordt gebruikt en zich volledig ondergronds bevindt.

1.38 Luifel

een beperkte overkapping op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur;

1.39 Maatschappelijk

overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, wellness en fitness en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen, ten behoeve van kinderdagverblijven en kinderopvang;

1.40 Ondergeschikte bouwdelen

Onderdelen van een hoofdgebouw die in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en bijgebouwen, zoals erkers, ingangpartijen, luifels, schoorstenen en antennes;

1.41 Oorspronkelijk hoofdgebouw

Oorspronkelijk hoofdgebouw in de zin van Bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht.

1.42 Openbaar gebied

de openbare weg, openbaar groen en water;

1.43 Openbaar groen

groenvoorzieningen (zoals parken, plantsoenen en speel veldjes) die het hele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk zijn;

1.44 Openbare weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen, fietspaden en voetpaden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden of zijkanten. Achterpaden en zijpaden die bedoeld zijn voor bewoners en omwonenden behoren niet tot de openbare weg;

1.45 Overkapping

een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal twee wanden. Onder een overkapping wordt ook een carport verstaan;

1.46 Peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels:
  1. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;

1.47 Straatmeubilair

de op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's;

1.48 Uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat;

1.49 Veiligheidsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de fysieke veiligheid in ruime zin zoals: voorzieningen/ installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten op het spoor. Het betreft blusleidingen, opstelplaatsen voor de Brandweer, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d.

1.50 Voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.51 Voorgevel

de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten wordt slechts de gevel welke de voordeur bevat aangewezen als voorgevel;

1.52 Voorgevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen;

1.53 Vooruitbouw

een uitbouw op de begane grond van een woning. De vooruitbouw is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en heeft tot doel de woning te vergroten. Door de omvang, vormgeving en situering kan een vooruitbouw een verandering van de bestaande architectuur van de woning tot gevolg hebben. Een vooruitbouw heeft een beperkte diepte en bestaat minimaal aan twee zijden geheel of gedeeltelijk uit glas;

1.54 Woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden;

1.55 Wgh-inrichting

inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer

1.56 Zijgevel

de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf;

1.57 Zijgevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de zijgevel van het hoofdgebouw en aan de achterzijde doorloopt in het verlengde van het hoofdgebouw;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:   

2.1 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 De (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, klimaatregelinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 Nokhoogte

van het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk tot aan het peil van de woning; uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, zoals liftschachten, trappenhuizen, antennes, schoorstenen, borstweringen en geringe verhogingen worden daarbij niet meegerekend;

2.5 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 De grondoppervlakte

van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en boven peil;

2.8 De brutovloeroppervlakte

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld;

2.9 De verkoopvloeroppervlakte

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, water, waterberging en waterhuishouding;
  2. voet- en fietspaden;
  3. ter plaatse van en tot een afstand van 10 meter vanaf de aanduiding 'langzaam verkeer': een langzaamverkeer route;
  4. ondergrondse voorzieningen voor warmte/koude-opslag;
  5. ontsluitingswegen, waaronder hellingbanen en trappen, ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  6. keermuren;
  7. speelvoorzieningen;
  8. straatmeubilair;
  9. voorzieningen voor ondergrondse vuilcontainers;
  10. ondergrondse nutsvoorzieningen. 

3.2 Bouwregels

Op de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden geldt voor bouwwerken:
  1. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair, mag niet meer bedragen dan:
    1. 6 m voor palen en masten;
    2. 5 m voor speelvoorzieningen;
    3. 4 m voor de overige, waaronder keermuren.

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen en ontsluitingen voor langzaam verkeer;
  2. water, waterberging, waterhuishouding, oevers en oevervoorzieningen; 
  3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor gebouwde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten; 
  4. ondergrondse voorzieningen voor warmte/koude-opslag;
  5. ondergrondse nutsvoorzieningen en maximaal één gebouwde nutsvoorziening;
  6. speelvoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

4.2 Bouwregels

Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden geldt voor bouwwerken dat:
  1. er mag uitsluitend één gebouw worden gebouwd in de vorm van een nutsgebouw met een maximaal bebouwd oppervlak van 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,30 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens gebouwde parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Daarbij gelden de volgende voorwaarden.
    1. Gronden, voorzien van deze aanduiding mogen volledig worden bebouwd ten behoeve van een parkeergarage;
    2. De maximaal toegelaten bouw(laag)hoogte van een parkeergarage bedraagt 4,20 meter;
    3. Het dak van een parkeergarage mag uitsluitend worden gebruikt en ingericht als tuin;
  3. de maximaal toegelaten hoogte voor speelvoorzieningen bedraagt 3,50 meter;
  4. het inrichten van deze gronden als 'erf' en/of het oprichten van 'bijbehorende bouwwerken' in de zin van artikel 1, lid 1, bijlage II Besluit omgevingsrecht, is niet toegestaan;
  5. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 1 meter boven peil dan wel 1 meter, gemeten vanaf de afgewerkte bovenkant van de parkeergarage. 

Artikel 5 Verkeer - verblijfsgebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. buurtontsluitingswegen; voet- en fietspaden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. water, waterberging en waterhuishouding;
  4. bruggen en duikers;
  5. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  6. straatmeubilair;
  7. veiligheidsvoorzieningen;
  8. voorzieningen voor ondergrondse vuilcontainers;
  9. ondergrondse nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden geldt voor bouwwerken dat:
  1. gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair, niet meer mag bedragen dan:
    1. 6 m voor palen en masten;
    2. 5 m voor speelvoorzieningen;
    3. 4 m voor de overige, waaronder keermuren.

Artikel 6 Water

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water, waterberging en waterhuishouding;
  2. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen en nutsvoorzieningen;
  3. kruisingen en kunstwerken ten behoeve van wegverkeer;
  4. bluswater en veiligheidsvoorzieningen;
  5. bruggen en duikers.

6.2 Bouwregels

Op de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 7 Wonen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, waaronder begrepen aan huis verbonden beroepen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor gebouwde parkeervoorzieningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': tevens voor een geluidscherm;
  4. ter plaatse van aanduiding 'maatschappelijk': uitsluitend voor een buurthuis;
  5. tuinen en erven;
  6. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, ontsluitingen, water, geluidwering en inpandige en ondergrondse nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden geldt voor bouwwerken dat:
  1. hoofdgebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  2. het aantal woningen in het plangebied niet meer mag bedragen dan 117;
  3. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangeduid met 'maximale bouwhoogte';
  4. het aantal bouwlagen van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangeduid met 'maximum aantal bouwlagen';
  5. ter plaatse van de daartoe strekkende aanduiding bedraagt de hoogte van een geluidscherm minimaal 7,20 en maximaal 8 meter.
7.2.1 Grondgebonden woningen
Voor grondgebonden woningen gelden aanvullend de volgende regels:
  1. het hoofdgebouw (de woning) mag uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  2. grondgebonden woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'grondgebonden';
  3. de diepte van een woning bedraagt maximaal:
    1. 20 meter voor hoekwoningen;
    2. 15 meter voor woningen, gebouwd op een garage; 
    3. 13 meter in overige gevallen; 
  4. maximaal 25% van de hoofdgebouwen mag:
    1. één bouwlaag meer hebben dan op de verbeelding is aangeduid;
    2. en een bouwhoogte hebben welke 3 meter meer is dan op de verbeelding is aangeduid;
  5. het bepaalde in het vorige sublid is niet van toepassing ten behoeve van de uitbreiding van een oorspronkelijk hoofdgebouw;
  6. woningen dienen ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden' aaneengesloten gebouwd te worden;
  7. uitstekende delen aan grondgebonden woningen zijn niet toegelaten aan een naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerd gevelvlak, niet zijnde tuin;
  8. het bepaalde in het vorige sublid is niet van toepassing op luifels welke maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'tuinmuur' is een erfafscheiding toegelaten tot een hoogte van 1,50 meter.
7.2.2 Gestapelde woningen
Voor gestapelde woningen gelden aanvullend de volgende regels:
  1. het hoofdgebouw mag uitsluitend in de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  2. gestapelde woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  3. gestapelde woningen moeten aan de zijde van het spoor worden gerealiseerd in 3 volumes;
  4. de afstand tussen de volumes bedoeld in het vorige sublid dient gelijk te zijn;
  5. voor zover op de verbeelding sprake is van een aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', mag het bebouwingspercentage van een bouwvlak niet meer bedragen dan dit percentage;
  6. uitstekende delen aan gestapelde woningen zijn niet toegelaten, met uitzondering van luifels welke maximaal 1,5 meter uit de gevel worden gebouwd;
  7. het bestemmingsvlak waar zich gestapelde woningen in bevinden, dient groen te worden ingericht, erfbebouwing is hier niet toegestaan.
7.2.3 Dakterrassen
Dakterrassen zijn niet toegelaten op het dak van de hoogste bouwlaag van een gebouw.
7.2.4 Afdekking
Voor wat betreft de afdekking van gebouwen en overkappingen worden de volgende bouwregels in acht genomen:
  1. Gebouwen en overkappingen mogen niet worden voorzien van een kap, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'.
  2. voor gestapelde woningen mag de maximum bouwhoogte niet meer bedragen dan 1,5 meter boven de te realiseren bouwhoogte, in de vorm van een valbeveiliging, een doorlopende gevel of een borstwering, noodzakelijk voor de veiligheid, een goede afwerking of afwatering van het gebouw of voor (afscherming van) de voorzieningen en installaties op het dak;
  3. voor grondgebonden woningen bedraagt de maximum bouwhoogte als bedoeld onder b. niet meer dan 1 meter.
  4. de bovenafwerking van parkeergarages, voor zover niet aangeduid voor 'grondgebonden', dient te worden voorzien van groenafdekking.
7.2.5 Parkeergarages
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', mogen tevens gebouwde parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Daarbij gelden de volgende voorwaarden.
  1. Gronden, voorzien van deze aanduiding, mogen volledig worden bebouwd ten behoeve van een parkeergarage;
  2. De maximaal toegelaten bouw(laag)hoogte van een parkeergarage bedraagt 4,20 meter;
7.2.6 Voorwaardelijke bepalingen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 7 lid 2 gelden de volgende bepalingen:
  1. De woningen dienen te voldoen aan: 
    1. een geluidbelasting van 55 dB vanwege railverkeer, alsmede 48 dB vanwege wegen waarvoor vanwege de Wet geluidhinder een geluidzone geldt; 
    2. of aan de geluidbelastingen zoals genoemd in een door het bevoegd gezag vastgesteld Besluit hogere waarden Wet geluidhinder; 
  2. Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘gestapeld’ dienen:
    1. de gevel(delen) van geluidgevoelige ruimten van woningen, waar de geluidbelasting vanwege het railverkeer hoger is dan 68 dB, als dove gevel te worden uitgevoerd, waarbij maximaal twee dove gevels per woning zijn toegestaan; 
    2. de woningen te beschikken over minimaal één zijde waar de geluidbelasting per (spoor)weg lager is dan 55 dB vanwege railverkeer én lager is dan 48 dB vanwege elke te onderscheiden weg (inclusief 30 km/uur-wegen), waarbij ten minste één verblijfsruimte is gelegen aan deze zijde; 
  3. voor de woningen die aan de zijde van het spoor worden gerealiseerd, mag van het gestelde onder b. onder 2. worden afgeweken onder de voorwaarde dat de karakteristieke geluidwering van de gevel van ten minste één slaapkamer ten minste 2 dB hoger is dan de karakteristieke geluidwering van de gevels die het Bouwbesluit stelt aan nieuwbouwplannen;
  4. Woningen welke worden gerealiseerd ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' mogen slechts worden bewoond indien een geluidscherm of -wal is gerealiseerd waarmee een gemeenschappelijke geluidluwe buitenruimte is verzekerd waar voldaan wordt aan een maximale geluidbelasting van 55 dB vanwege railverkeerslawaai;
  5. Woningen welke worden gerealiseerd ter plaatse van de bouwaanduiding 'grondgebonden' mogen slechts worden bewoond indien hetzij de bouwwerken, als bedoeld onder d., zijn gerealiseerd, dan wel dat alternatieve maatregelen, zoals het realiseren van een geluidswal, zijn getroffen waarmee voor de hier ter plaatse op te richten woningen ook kan worden voldaan aan het bepaalde onder b. Hierbij is het bepaalde onder c alsdan van overeenkomstige toepassing.
  6. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidgevoelige ruimten - uitgesloten' mogen geen geluidgevoelige ruimten van woningen worden gebouwd, ook niet op grond van het bepaalde in bijlage II, artikel 2 Besluit omgevingsrecht, dan wel als zodanig worden gebruikt; 
  7. De fundering van woningen dient waar relevant zodanig zwaar en stijf gedimensioneerd te worden uitgevoerd dat sprake is van voldoende reductie in trillingniveaus (w.o. opslingering in de vloerdelen) en verzekerd is dat kan worden voldaan aan streefwaarde A2 en A3 van Richtlijn B “Hinder voor personen in gebouwen door trillingen, Meet- en beoordelingsrichtlijn” uit augustus 2002 van de Stichting Bouwresearch (SBR), dan wel de ten tijde van de bouwaanvraag hiervoor in de plaats getreden richtlijnen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.3.1 Aan huis verbonden beroep
Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de activiteiten aan de woonfunctie mogen geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeven van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m²;
  2. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen' medewerking wordt verleend;
  3. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  4. de activiteiten mogen geen detailhandel of horeca betreffen;
  5. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
7.3.2 Webwinkel
Gebruik van ruimten ten behoeve van een webwinkel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover de volgende bepalingen in acht worden genomen:
  1. de activiteiten aan de woonfunctie mogen geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeven van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m²;
  2. Aflevering vanuit of bij de woning is niet toegestaan, alleen internetverkoop;
  3. Uitstalling, bezichtigen en buitenopslag van goederen in of bij de woning is niet toegestaan;
  4. Opslag van gevaarlijke stoffen in de woning is niet toegestaan;
  5. Het gebruik als webwinkel mag niet leiden tot onveilige verkeerssituaties.
7.3.3 Parkeren
Onder gebouwen of in het plangebied dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor het gebruik van gebouwen welke met deze bestemming worden toegelaten, waarbij wordt voldaan aan:
  1. het gestelde in de Nota parkeernormen, zoals deze geldt binnen de gemeente Woerden of diens rechtsopvolgers ten tijde van de desbetreffende aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen, 
  2. ofwel dient per te realiseren woning te worden voorzien in:
    1. 1,0 parkeerplaats in (een) parkeergarage(s);
    2. en 0,3 parkeerplaats in openbaar gebied.
Als gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid als beschreven onder artikel 7 lid 3.3 sub 2 te realiseren parkeerplaatsen dient naast de op grond van dat artikel te realiseren parkeerplaatsen tevens blijvend te worden voorzien in:
  1. 3,0 parkeerplaatsen in parkeergarage(s) binnen het plangebied, uitsluitend ten behoeve van deelauto’s, indien het aantal gerealiseerde woningen minder dan 116 bedraagt;
  2. of 4,0 parkeerplaatsen in parkeergarage(s) binnen het plangebied, uitsluitend ten behoeve van deelauto’s, indien het aantal gerealiseerde woningen 116 of 117 bedraagt.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd in een omgevingsvergunning af te wijken van:
7.4.1 Oppervlakte en categorie aan huis verbonden beroepen
het bepaalde in artikel 7 lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van bedrijfsactiviteiten in categorie 2 zoals genoemd in de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen, met in achtname van het volgende:
  1. de (verruiming van de) activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  2. de verruiming van de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  3. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Gronden die eens in aanmerking zijn gekomen bij de verlening van een bouw- of aanlegvergunning blijven bij de beoordeling van latere aanvragen om een dergelijke vergunning -indien hierdoor de oorspronkelijke vergunning niet verleend zou kunnen zijn- buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Ondergronds bouwen

 
9.1.1 Algemeen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil;
  2. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen vergunde of vergunningsvrije gebouwen (bij een verticale projectie), alsmede ter verbinding van gebouwen;
  3. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  4. de ondergrondse bouw mag niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
  5. het gebouwde deel van de toegang tot de ondergrondse bouw (trap of hellingbaan) niet op het voorerf mag worden gebouwd;
  6. het oppervlak van de het ondergrondse deel van de ondergrondse bouw telt niet mee bij het maximaal te bebouwen bebouwingspercentage;
  7. het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op het realiseren van funderingen.
9.1.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd in een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1.1 ten behoeve van ondergrondse bouw (kelder) buiten de oppervlakte van de bovengronds gelegen vergunde of vergunningsvrije gebouwen, mits:
  1. het zij- en achtererf van de woning voor niet meer dan 50% bebouwd wordt;
  2. de oppervlakte van de kelder totaal niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  3. de kelder rechtstreeks bereikbaar is vanuit de woning of een bijgebouw.

9.2 Balkons

Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.2 sub f en uit het gevelvlak stekende balkons toe te laten. Hierbij gelden de volgende voorwaarden.
  1. balkons zijn enkel toelaatbaar vanaf 4,5 meter boven peil;
  2. Balkons mogen niet buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  3. het balkon is om ruimtelijke redenen aanvaardbaar.

9.3 Tuinmuur

Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 sub i en een hogere tuinmuur toe te laten. Hierbij gelden de volgende voorwaarden.
  1. de tuinmuur mag maximaal 2 meter hoog zijn;
  2. de hogere bouwhoogte stuit niet op bezwaren van stedenbouwkundige aard.

9.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de hulpverleningsdiensten, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:
  1. de ligging en dimensionering van veiligheidsvoorzieningen, waaronder begrepen opstelplaatsen voor brandweerwagens;
  2. bereikbaarheid- en vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  3. de diepte van oppervlaktewater ter plaatse van een innamepunt ten behoeve van de bluswatervoorziening;
  4. de plaats, de afmetingen en hoogte van de bebouwing, ten behoeve van een goede milieusituatie, waaronder begrepen een afdoende geluidswerende voorziening;
  5. de plaats van kwetsbare objecten en activiteiten binnen de gebouwen of op het bouwperceel ten behoeve van de externe veiligheid;
  6. de te treffen maatregelen in verband met eisen aan de inrichting van het perceel (vrijwaren van vluchtroutes, brandgangen e.d.) ten behoeve van de externe veiligheid.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1 Vormen van verboden gebruik

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water als seksinrichting.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om af te wijken van hetgeen in de regels hoofdstuk 2 is bepaald, mits dit betrekking heeft op het volgende:
  1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
  2. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder bouwhoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
  4. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van het artikel Algemene afwijkingsregels niet kunnen worden gebouwd;
  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

Artikel 13 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wettelijke regeling, dan geldt deze regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

artikel 14 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 4  te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden hervatten gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

artikel 14 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel: bestemmingsplan 'Herontwikkelingslocatie Witt'.