Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Tiendweg 3, Harmelen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0632.BPTiendweg3-bVA1
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan Tiendweg 3, Harmelen met identificatienummer NL.IMRO.0632.BPTiendweg3-bVA1van de gemeente Woerden.
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanbouw
Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, als een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, direct verbonden met en direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw, bijvoorbeeld via een toegangsdeur.
 
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aan huis verbonden beroep
De uitoefening aan huis van een aan huis verbonden beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede niet publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten.
 
1.7 aan huis verbonden bedrijf
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend alsmede niet publieksgerichte functies en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
 
1.8 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruizen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
 
1.9 achtergevel
De gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd.
 
1.10 ander bouwwerk
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.11 archeologische waarde
De aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
 
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.13 bebouwingsgrens
Een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
 
1.14 bestaand gebouw
Een gebouw, dat op de eerste dag van de inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd.
 
1.15 bestaand gebruik
Het gebruik van gronden of gebouwen dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaat.
 
1.16 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.17 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.18 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.19 bijgebouw
Een op zich zelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw.
 
1.20 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.22 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door - op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende - vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van een onderbouw en een zolder.
 
1.23 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.24 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.25 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.26 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.27 dakkapel
Een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster.
 
1.28 dakopbouw
Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
 
1.29 dakterras
Een niet door wanden omsloten bouwlaag op de eerste of hogere verdieping van een hoofd-, bij- of aanbouw, welke geschikt is gemaakt voor verblijf.
 
1.30 dakvlak
Een hellend vlak in een dak.
 
1.31 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek onder andere via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.32 erfbebouwing
Verzamelnaam voor bouwwerken, op het erf behorende bij een (woon-) bestemming, die ten dienste staan van het hoofdgebouw en die door de ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, waarbij onderscheid te maken valt tussen: een aanbouw, een uitbouw, een bijgebouw en een overkapping.
 
1.33 erker
Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voorgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.
 
1.34 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.35 geluidgevoelig object
Woningen, alsmede gebouwen en terreinen als bedoeld in artikel 4, lid 2 en artikel 7, lid 3 van het "Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen" zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan.
 
1.36 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, exclusief aan- en uitbouwen. Aan- en uitbouwen die tot de hoofdfunctie behoren, worden niet meegerekend tot het hoofdgebouw.
 
1.37 luifel
Een beperkte overkapping op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur.
 
1.38 overkapping
Een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal twee wanden. Onder een overkapping wordt ook een carport verstaan.
 
1.39 peil
De gemiddelde hoogte van het aan een bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval dit bouwwerk aan een weg gelegen is; in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld.
 
1.40 plangrens:
De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
 
1.41 prostitutie
Het aanbieden van seksuele diensten tegen materiële vergoeding.
 
1.42 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.43 uitbouw
Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat.
 
1.44 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
 
1.45 voorgevel
De voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel.
 
1.46 voorgevellijn
Een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen.
 
1.47 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden.
 
1.48 zijerf
Het bij een gebouw (bijvoorbeeld de woning) behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van het gebouw of in ieder geval naast het bouwvlak.
 
1.49 zijgevel
De zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf.
 
1.50 zijgevellijn
Een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de zijgevels van de hoofdgebouwen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 de grondoppervlakte van een gebouw of ander gebouw
Buitenwerks en boven peil.
 
2.7 de bruto-vloeroppervlakte
De oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. tuinen en erven;
  3. aan huis verbonden beroepen
  4. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeren;
  5. ontsluitingsverharding.
3.2 Bouwregels
 
Op de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. het hoofdgebouw (woning) binnen de aangegeven bouwvlakken mag worden gebouwd;
  2. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter bedragen:
  3. de nokhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  4. de dakhelling van een woning mag niet meer dan 30° bedragen;
  5. ten aanzien van erfbebouwing is het bepaalde in artikel 6 van toepassing;
  6. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
    1. voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf 1 meter en op het zij- en achtererf 2 meter;
    2. 6 meter voor palen en vlaggenmasten;
    3. voor het overige 1 meter op het voorerf en 3 meter op het zij- en achtererf.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Beroep aan huis
Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de activiteiten aan de woonfunctie geen afbreuk mogen doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeve van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m2;
  2. de activiteiten geen hinder mogen opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  3. de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  4. de activiteiten geen detailhandel mogen betreffen;
  5. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
3.3.2 Parkeren
  1. Bij het bouwen en het wijzigen van het gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemming 'Wonen' dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Woerden' (vastgesteld d.d. 2 september 2014) en in eventuele herzieningen daarvan, met dien verstande dat, gerealiseerde parkeerplaatsen in stand dienen te worden gehouden.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a. kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de Nota parkeernormen, indien naar oordeel van burgemeester en wethouders in een (andere) toereikende parkeeroplossing wordt voorzien.
3.3.3 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de in lid 3.1 gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Woerden' (vastgesteld d.d. 2 september 2014) en de eventuele herzieningen daarvan.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.3.1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. de activiteiten aan de woonfunctie geen afbreuk mogen doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeve van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m²;
    2. de activiteiten geen hinder mogen opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 zoals genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij woningen medewerking wordt verleend;
    3. de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    4. de activiteiten geen detailhandel mogen betreffen;
    5. in afwijking van het bepaalde onder 4 is detailhandel door middel van internet toegestaan, met uitzondering van het afhalen van goederen door personen die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik, verhuur of aanwending;
    6. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
  2. Lid 3.3 onder a voor een beroep aan huis maximaal 100 m2 mag worden gebruikt wanneer het perceel groter is dan 500 m2.
  3. Lid 3.3.2 en toestaan dat:
    1. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de in de 'Nota parkeernormen gemeente Woerden' (vastgesteld d.d. 2 september 2014) en de in eventuele herzieningen daarvan gestelde voorwaarden;
    2. wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm, mits voldaan wordt aan de in de 'Nota parkeernormen gemeente Woerden' (vastgesteld d.d. 2 september 2014) en de in eventuele herzieningen daarvan gestelde voorwaarden.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
 
4.2 Bouwregels
 
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die dieper worden gebouwd dan 0,3 m en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m².
 
4.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.2.2. Voorwaarden
Indien uit het in sublid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de op de verbeelding aangegeven onderliggende bestemmingen onder de voorwaarden dat:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied;
  2. alvorens de afwijking te verlenen wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  3. in afwijking van het bepaalde in lid 4.3 onder a en b kan de afwijking worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag omgevingsvergunning reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemming(en) blijft onverminderd van toepassing.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag binnen de in lid 4.1 bedoelde bestemming(en) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden en roeren en omwoelen van gronden dieper dan 0,3 m onder peil over een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  2. het uitvoeren van ondergrondse sloopwerkzaamheden dieper van 0,3 meter onder peil over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen over een oppervlakte van meer dan 100 m².
4.4.2 Uitzonderingen
Het in sublid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.
4.4.3 Voorwaarden
Een vergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt slechts verleend indien:
  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Dit wordt bepaald door een door de gemeente aan te wijzen deskundige;
  2. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
4.4.4 Verplichting
Aan een vergunning als bedoeld in lid 4.4.1 kunnen de volgende verplichtingen worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.5 Beoordeling aanvraag
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend als bedoeld in 4.4.1 kan het bevoegd gezag advies inwinnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
 
4.4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' de plankaart en regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde
aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Erfbebouwing
 
6.1.1 Achtererfgebied
Op het perceel mogen gebouwen en overkappingen op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. 50% onbebouwd dient te blijven;
  2. binnen een zone van 3 m vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw de hoogte niet meer mag bedragen dan 30 cm boven de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m;
  3. buiten een zone van 3 m vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  4. de maximale oppervlakte van erfbebouwing ten hoogste 60 m² bedraagt.
6.1.2 Voorerfgebied naast de zijgevelrooilijn
Op het perceel mogen gebouwen en overkappingen op het voorerfgebied naast de zijgevellijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. 50% van het voorerfgebied dat naast de zijgevellijn ligt onbebouwd dient te blijven;
  2. de gebouwen en overkappingen binnen een zone van 3 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw worden gesitueerd;
  3. binnen een zone van 3 m vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw de hoogte niet meer bedraagt dan 30 cm boven de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m;
  4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m bedraagt;
  5. de afstand tot de voorgevellijn ten minste 1,5 m bedraagt;
  6. de breedte van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 3 m.
6.1.3 Voorerfgebied voor de voorgevelrooilijn
Op het perceel mogen gebouwen op het voorerfgebied voor de voorgevellijn worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. vrijstaande bouwwerken niet zijn toegestaan;
  2. de breedte van gebouwen niet meer bedraagt dan 2/3 van de voorgevel tot een maximum van 4 m;
  3. de afstand tot de voorste perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt;
  4. de diepte van gebouwen niet meer bedraagt dan 1,4 m;
  5. binnen één bouwvlak en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie voor een vergelijkbare bouwwerk een omgevingsvergunning is verleend (trendsetter) en de bouw om ruimtelijke reden aanvaardbaar is.
6.1.4 Dakkapellen
Het is toegestaan om een dakkapel te bouwen
 
6.1.5 Luifels
Bij de woning mogen luifels worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. de luifel boven de voordeur wordt aangebracht;
  2. de breedte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;
  3. de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 1 m;
  4. in afwijking van het bepaalde onder 6.1.3 geldt dat bij aanwezigheid van een bouwwerk de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan de diepte van dat bouwwerk;
  5. de bovenkant van de luifel niet meer dan 0,5 m boven de voordeur uitkomt.
6.1.6 Erfafscheiding
Op het perceel mogen erfafscheidingen worden geplaatst, met dien verstande dat:
  1. in het achtererfgebied en in het voorerfgebied naast de zijgevellijn de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
  2. in het voorerfgebied voor de voorgevellijn de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m.
6.1.7 Zwembaden, jacuzzi's en vijvers
Op het perceel mogen zwembaden, jacuzzi's en vijvers worden geplaatst, met dien verstande dat:
  1. in het voorerfgebied geen zwembaden en jacuzzi's zijn toegestaan;
  2. in het achtererfgebied zwembaden, jacuzzi's en vijvers zijn toegestaan, mits:
    1. geen overkapping wordt aangebracht;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m;
    3. zwembaden, jacuzzi's en vijvers niet meegeteld worden bij het maximale bebouwingspercentage.
6.1.8 Vlaggenmasten en palen
Op het perceel mogen vlaggenmasten en palen worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. de hoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  2. per woning maximaal 1 paal of vlaggenmast wordt geplaatst.
6.1.9 Overige bouwwerken
Op het perceel mogen overige bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. voor de voorgevellijn de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m;
  2. achter de voorgevellijn de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
6.1.10 Afwijken voor erfbebouwing
  1. Burgemeester en Wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.1 en 6.1.2 ten behoeve van een kap op een bouwwerk, met dien verstande dat:
    1. de hoogte van vrijstaande bouwwerken (inclusief kap) niet meer bedraagt dan 6 m;
    2. de hoogte van niet-vrijstaande bouwwerken (inclusief kap) niet meer bedraagt dan 7 m;
    3. binnen één bouwvlak en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie voor een vergelijkbare bouwwerk een omgevingsvergunning is verleend (trendsetter) en de bouw om ruimtelijke reden aanvaardbaar is;
    4. de lichttoetreding en privacy op buurpercelen niet onevenredig worden aangetast.
  2. Burgemeester en Wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.3 sub a ten behoeve van de bouw van gebouwen op het voorerfgebied voor de voorgevellijn die afwijken van de in 6.1.3 sub a genoemde maten en afstanden, mits:
    1. binnen één bouwvlak en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie voor een vergelijkbaar bouwwerk een vergunning is verleend;
    2. de bouw om ruimtelijke reden aanvaardbaar is.
  3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van een dakopbouw op een bouwwerk, met dien verstande dat:
    1. de goot- en bouwhoogte met niet meer dan 1,5 m wordt vermeerderd;
    2. binnen één bouwvlak en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie voor een vergelijkbare bouwwerk een omgevingsvergunning is verleend (trendsetter);
    3. de bouw om ruimtelijke reden aanvaardbaar is;
    4. de lichttoetreding en privacy op buurpercelen niet onevenredig worden aangetast.
6.2 Ondergronds bouwen
 
6.1.1 Algemeen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil;
  2. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen vergunde of vergunningsvrije gebouwen (bij een verticale projectie);
  3. de afstand tot perceelsgrenzen tenminste 3 m bedraagt, met dien verstande, dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelsgrens mag worden gebouwd;
  4. het zij- en achtererf van de woning voor niet meer dan 50% bebouwd wordt;
  5. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
  6. het gebouwde deel van de toegang tot de kelder (trap of hellingbaan) niet op het voorerf mag worden gebouwd;
  7. de oppervlakte van het ondergrondse deel van de kelder wordt niet meegeteld bij het maximale bebouwingspercentage.
6.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 6.1.1 afwijken ten behoeve van ondergrondse bouw (kelder) buiten de oppervlakte van de bovengronds gelegen vergunde of vergunningsvrije gebouwen, mits:
  1. de oppervlakte van de kelder totaal niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  2. de kelder rechtstreeks bereikbaar is vanuit de woning of een bijgebouw.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
  1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
  2. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
  4. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van het artikel Algemene afwijkingsregels niet kunnen worden gebouwd;
  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  3. het schrappen van de aangegeven bestemming “Waarde - Archeologie”, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. Lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Tiendweg 3, Harmelen van de gemeente Woerden.