direct naar inhoud van Regels
Plan: Defensie-eiland Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0632.defensieeilandzuid-bVA1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Defensie-eiland Zuid' van de gemeente 'Woerden'.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.defensieeilandzuid-bVA1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Achtererf

Het bij het hoofdgebouw (bijvoorbeeld woning) behorende erf, dat is gelegen achter de achtergevellijn of in ieder geval achter het bouwvlak.

1.6 Achtergevel

De gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd.

1.7 Ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

Bedrijfsactiviteiten waarbij bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd.

1.8 Archeologische monumentenzorg

Zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

1.9 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling zoals bedoeld in de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD).

1.10 Archeologische waarde

De aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.11 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 Bedrijf aan huis

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend alsmede niet publieksgerichte functies en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.14 Begane grond

De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.15 Beroep aan huis

De uitoefening aan huis van een aan huis verbonden beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten.

1.16 Bestaande bebouwing

Bebouwing die op het tijdstip van eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, danwel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning met betrekking tot bouwen, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend.

1.17 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bijgebouw

Een op zichzelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw.

1.20 Bodemverstorende activiteiten

Het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

1.21 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 Cultuur en ontspanning

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning waaronder:

  • ateliers; en/of
  • creativiteitscentra; en/of
  • evenementen;
  • dansscholen; en/of
  • musea; en/of
  • muziekscholen; en/of
  • theater.
1.28 Cultuurhistorische waarde

De aan een (samenstel van) bouwwerk(en) of een landschap toegekende waarde in verband met het beeld dat door ontwerp of gebruik van de mens in de loop van de geschiedenis is ontstaan.

1.29 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 Dove gevel

Een gevel als bedoeld in artikel 1b lid 4 van de Wet geluidhinder.

1.31 Erf

Het al dan niet bebouwde perceelsgedeelte, direct gelegen bij een hoofdgebouw, ingericht ten dienste van het gebruik van dit hoofdgebouw en indien er een bouwvlak voor hoofdgebouwen aanwezig is, gelegen buiten het bouwvlak.

1.32 Erfbebouwing

Verzamelnaam voor bouwwerken, op het erf behorende bij een (woon)bestemming, die ten dienste staan van het hoofdgebouw en die door de ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, waarbij onderscheid te maken valt tussen: een aanbouw, een uitbouw, een bijgebouw en een overkapping.

1.33 Erker

Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voorgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.34 Evenement

Het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan.

1.35 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 Gevellijn

De als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.37 Luifel

Een beperkte overkapping zonder wanden op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur.

1.38 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.39 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, in deze regels worden de volgende categorieën van horeca onderscheiden:

  • 1. hotel:
    een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 2. restaurant:
    een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 3. dagzaak:
    een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en qua openingstijden vergelijkbaar is met de detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 22.00 uur heeft, zoals een dagcafé, lunchroom, koffieshop en ijssalon;
  • 4. cafetaria:
    een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van kleine eetwaren, niet zijnde maaltijden waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt;
  • 5. cafés, bars, avond- en nachtgelegenheid:
    een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt, niet zijnde een discotheek/dancing.
  • 6. discotheek/dancing:
    een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt.
1.40 Kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.41 Oeverstrook

Grens tussen land en water.

1.42 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.43 Openbaar gebied

De openbare weg, openbaar groen en water.

1.44 Overkapping

Een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal twee wanden. Onder een overkapping wordt ook een carport verstaan.

1.45 Peil
  • a. De gemiddelde hoogte van het aan een bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld van het plangebied, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval dit bouwwerk aan een weg gelegen is.
  • b. In alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld.
1.46 Prostitutie

Het aanbieden van seksuele diensten tegen materiële vergoeding.

1.47 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf al dan niet in combinatie met elkaar.

1.48 Straatmeubilair

De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.49 Uitbouw

Een aan een gebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat.

1.50 Veranda

Een aanbouw aan een woning, bestaande uit een afdak steunend op (houten) palen. De vloer kan de bestaande vloer zijn, maar kan ook en houten vloer hebben die gelijk met de vloerhoogte binnenshuis doorloopt.

1.51 Voorerf

Het bij een gebouw (bijvoorbeeld een woning) behorende erf, dat is gelegen voor de voorgevellijn of in ieder geval voor het bouwvlak.

1.52 Voorgevel

De voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de naar de weg toegekeerde zijde of indien deze nog geen duidelijkheid geeft, de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in laatste instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd;

1.53 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.54 Vooruitbouw

Een uitbouw op de begane grond van een woning. De vooruitbouw is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en heeft tot doel de woning te vergroten. Door de omvang, vormgeving en situering kan een vooruitbouw een verandering van de bestaande architectuur van de woning tot gevolg hebben. Een vooruitbouw heeft een beperkte diepte en bestaat minimaal aan twee zijden geheel of gedeeltelijk uit glas.

1.55 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, waterhuishouding en grondwatersanering, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.56 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.57 Waterpeil

De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.58 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.59 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden.

1.60 Zolder

Zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.

1.61 Zijerf

Het bij een gebouw (bijvoorbeeld een woning) behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van een gebouw of in ieder geval naast het bouwvlak.

1.62 Zijgevel

De zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zoals balustrades.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. horeca, categorie 3 en 5;
  • c. wonen op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  • d. erven;
  • e. terrassen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.3 en 11.2.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  • b. De bouwhoogte van palen en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. De bouwhoogte van de bestaande schoorsteen mag niet meer bedragen dan 27 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag op het voorerf niet meer bedragen dan 1 meter en op het zij- en achtererf mag het niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmetingen van de bebouwing;
  • c. de plaats van kwetsbare objecten en activiteiten binnen de gebouwen of op het bouwperceel;
  • d. de te treffen maatregelen in verband met eisen aan de inrichting van het perceel (vrijwaren van vluchtroutes, brandgangen e.d.);

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 6. in verband met de risicobeheersing binnen het plangebied.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. kunstwerken;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. bruggen en oeververbindingen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeren ondergronds', tevens een ondergrondse parkeergarage;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', tevens tuinen bij de aangrenzende woningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
    • 2. De maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².
  • b. Gebouwen ten behoeve van een parkeergarages zijn toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:
    • 1. Parkeergarages zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeren ondergronds'.
    • 2. De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
    • 3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan peil.
  • c. Voor het bouwen van ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, geldt het bepaalde in 10.1.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • b. De hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. terrassen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. kunstwerken;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeren ondergronds', tevens een ondergrondse parkeergarage;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', terrassen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
    • 2. De maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².
  • b. Gebouwen ten behoeve van een parkeergarages zijn toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:
    • 1. Parkeergarages zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeren ondergronds'.
    • 2. De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
    • 3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan peil.
  • c. Voor het bouwen van ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, geldt het bepaalde in 10.1.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. De oppervlakte per overkapping mag niet meer bedragen dan 30 m².
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan maximaal 8 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterlopen;
  • b. waterberging en waterhuishouding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens een brug voor langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer uitsluitend in de vorm van nood-, en hulpdiensten en de vuilnisophaaldienst;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger', tevens een aanlegsteiger;
  • e. waterstaatkundige bouwwerken in de vorm van een constructie ter vervanging c.q. versterking van de kade;
  • f. kruisingen en kunstwerken ten behoeve van wegverkeer.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Op en in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die noodzakelijk zijn voor de waterhuishouding en het verkeer in en over het water.
  • b. Het bouwen van bruggen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
  • c. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van bruggen, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter, gemeten vanaf het peil van de aangrenzende oever.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'brug':
    • 1. dient de minimale doorvaarhoogte 1,50 meter te bedragen gemeten vanaf het gemiddelde niveau van het wateroppervlak, over een minimale doorvaarbreedte van 3 meter;
    • 2. mag de breedte van de brug niet meer bedragen dan 9 meter;
  • e. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen waterstaatkundige bouwwerken worden gebouwd in de vorm van een constructie ter vervanging c.q. versterking van de kade, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de aangrenzende oever en de breedte niet meer mag bedragen dan 0,5 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. ligplaats voor woonschepen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen, terrassen, dekken, paden en erven;
  • c. onderdoorgangen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.3 en 11.2.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding, waarbij geldt dat indien er geen hoogte is aangegeven de bestaande goothoogte als maximum geldt.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding, waarbij geldt dat indien er geen hoogte is aangegeven de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.
  • d. Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • e. Uit-, voor-, uit- en aanbouwen, veranda's en erkers mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • f. Voor het bouwen van ondergeschikte bouwdelen zoals balkons binnen en buiten de bestemmingsgrens, geldt het bepaalde in 10.1.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  • b. De bouwhoogte van palen en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag op het voorerf niet meer bedragen dan 1 meter en op het zij- en achtererf mag het niet meer bedragen dan 3 meter.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmetingen van de bebouwing;
  • c. de plaats van kwetsbare objecten en activiteiten binnen de gebouwen of op het bouwperceel;
  • d. de te treffen maatregelen in verband met eisen aan de inrichting van het perceel (vrijwaren van vluchtroutes, brandgangen e.d.);

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 6. in verband met de risicobeheersing binnen het plangebied.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Beroep aan huis

Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeven van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m².
  • b. De activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen medewerking wordt verleend.
  • c. De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving.
  • d. De activiteiten mogen geen detailhandel betreffen.
  • e. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

7.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor van bijgebouwen voor bewoning.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeven van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m².
  • b. De activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 zoals genoemd in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen medewerking wordt verleend.
  • c. De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving.
  • d. De activiteiten mogen geen detailhandel betreffen.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder sub d is detailhandel door middel van internet toegestaan, met uitzondering van het afhalen van goederen door personen die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik, verhuur of aanwending.
  • f. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

 

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. wegen en paden;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. tuinen, terrassen, dekken, paden en erven;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.3 en 11.2;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeren ondergronds', tevens een ondergrondse parkeergarage;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens water;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger', tevens een aanlegsteiger.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding. Parkeergarages worden bij de berekening van het bebouwingspercentage niet meegerekend. Indien geen bebouwingspercentage is opgenomen, mag het bestemmingsvlak volledig worden bebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'water':
    • 1. de begane grondvloer van een hoofdgebouw niet is toegestaan;
    • 2. de vloer van de verdieping van een hoofdgebouw minimaal op een hoogte van ten minste 2,60 meter boven waterpeil moet worden gebouwd.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • e. De diepte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter.
  • f. Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • g. Voor het bouwen van ondergeschikte bouwdelen zoals balkons buiten de bestemmingsgrens, geldt het bepaalde in 10.1.

8.2.2 Parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage gelden de volgende regels:

  • a. Parkeergarages zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeren ondergronds'.
  • b. De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeren ondergronds' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan peil.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  • b. De bouwhoogte van palen en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag op het voorerf niet meer bedragen dan 1 meter en op het zij- en achtererf mag het niet meer bedragen dan 3 meter.

8.2.4 Voorwaardelijke verplichting aandachtsgebied geluid

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - aandachtsgebied geluid' dient de gevel van de woningen op de zevende bouwlaag aan de naar het spoor gerichte zijde uitgevoerd te worden als dove gevel, tenzij middels akoestisch onderzoek aangetoond is dat, al dan niet door afschermende bebouwing of geluidwerende voorzieningen, de geluidbelasting op de gevel lager of gelijk is aan:

    • 1. de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of;
    • 2. de voor deze gevel of geveldelen vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmetingen van de bebouwing;
  • c. de plaats van kwetsbare objecten en activiteiten binnen de gebouwen of op het bouwperceel;
  • d. de te treffen maatregelen in verband met eisen aan de inrichting van het perceel (vrijwaren van vluchtroutes, brandgangen e.d.);

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 6. in verband met de risicobeheersing binnen het plangebied.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Beroep aan huis

Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeven van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m².
  • b. De activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen medewerking wordt verleend.
  • c. De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving.
  • d. De activiteiten mogen geen detailhandel betreffen.
  • e. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

8.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het bewonen van bijgebouwen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeven van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m².
  • b. De activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 zoals genoemd in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen medewerking wordt verleend.
  • c. De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving.
  • d. De activiteiten mogen geen detailhandel betreffen.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder sub d is detailhandel door middel van internet toegestaan, met uitzondering van het afhalen van goederen door personen die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik, verhuur of aanwending.
  • f. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergeschikte bouwdelen

10.1.1 Ondergeschikte bouwdelen algemeen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als balkons, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

10.1.2 Afwijken van ondergeschikte bouwdelen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.1 ten behoeve van een grotere overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen voor ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons, mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2,5 meter.
  • b. de overschrijding ruimtelijk aanvaardbaar is.

10.1.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaats van de ondergeschikte bouwdelen;
  • b. de afmetingen van de ondergeschikte bouwdelen;
  • c. de plaats van kwetsbare objecten en activiteiten binnen de gebouwen of op het bouwperceel;
  • d. de te treffen maatregelen in verband met eisen aan de inrichting van het perceel (vrijwaren van vluchtroutes, brandgangen e.d.);

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 6. in verband met de risicobeheersing binnen het plangebied.
10.2 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is niet toegestaan met uitzondering van parkeergarages zoals bepaald in 4.2.1, 5.2.1 en 8.2.2.

10.3 Parkeren
10.3.1 Algemeen
  • a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  • b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
  • c. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeerruimte als wordt voldaan aan de normen:
    • 1. ten aanzien van woningen gelden de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
    • 2. ten aanzien van horeca (categorie 3 en 5) geldt een parkeernorm van 4,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak;
    • 3. ten aanzien van overige functies gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Woerden' (vastgesteld d.d. 2 september 2014) en diens rechtsopvolger(s).

10.3.2 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 10.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  • b. het bepaalde in artikel 10.3 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de in hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
  • b. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
    • 1. seksinrichting en raam- en straatprostitutie;
    • 2. opslagplaats voor vaten en kisten en containers, als dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, grond- en baggerspecie, anders dan voor normaal gebruik van de gronden;
    • 3. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
11.2 Parkeren
11.2.1 Algemeen
  • a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag het gebruik van een gebouw of van een onbebouwd terrein uitsluitend worden gewijzigd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  • b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
  • c. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeerruimte als wordt voldaan aan de normen:
    • 1. voor woningen gelden de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
    • 2. voor horeca (categorie 3 en 5) geldt een parkeernorm van 4,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak;
    • 3. voor overige functies gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Woerden' (vastgesteld d.d. 2 september 2014) en diens rechtsopvolger(s).

11.2.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 11.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  • b. het bepaalde in artikel 11.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Monumenten en karakteristieke bebouwing
  • a. Binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' tevens voor behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing/ elementen waarbij primair de Erfgoedverordening van de gemeente Woerden van toepassing is.
  • b. Binnen de aanduiding 'karakteristiek' is het overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, verboden bouwwerken te slopen.
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b, indien is aangetoond dat het bouwwerk in zeer slechte bouwkundige staat is (conditiescore 6 volgens NEN 2767).
  • d. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen van het bepaalde in sub b wordt voorafgaand een advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.
  • e. Het verbod als bedoeld in sub b geldt niet voor zover het betreft bouwwerkzaamheden ten behoeve van het onderhoud van het pand.
12.2 milieuzone - aandachtsgebied bodem

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - aandachtsgebied bodem' is het pas na toestemming van het bevoegd gezag toegestaan om graafwerkzaamheden dieper dan 2 meter onder peil te verrichten of grondwater te onttrekken.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
  • b. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • c. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, bebouwingspercentage, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) (niet zijnde het maximum aantal wooneenheden), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
  • d. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 meter.
13.2 Losse elementen aan gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 voor het toestaan van losse elementen, zoals panelen, aan en op gebouwen, mits:

  • a. door middel van een onderzoek aangetoond is dat de externe veiligheid gewaarborgd is;
  • b. het ruimtelijk aanvaardbaar is.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 meter, dit voor zover deze op grond van artikel 13 niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen (niet zijnde maximum aantal wooneenheden), indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • c. het schrappen van de aangegeven bestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
15.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Defensie-eiland Zuid'.