INHOUD VAN DE REGELS
HOOFDSTUK II BESTEMMINGSREGELS
3.4
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Artikel 6
Waarde - Archeologie
6.3
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
7.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
9.1
Algemene regels voor afstanden 24
9.3
Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
10.1
Algemene afwijkingsregels
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
Artikel 12
Algemene procedureregels
HOOFDSTUK IV OVERGANGS- EN SLOTREGELS
13.1
Overgangsrecht bouwwerken
14.1
Vervangen bestemmingsplannen
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan “Schouwweg 72” van de gemeente Wassenaar;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0629.BPJOHAN2011-VG01 met de
bijbehorende regels en bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een vrij beroep dat in een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat door de kleinschaligheid een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is. Onder aan huis gebonden beroepen/ bedrijven aan huis wordt
verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
architectonisch, kunstzinnig en juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied en
beroepen op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied. Indien genoemde
beroepen zich ontwikkelen tot kantoorachtige functies met meerdere
personeelsleden, dan zijn deze uitgesloten. Ook een seksinrichting is
uitgesloten. Detailhandel is uitgesloten uitgezonderd bepaalde verkoop die een
relatie heeft met het beroep en die ondergeschikt is aan de activiteit;
de tegenover de voorgevel gelegen gevel;
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de
in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of
activiteiten uit oudere tijden;
de authentieke kenmerken in de verschijningsvorm van gebouwen op basis van een
aan een bepaald gebruik gekoppelde bouwvorm, een bouwvorm welke eigen is aan een
bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouw-vorm welke karakteristiek is
aan gebouwen uit een streek;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan
wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden
bebouwd;
bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage
legging van het ontwerp bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens
een voor dat tijdstip verleende vergunning. Deze definitie geldt ook voor een
bestaande woning. Bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het
plan rechtskracht heeft verkregen;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een gebouw dat - vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd - behoort bij een
hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht is te onderscheiden van
dat hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het
veranderen, en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of
balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij
indirect steun vindt in of op de grond;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat
is ontstaan door het gebruik dat de mens daarvan in de loop der geschiedenis
heeft gemaakt;
een aaneengesloten deel van een hellend dak dat in één vlak is gelegen;
een (of meer) door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke
vakspecialist(en). Binnen deze definitie moet ook de commissie voor welstand en
cultureel erfgoed worden gelezen;
de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar
behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal
gescheiden zijn;
een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een gebouw dat door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de
bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
primaire watergang;
de projectie van een object of deel van een object op het horizontale vlak;
een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen
bevat;
voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende
bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en
elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut,
waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations,
gemalen, telefooncellen en zendmasten;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten
hoogste één zijde een gesloten wand;
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte
van die weg ter plaatse van de hoofdingang of in andere gevallen: de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of
daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van
seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een
prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater,
sekswinkel, seksautomatenhal, seksclub of parenclub.
(andere) bouwwerken voor openbare nut, zoals:
-
verkeergeleiders, verkeersborden, lantaarnpalen, zitbanken, bloembakken;
-
telefooncellen, abri`s, muppi’s, kunstwerken, speeltoestellen;
-
kleinschalige bouwwerken voor (openbare) nutsvoorzieningen waaronder
begrepen voorzieningen voor de energievoorziening, voor telecommunicatie
(techniekkasten) en brandkranen;
-
onder- en bovengrondse afval inzamelsystemen;
-
draagconstructies voor reclame tot een hoogte van 3 meter;
dat deel van het hek of erfscheiding rondom een perceel dat toegang geeft tot
dat perceel. Pilasters en/of kolommen worden geacht deel uit te maken van een
toegangshek;
de projectie van een object of deel van een object op het verticale vlak;
de binnen de gemeente Wassenaar werkzame en/of aangewezen stedenbouwkundige;
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;
dat gedeelte van de bouwgrens dat bij het bouwplan aan de naar een (openbare)
weg gekeerde zijde van het bouwvlak of, indien een bouwvlak met meer dan één
zijde naar de (openbare) weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en
wethouders aangewezen zijde(n), niet mag worden overschreden;
een complex van ruimten dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor de
huisvesting van een gezinshuishouden;
een gebouw dat één of meer woningen bevat.
Artikel 2
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het
boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Dwarskappen (bij
meer dan twee kopgevels) dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdvorm en dus te
voldoen aan de maximaal toegestane goothoogte;
2.3
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk;
2.6
afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar
die afstand het kortst is;
2.7
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering
niet meegerekend.
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
N
Natuur
(-)
De voor “Natuur"(N) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het behoud, herstel of versterking van de aan
deze gronden eigen zijnde natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische
waarden;
b.
de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden en landschappelijke waarden.
De onderstaande bestemmingen zijn toegestaan mits deze de onder a en b genoemde
bestemmingen niet worden geschaad of belemmerd:
a.
tuinen;
b.
verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen of
hoofdgebouwen;
c.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘parkeergarage’; een ondergrondse
parkeergarage.
3.2.1
Gebouwen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a.
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan de
parkeergarage.
b.
de hoogte van erfscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
c.
de hoogte van toegangshekken en pilasters mag niet meer bedragen dan 2,5
meter;
d.
de breedte van toegangshekken mag, inclusief een voetgangersentree en
pilasters, ten hoogste 30 % van de breedte van het bouwperceel bedragen tot een
maximum van 6,00 meter. De breedte van het bouwperceel wordt hier gemeten ter
plaatse van het toegangshek;
e.
per bouwperceel zijn twee inritten en in het verlengde daarvan twee
toegangshekken toegestaan;
f.
voor erfscheidingen en toegangshekken, exclusief pilasters, geldt dat
deze vanaf de grond en open constructie moet hebben, met dien verstande dat ten
minste 75% van de verticale projectie van de erfscheiding c.q. het toegangshek
open moet zijn.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a.
de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3
meter, met uitzondering van openbare verlichting en vlaggenmasten, die een
maximale bouwhoogte hebben van 8 meter.
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval
gerekend voor het gebruik voor:
a.
de stalling van caravans, voer- en vaartuigen voor de voorgevel van een
woning en in een verlengde daarvan te trekken lijn;
b.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
3.4
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
3.4.1
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘natuur’ zonder of in
afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning, verleend door burgemeester
en wethouders, de werken en werkzaamheden te verrichten die hierna onder 3.4.5
zijn genoemd, behouders de daarbij vermelde uitzonderingen.
3.4.2
Verlening omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning mogen voorwaarden worden verbonden mits daarover
vooraf schriftelijk advies is gevraagd aan de deskundige als bedoeld onder 3.4.3
van de werken of werkzaamheden. De werken of werkzaamheden die onder het verbod
vallen zijn slechts toelaatbaar voor het belang van de bestemming ‘natuur’,
hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
3.4.3
Advies over omgevingsvergunning
Voor de verlening van de omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders
schriftelijk advies aan de natuur deskundige van de gemeente Wassenaar of een
daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Het schriftelijk advies betreft in
het bijzonder de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang
van de bestemming ‘natuur’ niet onevenredig wordt geschaad, en over de eventueel
te stellen voorwaarden aan de omgevingsvergunning.
3.4.4
Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in 3.4.1 is slechts toelaatbaar, indien door die
werken en/of werkzaamheden het waterstaatkundig belang, de natuur- en/of
landschapswaarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, en
indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat
een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
3.4.5
Verbod
De werken en werkzaamheden die op grond van het onder 3.4.1 verboden zijn op de
gronden met de bestemming ‘natuur’ zijn:
a.
het afgraven, bodemverlagen, ophogen, vergraven of egaliseren van
gronden;
b.
het aanleggen en/of verharden van ontsluitingswegen, fiets-, voet- en
ruiterpaden;
c.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
d.
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van
aanwezige waterlopen;
e.
het keren van gronden;
f.
diepploegen;
g.
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van
aanwezige waterlopen, het aanleggen van drainagebuizen, ondergrondse
beregeningsinstallaties, dijken, dammen, stuwen, duikers en dergelijke werken
die de waterhuishouding en/of waterstand in een gebied beïnvloeden;
h.
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiing, kaden en taluds;
i.
het vellen of rooien van houtgewassen met specifieke landschaps- en/of
cultuurhistorische waarde, die niet onder het regime van de kapverordening
vallen;
j.
het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op
het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen
waren beplant;
k.
het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of
telecommunicatie-leidingen buiten erven/bouwvlakken van woningen en bedrijven en
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
l.
het verrichten van proefboringen en andere boringen voor het winnen van
water, delfstoffen en andere bodemschatten;
m.
de aanleg van picknickplaatsen en het plaatsen van bijbehorend meubilair;
n.
diepte-infiltratie van water;
o.
het scheuren van grasland, anders dan voor een omzetting van grasland in
bouwland.
Met uitzondering van;
a.
werken en werkzaamheden indien door de natuurlijke waarden niet
onevenredig worden of kunnen worden geschaad, hetgeen mede op basis van
onderzoek dient te zijn aangetoond;
b.
werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
c.
werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van
het van kracht worden van het plan;
d.
werken en werkzaamheden die natuur onderzoek betreffen of daarop zijn
gericht;
e.
werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van onderzoek
is aangetoond dat er geen natuurlijke waarden aanwezig zijn.
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
WA Water
(-)
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Water” (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
water;
b.
waterberging;
c.
bijbehorende overs en voorzieningen.
Ten diensten van de bestemming zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan,
waaronder bruggen, dammen en/of duikers en kunstwerken en beschoeiingen.
4.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde worden gebouwd;
en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:
4.2.1
Andere bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
b.
aanlegsteigers hebben een maximale lengte van 1 meter;
c.
op aanlegsteigers en vlonders is geen bebouwing toegestaan.
4.2.2
Beschoeiingen
De hoogte van oeverbeschoeiingen mag maximaal 0,00 meter boven NAP bedragen
(waterpeil is 0,60 meter onder NAP).
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en
afmetingen van de bebouwing:
a.
de instandhouding van c.q. het tot stand brengen van een, in
stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.
de instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische
waarden, zoals vastgelegd in Artikel 7;
c.
de natuur- en landschapswaarden die in het geding zijn, zoals bedoeld in
Artikel 3, waarbij gedacht moet worden aan accidentatie, waterstructuren, bos-
en beplantings-structuren in samenhang met de landschappelijke hoofdstructuur;
d.
de verkeersveiligheid; als gevolg van bebouwingsmogelijkheden mogen geen
verkeersonveilige situaties ontstaan;
e.
de sociale veiligheid; voorkomen dient te worden dat een ruimtelijke
situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal
controleerbaar is.
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming:
Functieaanduiding:
W
Wonen
(-)
De voor “Wonen” (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
meergezinswoningen;
b.
aan de woonfunctie gerelateerde, ondergeschikte dienstverlenende functies
(zoals een restaurant, bibliotheek, een centrale ruimte), ten behoeve van een
serviceflat;
c.
tuinen en erven;
d.
parkeervoorzieningen;
e.
(ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en
waterpartijen;
f.
voorzieningen van algemeen nut;
g.
groenvoorzieningen;
h.
voet- en fietspaden;
i.
speelvoorzieningen;
j.
ter hoogte van de functieaanduiding ‘parkeergarage’: een ondergrondse
parkeergarage.
5.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend woningen met de
daarbij behorende bouwwerken worden gebouwd;
5.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in, dan wel
maximaal 3 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens;
b.
de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aanwezig op het
tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan tenzij op de
verbeelding een maat is aangegeven.
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a.
de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter,
met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover
gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
b.
de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
bedraagt 3 meter, met uitzondering van openbare verlichting en vlaggenmasten,
die een maximale bouwhoogte hebben van 8 meter.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en
afmetingen van de bebouwing:
a.
de instandhouding van c.q. het tot stand brengen van een, in
stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.
de instandhouding van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische
waarden, zoals vastgelegd in Artikel 7;
c.
de verkeersveiligheid; als gevolg van bebouwingsmogelijkheden mogen geen
verkeersonveilige situaties ontstaan;
d.
de sociale veiligheid; voorkomen dient te worden dat een ruimtelijke
situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal
controleerbaar is;
e.
de gebruiksmogelijkheden op naastgelegen bestemmingen, met dien verstande
dat andere bestemmingen niet in hun gebruik mogen worden beperkt.
5.4.1
Aan-huis-gebonden beroepen
De uitoefening van aan huis gebonden beroepen in het gebouw, is uitsluitend
toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a.
de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
b.
er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
c.
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het karakter van de woning
en de woonomgeving;
d.
de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig
nadelig beïnvloed;
e.
het oppervlak dat voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
wordt gebruikt, bedraagt niet meer dan 35 m² per wooneenheid;
f.
de uitoefening van huis gebonden beroepen is alleen toegestaan in de
tussen de voor- en achtergevellijn gelegen bebouwing.
5.4.2
Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in ieder geval
gerekend voor het gebruik voor:
a.
consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;
b.
kamerbewoning;
c.
erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
d.
detailhandel;
e.
horeca;
f.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
g.
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 6
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
WR-A Waarde – Archeologie
(swr-1) Archeologisch waardevol gebied A
(swr-2) Archeologisch onderzoeksgebied B
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van
archeologische waarden. De archeologische waarden zijn per soort gebied
aangeduid met (swr-1) en (swr-2).
Indien op grond van de bouwregels van de onderliggende bestemming bouwwerken
worden gebouwd, dan zijn deze op grond van de dubbelbestemming “Waarde -
Archeologie” toegestaan, mits:
a.
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd van
een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor Nederlandse
Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betreffende locatie naar het
oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
b.
de archeologische waarden, zoals beschreven in het rapport als
bedoeld onder a., door de bouwactiviteiten niet worden geschaad dan wel
mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning
voorwaarden te verbinden, gericht op:
1. het treffen van maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worde behouden;
2. het doen van opgravingen door een
gecertificeerde organisatie;
3.
begeleiding van de bouwactiviteiten door een gecertificeerde archeoloog die
voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Het bepaalde in 6.2 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft
op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
a.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij
de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering;
b.
een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 30 m2 en waarbij
geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, voor zover het
bouwwerk is gesitueerd binnen gebieden met de aanduiding (swr-1);
c.
een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 1000 m² en waarbij geen
graafwerkzaamheden dieper dan 1 meter noodzakelijk zijn, voor zover het bouwwerk
is gesitueerd binnen gebieden met de aanduiding (swr-2).
6.3
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
6.3.1
Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, werkzaamheden te verrichten die voorkomen in de
onderstaande opsomming:
a.
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe ook wordt
gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen en egaliseren van
gronden en het aanleggen van drainage;
b.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een andere wijze indrijven
van voorwerpen;
c.
het aanplanten of rooien van beplanting waarvan de wortels archeologische
waarden kunnen beïnvloeden;
d.
het aanbrengen van ondergrondse transport, energie- of
telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
e.
beïnvloeding van de waterhuishouding door aanleg van een werk voor
bemaling, onderbemaling en/of drainage van gronden;
f.
alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein
kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale onderhoud van de
gronden.
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
g.
de aanvrager van de vergunning heeft een rapport
overgelegd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester
en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
h.
de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport genoemd onder
a, door de werken of werkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan
worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op
het behoud van de archeologische waarden in de bodem, het doen van opgravingen
dan wel het begeleiden van de werken en werkzaamheden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester
en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
i.
het bepaalde onder a. en b. is niet van toepassing, indien de uit te
(laten) voeren werken en werkzaamheden betrekking hebben op één of meer van de
volgende werken en werkzaamheden:
- vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande werken en werkzaamheden,
waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt
uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de eventueel bestaande
fundering;
6.3.2
Uitzonderingen vergunningsplicht
Het in 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a.
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.
reeds in uitvoering waren op het tijdstip van de inwerkingtreding van het
plan;
c.
ten diensten van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3
Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Indien uit het in 6.3.1 onder g. genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden verbinden
aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.
de verplichting de werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
Functieaanduiding:
WR-C Waarde – Cultuur
(-)
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Cultuur” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van
cultuurhistorische waarden.
7.2
Bouwregels
Bouwen als bedoeld in 1.6 dient zodanig plaats te vinden dat de ten tijde van de
terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezige
cultuur-historische waarden niet worden aangetast. Burgemeester en wethouders
laten zich daarbij adviseren door deskundigen. Binnen de dubbelbestemming
“Waarde-Cultuur” is een scherpe beoordeling op welstand en beeldkwaliteit
gewenst. Het handboek welstand en beeldkwaliteit zal hiervoor als aanvullend
toetsingskader worden gehanteerd.
7.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van
werkzaamheden
7.3.1
Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, werkzaamheden te verrichten die voorkomen in de
onderstaande opsomming:
a.
het aanleggen van verharde wegen, paden of parkeerstroken en het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een grotere plaatselijke
oppervlakte dan 50 m2, tenzij daarmee direct toegang wordt verschaft
tot een woning en/of bijbehorende bijgebouwen dan wel een gebouw met een andere
functie;
b.
een landschappelijke inpassing is in alle gevallen vereist. Bij een
toename van verhard oppervlak is het beleid van Rijnland zoals vastgelegd in de
Keur en beleidsregels 2006 mede een toetsingskader.
c.
het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van
gronden met een grotere hoogte dan 30 centimeter;
d.
het kappen van bomen die deel uitmaken van bestaande laanbeplanting;
e.
aantasting van wateren, waterlopen, sloten en greppels door graven,
dempen, verdiepen, vergroten en/of herprofilering;
f.
de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
g.
alle overige werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden in het
terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale onderhoud
van de gronden.
7.3.2
Uitzonderingen vergunningsplicht
Het bepaalde in lid 7.3.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van andere
werken en/of werkzaamheden in het kader van onderhoud en beheer.
Artikel 8
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9
9.1
Algemene regels voor afstanden
9.1.1
Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen
bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen
afwijkingen, tevens de regels als genoemd in Artikel 6 en Artikel 7.
9.1.2
Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels
opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a.
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse
bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter onder peil;
b.
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak,
met uitzondering van de parkaargarage, rioolwaterbuffers en grafkelders die ook
buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
c.
zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn
ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtname van het gestelde
onder 9.1.2 onder b;
d.
bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels
geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen
oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in
aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande
bebouwing bevinden.
9.1.3
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden, kan met
een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 9.1.2 onder a, voor
het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van
maximaal 6,6 meter onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet
wordt verstoord.
9.2
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-,
c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
9.3
Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
9.3.1
Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van
bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens de Woningwet/WABO, op het tijdstip van de ter inzagelegging van het
ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge HOOFDSTUK II is voorgeschreven,
mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
9.3.2
Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of
oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het
bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de ter inzagelegging
van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge HOOFDSTUK II is
voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden
aangehouden.
9.3.3
Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.3.1 en 9.3.2
uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
9.3.4
Dakkapellen
Van dakkapellen - uitsluitend toegestaan op het dakvlak - mag de breedte niet
meer bedragen dan 60% van de breedte van het dakvlak, gemeten langs de voet van
de dakkapel, en er mag geen strijdigheid ontstaan met het handboek welstand en
beeldkwaliteit. Bredere dakkapellen tot maximaal 75% van de breedte van het
dakvlak zijn slechts toegestaan op niet naar de openbare weg gekeerde
dakvlakken. De afstand van een dakkapel tot de zijkant van het dakvlak mag, in
de horizontale projectie gemeten, nergens minder bedragen dan 1 meter.
Artikel 10
10.1
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve
van:
a.
het afwijken van de in de regels
voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
b.
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat
het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in
geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit
daartoe aanleiding geeft;
c.
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat
bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding
geeft;
d.
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de
bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal
10 meter;
e.
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van
de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of
sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende
voorwaarden. Losse masten met of zonder hekwerken, gebouwen e.d. zijn alleen
toegestaan:
-
buiten de bebouwde kom en in
landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs
grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations,
knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
-
binnen de bebouwde kom op
bedrijventerreinen en sportparken;
f.
de bestemmingsbepalingen voor het
plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang-
en/of sirenemasten op elk gebouw, met uitzondering van de gebouwen ter plaatse
van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”.
10.2
Evenement
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het woon- en leefklimaat kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van
het van de gronden en bouwwerken voor het houden van een evenement, mits aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
a.
past in een landgoedontwikkelingsplan,
waarover overeenstemming is tussen eigenaar/eigenaresse en gemeente/provincie;
b.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van de aanwezige landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
c.
geen onevenredige verkeers- en /of
parkeeroverlast met zich brengt, blijkend uit een over te leggen
verkeers-/vervoersplan, waarbij in elk geval als uitgangspunt geldt dat op eigen
terrein moet worden geparkeerd, zonder dat dat gepaard gaat met onaanvaardbare
aantasting van de boven bedoelde waarden.
10.3
Kleine bouwwerken
Indien niet op grond van een andere bepaling van
deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan een
omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen van kleine niet voor
bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en religieuze doeleinden, zoals
abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse)
afvalcontainers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen,
wegkruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
a.
de oppervlakte per bouwwerk niet meer
bedraagt dan 15 m² tenzij ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan groter
aanwezig is;
b.
de goothoogte niet meer bedraagt dan 3
meter;
c.
de bouwwerken naar aard en afmetingen
passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter mag bedragen.
Artikel 11
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te
wijzigen ten behoeve van:
a.
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor
een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor
zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het
bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
b.
overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van
wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast,
indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De
overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak
mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c.
het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen,
waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze
wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 12
12.1
Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning,
die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
12.2
Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit
plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de
afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Artikel 13
13.1
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard
en omvang niet wordt vergroot:
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd
of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van
het bepaalde onder 13.1 onder a, voor het vergroten van de inhoud van het
bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
Het bepaalde onder 13.1 onder a, is niet van toepassing op bouwwerken, die
weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde in 13.1 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met
dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard
en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 13.1 onder a, na het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
Het bepaalde onder 13.1 onder a, is niet van toepassing op het gebruik, dat
reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid
van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in
strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het college van
burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat
overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 14
14.1
Vervangen bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt deels het volgende bestemmingsplan op de dag dat
het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de
Wet ruimtelijke ordening:
-
bestemmingsplan Landelijk gebied, zoals
vastgesteld door de raad van de gemeente Wassenaar op 7 maart 2005 en
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland op 25 oktober
2005;
-
bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 derde herziening, zoals gewijzigd
vastgesteld door de raad van de gemeente Wassenaar op 6 juli 2009.
14.2
Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Schouwweg
72”. |
||