direct naar inhoud van Regels
Plan: Glasparel +
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.bpglasparel-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Glasparel + met identificatienummer NL.IMRO.0627.bpglasparel-0401 van de gemeente Waddinxveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de (eventuele) daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen;

1.7 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, ambachtelijk, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.8 achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die evenwijdig of min of meer evenwijdig loopt aan de voorgevel;

1.9 agribusiness:

Bedrijven waarvan de hoofdactiviteit betrekking heeft op:

  • a. leveren van diensten/goederen aan bedrijven uit de voedings- en genotmiddelenindustrie en/of agrarische bedrijven, of;
  • b. toevoegen van waarde aan producten, afkomstig van bedrijven uit voedings- en genotmiddelenindustrie en/of agrarische bedrijven, of;
  • c. (geconditioneerd) opslaan en/of bewerken, verpakken, ompakken, labellen of distribueren van producten, afkomstig van bedrijven uit voedings- en genotmiddelenindustrie en/of agrarische bedrijven, of;
  • d. het leveren van kennis of zakelijke dienstverlening, gerelateerd aan agrarische bedrijvigheid en de agrisector.
1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt en paddenstoelen daaronder begrepen) en/of het houden van dieren. Onder andere nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden: de teelt van gewassen op open grond, al dan niet onder plat glas, daaronder niet begrepen bosbouw en sier- en fruitteelt, danwel het houden van melk- en ander vee op open grond;
  • b. glastuinbouw: teelt van gewassen voor tuinbouw en sierteelt en hiermee gelijk te stellen gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en/of teeltgebouwen;
  • c. intensieve veehouderij: het houden van slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen (bijna) zonder weidegang. Dit onafhankelijk van agrarische grond als productiemiddel;
  • d. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de verhandeling van boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • f. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. boomkwekerij: de teelt van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • j. paardenfokkerij: het houden van paarden gericht op productie en verkoop;
1.11 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.12 archeologische waarde:

de waarde die een gebied toegekend is op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten;

1.13 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw;

1.14 balkon:

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het (aangrenzend) hoofdgebouw;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.17 bebouwingspercentage:

indien het percentage van een bestemmingsvlak betreft de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een bouwperceel betreft de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bouwperceel;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het bouwperceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;

1.18 bed&breakfast:

Een kleinschalige overnachtingsgelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf in maximaal 3 kamers voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is. Onder een bed&breakfast worden niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijf, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op het gebruik van het gebouw of terrein, wenselijk is;

1.20 begane grondverdieping

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.24 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder), kap of kapverdieping;

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.32 bruto-vloeroppervlakte (bvo):

bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN2580;

1.33 carport:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal drie gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg;

1.34 cultuur en ontspanning

vrijetijdsvoorzieningen gericht op cultuur en ontspanning waaronder: atelier, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenemententerrein, kinderboerderij, museum, muziektheater, sauna, speeltuin, theater, wellness.

1.35 dagrecreatie:

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.36 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.37 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt;

1.38 dakopbouw:

het vergroten van een bestaande ruimte door het realiseren van een verhoging van het bestaande dak (nokverhoging) of door het optrekken van de gevel;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, zonnebanken, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, belwinkels, internetcafé, en kapsalons; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksinrichting en escortbedrijven;

1.41 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB (ingeval van verkeerslawaai) en 35 dB (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzonderingen te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.42 erf:

de verharde grond deeluitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw;

1.43 erker:

een aan- of uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een hoofdgebouw, die in open verbinding staat met het achterliggend vertrek;

1.44 extensieve recreatie:

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.45 footprint

oppervlak van een gebouw op maaiveldniveau;

1.46 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 geluidzoneringsplichtig bedrijf:

een bedrijf als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, dat in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken en waarvoor op grond van die wet de verplichting geldt tot vaststelling van een geluidszone rond het betrokken terrein;

1.48 glastuinbouw

teelt van gewassen voor tuinbouw en sierteelt en hiermee gelijk te stellen gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en teeltgebouwen;

1.49 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.50 half-vrijstaande woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneengebouwde woningen;

1.51 hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.52 horecabedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde categorieën Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):
vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

Horeca 2 (maaltijdverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's en grand cafés;

Horeca 3 (spijsverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

Horeca 4 (drankverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars;

Horeca 5 (zware horeca):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken en nachtclubs;

1.53 huishouden:

een of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.54 inwoning:

het bewonen van een niet-zelfstandige woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

1.55 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.56 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.57 kassen:

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering), of andere besloten ruimten in de vorm van teeltgebouwen, dienend voor het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.58 kelder:

een afgedekt gedeelte van een gebouw, waarvan meer dan de helft van de inhoud niet boven peil is gelegen;

1.59 kunstwerk:

bouwwerk ten behoeve van infrastructurele voorzieningen en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

1.60 landschappelijke waarde:

de door Burgemeester en wethouders aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende elementen;

1.61 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (para-)medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder begrepen een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, naschoolse opvang alsmede voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen en woningen die onderdeel vormen van een woonzorgcentrum;

1.62 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende en diens partner door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.63 niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.64 (openbare)nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit (t.b.v OCAP (CO2) leiding, geothermie/WKO/HTO etc.) en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, distributie stations, gemalen en zendmasten;

1.65 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30 % van het brutovloeroppervlak als zodanig gebruikt mag worden;

1.66 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.67 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie en een dak met maximaal één gesloten wand;

1.68 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.69 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk, en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox;

1.70 particulier opdrachtgeverschap:

situatie dat de burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst - tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledig zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor de grond, het ontwerp en de bouw van de woning;

1.71 peil:
  • a. voor hoofdgebouwen: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. voor aan- en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • c. indien op of in het water gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  • d. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.72 productiegebonden detailhandel:

de uitoefening van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, met dien verstande dat:

  • de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
  • de detailhandelsfunctie niet meer dan 200 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt;
  • de openingstijden van de detailhandelsfunctie vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • toegang tot de detailhandelsfunctie uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
1.73 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.74 recreatie:

alle vormen van dagrecreatie en verblijfsrecreatie;

1.75 recreatief medegebruik:

vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is en waar in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;

1.76 regulier bedrijventerrein:

een bedrijventerrein waar, zonder onderscheid naar specifieke branchering, bedrijven zijn toegestaan die voorkomen op de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' voor bedrijventerreinen;

1.77 risicovolle inrichting:

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit;

1.78 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.79 staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze Regels deel uit maakt;

1.80 straatmeubilair:

bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden en verkeerslichten, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, ondergrondse en bovengrondse vuilcontainers, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, alsmede telefooncellen, abri's, draagconstructies voor reclame, gedenktekens, kunstwerken en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken;

1.81 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning, waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd en samenvalt met een ander hoofdgebouw;

1.82 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.83 uitstalling:

een los voorwerp geplaatst ter hoogte van de onderneming op een openbare plaats dat een onmiskenbare relatie heeft met de bedrijfsactiviteiten van de in dat pand gevestigde onderneming waaronder:

  • voorwerpen en stoffen die behoren tot het reguliere assortiment van de onderneming;
  • uitstallingsmaterialen;
  • speelattracties;
  • losse reclame- of aanbiedingsborden.
1.84 verdieping:

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondlaag gelegen is/zijn;

1.85 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf in omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.86 voorgevel:

het voorste deel van de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, ligging aan de weg, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.87 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn;

1.88 voorziening van openbaar nut:

voorziening ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, hulpdiensten, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.89 vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere hoofdgebouw;

1.90 waterhuiskundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, wateropslag, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater;

1.91 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie;

1.92 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.93 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.94 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en of leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;

1.95 zijgevel:

een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor en achtergevel met elkaar verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is;

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de horizontale diepte van een gebouw:

een lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, dakgoten, overstekende daken en balkons, voor zover deze niet boven de openbare ruimte gelegen zijn, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1.50 meter bedraagt. Voor lifthuizen op daken geldt dat deze niet meer dan 10 % van het dakoppervlakte van het dak mag bedragen;

2.10 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 verticale bouwdiepte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan het laagste ondergrondse punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische grondgebonden akkerbouwbedrijven casu quo de uitoefening van bestaande agrarische grondgebonden akkerbouwbedrijfsactiviteiten;
  • b. agrarische grondgebonden veehouderijbedrijven casu quo de uitoefening van bestaande agrarische grondgebonden veehouderijbedrijfsactiviteiten;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;
  • d. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc., alsmede collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van de productie en distributie van energie en inzameling en verwijdering van afval;
  • e. ondergeschikt recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. natuurlijke oevers en bermen;
  • h. kunstwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. met uitzondering van waterhuishoudkundige voorzieningen dient de afstand tussen een bouwwerk en de bestemming Water ten minste 5 meter te bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m¹;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m¹.

Artikel 4 Agrarisch - glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. glastuinbouwbedrijven met de daarbij behorende kassen, teeltgebouwen, klimaathallen, warenhuizen of andere opstallen van glas, alsmede hulpgebouwen, stookhuizen en/of ketelhuizen, warmteopslagtanks en wateropslagvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kassen uitgesloten' (-ks) zijn geen kassen toegestaan;
  • c. bedrijfsgebouwen, zoals bedrijfsruimten, verwerkingsruimten, onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten en (niet zelfstandige) kantoorruimten behorende bij, en ten dienste van, het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfwoning' zijn maximaal 5 bedrijfswoningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kassen uitgesloten' (-ks) is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;
  • g. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc., alsmede collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van de productie en distributie van energie en inzameling en verwijdering van afval;
  • h. ondergeschikte verkoop van bedrijfsgebonden producten;

met de daarbij behorende:

  • i. erven en terreinen;
  • j. ontsluitingswegen (bedrijfsstraten), in- en uitritten;
  • k. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
  • l. waterlopen en waterpartijen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen en ten dienste staan aan de bestemming, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 1' en de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 2' gelden de volgende bouwregels:
    • 1. kassen dienen in de 'gevellijn' en/of in de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 1' en/of in de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 2' te worden gebouwd;
    • 2. binnen een zone van 35 meter gemeten vanaf de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 1' en/of de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 2' zijn buitenopslag en parkeren niet toegestaan;
  • c. de gevellijn ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 1' mag worden onderbroken ten behoeve van maximaal één expeditiestraat;
  • d. de gevellijn ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 2' mag worden onderbroken ten behoeve van maximaal twee expeditiestraten;
  • e. met uitzondering van waterhuishoudkundige voorzieningen dient de afstand tussen een bouwwerk en de bestemming Water ten minste 5 meter te bedragen.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen alsmede hulpgebouwen, stookhuizen en/of ketelhuizen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijk oppervlak aan bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 1.500 m² per hectare bouwperceel tot een maximum van 60.000 m² per bouwperceel;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 10 m1;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m1.
4.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende bepalingen:

  • a. kassen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 10 m1;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m1;
  • d. kassen dienen op tenminste 25 m1 afstand van bestaande vrijstaande woningen van derden te worden gebouwd;
  • e. kassen dienen op tenminste 50 m1 afstand van bestaande rijenwoningen van derden te worden gebouwd.
4.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en ter plaatse van de aanduiding 'kassen uitgesloten' (-ks) worden gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning die is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kassen uitgesloten' (-ks), dient op ten minste 5 meter van de grens van het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6 en 10 m1;
  • e. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 4 m¹;
  • f. de maximale inhoud bedraagt 750 m³, exclusief bijgebouwen;
  • g. indien en voor zover de woningen niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, zijn deze slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde (voor wegverkeerslawaai), met dien verstande dat bij een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde, geluidwerende maatregelen worden getroffen in de vorm van stil asfalt ter plaatse van de glastuinbouwontsluitingsweg;
  • h. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning bezit de woning een geluidsluwe gevel en dient op elke verdieping met één of meer verblijfsruimten, ten minste één verblijfsruimte (bij voorkeur in te richten als slaapkamer) aan de geluidsluwe gevel te zijn gesitueerd;
  • i. bij een geluidsbelasting hoger dan 58 dB op de gevel van een woning wordt deze gevel doof uitgevoerd ter plaatse van de overschrijding.
4.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 m¹;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m¹;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en bijgebouwen bedraagt 50 m² per bouwperceel.
4.2.6 Overkappingen en carports bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van overkappingen en carports bij een bedrijfswoning gelden, voor zover vallend/passend binnen het bepaalde in 4.2.5, de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1;
  • b. het bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 40 m2;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 1 m1.
4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m¹, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m¹ mag bedragen;
  • b. de hoogte van silo's, wateropslagtanks, warmtebuffers en installaties ten behoeve van de energievoorziening bedraagt maximaal 15 m¹;
  • c. de hoogte van wateropslagvoorzieningen bedraagt maximaal 2,5 m¹, met uitzondering van wateropslagvoorzieningen langs ontsluitingswegen die mede zijn aan te merken als objecten van beeldende kunst, waarvan de hoogte maximaal 3 m¹ bedraagt, gemeten vanaf de voet;
  • d. de hoogte van bedrijfslogo's bedraagt maximaal 5 m¹, gemeten vanaf peil;
  • e. de bouwhoogte en oppervlakte van voorzieningen als bedoeld in 4.1 onder g. bedragen niet meer dan respectievelijk 8,5 m¹ en 1.500 m² per voorziening;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m¹.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken bouwen in de gevellijn ten behoeve van gefaseerde uitvoering

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 sub b onder 1, ten behoeve van het bouwen van kassen elders dan in de 'gevellijn', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe volgt uit het gefaseerd bouwen van de kassencomplexen;
  • b. er voldoende ruimte op het perceel wordt gereserveerd om de kassen in een latere fase alsnog aan te sluiten op de 'gevellijn';
  • c. afwijken niet mogelijk is ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven 'specifieke bouwaanduiding gevellijn - 1' en de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2', met inachtneming van het bepaalde onder 4.3.3;
4.3.2 Afwijken bouwen in de gevellijn ten behoeve van wegen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 sub b onder 1, ten behoeve van het bouwen van kassen elders dan in de 'gevellijn', met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van het aanleggen van een weg (expeditiestraat);
  • b. de afstand van de kassen tot de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn' niet meer bedraagt dan 7 meter;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldkwaliteit.
4.3.3 Afwijken buitenopslag en parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 sub b onder 2, ten behoeve van parkeren binnen de zone van 35 meter vanaf de 'specifieke bouwaanduiding gevellijn - 1' en/of de 'specifieke bouwaanduiding gevellijn - 2' met dien verstande dat:

  • a. het bouwperceel door zijn omvang en locatie alleen kan worden ontsloten vanaf de gebiedsontsluitingsweg parallel aan de 'specifieke bouwaanduiding gevellijn - 1' en de 'specifieke bouwaanduiding gevellijn - 2' ;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldkwaliteit.
4.3.4 Afwijken afstand tot de bestemming 'Water'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder e voor het bouwen binnen een zone van 5 meter tot de bestemming 'Water' mits daarvoor vooraf toestemming is gegeven door de waterbeheerder.

4.3.5 Afwijking hoogte kassen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder b en c, ten behoeve van het bouwen van hogere kassen, met dien verstande dat:

  • a. de maximale goothoogte 14 m1 bedraagt;
  • b. de maximale bouwhoogte 16 m1 bedraagt;
  • c. de hogere kassen noodzakelijk dienen te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. dit leidt tot intensivering van de teelt door middel van duurzaam dubbel ruimtegebruik;
  • e. de hogere kassen ruimtelijk en milieuhygienisch inpasbaar dienen te zijn.

Artikel 5 Bedrijventerrein - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek, transport en distributie tot en met categorie 3.2 van de bijgevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • b. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a, met een oppervlak van maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte tot een maximum van 5.000 m²;
  • c. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc., alsmede collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van de productie en distributie van energie en inzameling en verwijdering van afval;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;

    met de daarbij behorende:
  • e. hoofdgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • f. opslag en uitstalling;
  • g. erven en terreinen;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat het parkeren plaats heeft op eigen terrein;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 16 m¹ tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m);
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' en de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 3' dienen bedrijfsgebouwen in de gevellijn te worden gebouwd, met dien verstande dat de gevellijn mag worden overschreden mits;
    • 1. de overschrijding geheel plaats heeft vanaf het niveau van de eerste verdieping en hoger, met een minimum hoogte vanaf 3 m¹;
    • 2. de begane grondverdieping geheel in de gevellijn wordt gebouwd;
    • 3. de gronden op het maaiveld gelegen tussen de gevellijn en het bouwvlak geheel vrij blijven van bebouwing;
  • e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 1 geldt dat de lengte van een aaneengesloten gevelwand niet meer mag bedragen dan 80% van het bouwperceel met een maximum van 160 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel parallel aan de 'specifieke bouwaanduiding - 1 (sba - 1) niet meer bedragen dan 1,2 m¹;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m1;
  • d. de bouwhoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 5 m1;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 9 m1;
  • f. de bouwhoogte en oppervlakte van voorzieningen als bedoeld in 5.1 onder c. bedragen niet meer dan respectievelijk 4 m¹ en 100 m² per voorziening;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m¹.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken bouwen in gevellijn

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder d. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen elders dan in de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 3', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe volgt uit een effectieve verkaveling van het logistiek terrein;
  • b. de gronden tussen de gevel en de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 3' niet worden gebruikt ten behoeve van buitenopslag en parkeren;
  • c. de gevellijn niet wordt overschreden;
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldkwaliteit.
5.3.2 Afwijken bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 onder b. voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte tot maximaal 3 m¹ mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldkwaliteit.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  • b. een risicovolle inrichting;
  • c. detailhandel;
  • d. buitenopslag buiten het bouwvlak, dan wel vóór de 'gevellijn', dan wel vóór de voorgevelrooilijn.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking toegestane milieucategorie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 onder a, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 onder a;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 onder a maar niet in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging ten behoeve van bedrijfscategorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' wordt gewijzigd door het onderbrengen van een bedrijf in een andere categorie, dan wel door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, energie, dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van agribusiness gerelateerde activiteiten tot en met categorie 3.2 van de bijgevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • b. kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a, met een oppevlakte van maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte met een maximum van 3.000 m²;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;
  • d. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc., alsmede collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van de productie en distributie van energie en inzameling en verwijdering van afval;
  • e.
    met de daarbij behorende:
  • f. hoofdgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • g. opslag en uitstalling;
  • h. erven en terreinen;
  • i. wegen en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. waterlopen en waterpartijen;
  • m. kunstwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat het parkeren plaats heeft op eigen terrein en ten behoeve van deze bestemming ten hoogste 7 ha uitgeefbaar wordt gerealiseerd.
6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m¹.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 m¹ ;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m1;
  • c. de bouwhoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 5 m1;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 9 m1;
  • e. de bouwhoogte en oppervlakte van voorzieningen als bedoeld in 6.1 onder d. bedragen niet meer dan respectievelijk 4 m¹ en 100 m² per voorziening;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m¹.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  • b. een risicovolle inrichting;
  • c. detailhandel;
  • d. buitenopslag buiten het bouwvlak, dan wel vóór de voorgevelrooilijn.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijking toegestane milieucategorie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1 onder a, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1 onder a;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1 onder a maar niet in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Wijziging ten behoeve van bedrijfscategorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' wordt gewijzigd door het onderbrengen van een bedrijf in een andere categorie, dan wel door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, energie, dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

6.5.2 Wijziging ten behoeve van regulier bedrijventerrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat reguliere bedrijvigheid is toegestaande mits:

  • a. dit noodzakelijk is als gevolg van de marktomstandigheden;
  • b. er voorafgaande aan de wijziging advies wordt ingewonnen bij het Regionaal Economisch Overlegorgaan;
  • c. dit bestemmingsplan onherroepelijk is;
  • d. de bedrijvigheid is beperkt tot bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de bijgevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten' tot ten hoogste categorie 3.2 of als de activiteit voor wat betreft aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 3.2;
  • e. de wijziging geen onevenredige aantasting tot gevolg heeft van de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de nabij gelegen gronden.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, tot maximaal 9 woningen;
  • b. bedrijven tot en met categorie 2 van de bijgevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;

    met de daarbij behorende:
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. kunstwerken;
  • k. speeltoestellen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van woningen en bedrijven;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 35% per bouwperceel;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m1.
7.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen worden uitsluitend gebouwd in de vorm van vrijstaande, grondgebonden woningen;
  • b. woningen worden gebouwd in het naar de weg toe gekeerde deel van het bouwperceel;
  • c. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6 en 10 m1.
  • e. indien en voor zover de woningen niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, zijn deze slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde (voor wegverkeerslawaai);
  • f. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning:
    • 1. wordt deze gevel, of het deel van de gevel ter plaatse van de overschrijding, doof uitgevoerd;
    • 2. bezit de woning een geluidsluwe gevel;
    • 3. dient op elke verdieping met één of meer verblijfsruimten, ten minste één verblijfsruimte (bij voorkeur in te richten als slaapkamer) aan de geluidsluwe gevel te zijn gesitueerd.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m¹;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m1. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staan, bedraagt de hoogte:
    • 1. maximaal 1 m1;
    • 2. maximaal 2 m1, indien deze tenminste op een afstand van 1 m1 ten opzichte van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
  • c. de hoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 m1;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m1;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m1;
  • f. de bouwhoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 5 m1;
  • g. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 5 m1;
  • h. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m¹.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking dakopbouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 onder d. voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte, teneinde een dakopbouw te realiseren, met dien verstande dat de toegelaten bouwhoogte en goothoogte met maximaal 0,8 m1 overschreden wordt.

7.3.2 Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in voor het overschrijden van het in 7.2.1 onder c. genoemde bebouwingspercentage , ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het college tevens afwijkt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in 7.5.1;
  • b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
  • e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit van maximaal 50 m2;
  • f. na beëindiging van de mantelzorg de overschrijding middels wegnemen van de woonunit ongedaan wordt gemaakt.
7.3.3 Afwijking hekwerk dakterras

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 onder d. voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, teneinde een hekwerk ten behoeve van een dakterras te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding maximaal 1,0 m1 bedraagt;
  • b. de afstand tot zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m1 bedraagt.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.1 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen behoudens het bepaalde met betrekking tot mantelzorg;
  • b. het gebruik van een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  • c. een risicovolle inrichting;
  • d. detailhandel, behoudens de uitoefening van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, met dien verstande dat:
    • 1. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
    • 2. de detailhandelsfunctie niet meer dan 75 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt;
    • 3. de openingstijden van de detailhandelsfunctie vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
    • 4. toegang tot de detailhandelsfunctie uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1 onder a. teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van
    mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige
    wordt ingewonnen;
  • b. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming
    geldende regeling voor bijgebouwen. In zeer bijzondere situaties, zoals hoeksituaties
    of grote percelen waarbij ter plaatse een niet bebouwbare bestemming ligt, kunnen
    burgemeester en wethouders hiervan afwijken;
  • c. de afhankelijke woonruimte een maximale oppervlakte mag hebben van 50 m²;
  • d. geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw/afhankelijke woonruimte) van het
    betreffende bouwperceel plaatsvindt;
  • e. het aantal gebruikers van de afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
  • f. aan de afhankelijke woonruimte geen permanent (huis)nummer wordt toegekend
    zoals bedoeld in de daarvoor bedoelde gemeentelijke verordening (zoals een
    verordening (straat)naamgeving en (huis)nummering);
  • g. de mantelzorgvoorziening c.q. afhankelijke woonruimte wordt opgeheven/ ongedaan
    gemaakt zodra de noodzaak tot mantelzorg vervalt;
  • h. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet mag worden beperkt.
7.5.2 Afwijking Bed&Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 teneinde een Bed&Breakfast toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd dient te blijven;
  • b. de woning door de hoofdbewoner dient te worden bewoond;
  • c. de Bed&Breakfast voorziening binnen de ter plaatse, op grond van de bouwregelgeving, toegestane bebouwing (hoofdgebouw met de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen) gerealiseerd dient te worden;
  • d. de toegevoegde voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning;
  • e. het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij als parkeernorm geldt 1 parkeerplaats per kamer;
  • f. de Bed&Breakfast voorziening geen onevenredige afbreuk mag veroorzaken aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.
7.5.3 Afwijking toegestane milieucategorie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 onder b ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 7.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 7.1;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 7.1 maar niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc., alsmede collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van inzameling en verwijdering van afval;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;

    met de daarbij behorende:
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. kruisende op- en toeritten ten behoeve van perceelsontsluiting;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. objecten van beeldende kunst;
  • i. speeltoestellen;
  • j. kunstwerken, waaronder geluidwallen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. met uitzondering van waterhuishoudkundige voorzieningen dient de afstand tussen een bouwwerk en de bestemming Water ten minste 5 meter te bedragen.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van beeldende kunst bedraagt maximaal 3 m¹, gemeten vanaf de voet van het werk;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van voorzieningen als bedoeld in 8.1 onder b. bedragen niet meer dan respectievelijk 4 m¹ en 100 m² per voorziening;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder b. mag op maximaal twee locaties binnen de bestemming 'Groen' een aquifer worden gerealiseerd met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte per aquifer niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
    • 2. de hoogte van de silo niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 3. de hoogte van het regelstation niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 4. de oppervlakte van het regelstation niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 m¹.
8.2.3 Afwijken afstand tot de bestemming 'Water'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 onder b voor het bouwen binnen een zone van 5 meter tot de bestemming 'Water' mits daarvoor vooraf toestemming is gegeven door de waterbeheerder.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;
  • c. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc., alsmede collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van inzameling en verwijdering van afval;

    met de daarbij behorende:
  • d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. fietsenstalling;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • h. voorzieningen van openbaar nut;
  • i. straatmeubilair;
  • j. speeltoestellen;
  • k. (ondergrondse) afvalinzameling;
  • l. terrassen;
  • m. objecten van beeldende kunst;
  • n. bermen en taluds;
  • o. waterlopen en waterpartijen;
  • p. kunstwerken, waaronder geluidwallen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. met uitzondering van waterhuishoudkundige voorzieningen dient de afstand tussen een bouwwerk en de bestemming Water ten minste 5 meter te bedragen.
9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw voor een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. het oppervlakte van een gebouw voor een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 15 m² er gebouw;
  • c. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt maximaal 3 m1.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12 m¹;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 3 m¹;
  • c. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 3 m¹;
  • d. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • e. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst bedraagt maximaal 3 m¹, gemeten vanaf de voet van het object;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 m¹.
9.2.4 Afwijken afstand tot de bestemming 'Water'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.1 onder b voor het bouwen binnen een zone van 5 meter tot de bestemming 'Water' mits daarvoor vooraf toestemming is gegeven door de waterbeheerder.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen en waterpartijen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • c. bermen, oevers, taluds en groenvoorzieningen;
  • d. kruisend verkeer;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kunstwerken, waaronder bruggen en duikers.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 5 m¹;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m¹.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, tot maximaal 121 woningen, met dien verstande dat het aantal (bedrijfs)woningen dat wordt gerealiseerd in de bestemming Agrarisch - glastuinbouw (maximaal 6) hierop in mindering wordt gebracht, zodat het gezamenlijk aantal woningen binnen de bestemmingen Wonen en Agrarisch - glastuinbouw niet meer bedraagt dan 121;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;
  • d.
    met de daarbij behorende:
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. ontsluitingswegen en erftoegangswegen;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. kunstwerken, waaronder geluidwallen;
  • l. speeltoestellen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. met uitzondering van waterhuishoudkundige voorzieningen dient de afstand tussen een bouwwerk en de bestemming Water ten minste 5 meter te bedragen.
11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' zijn niet meer wooneenheden toegestaan dan is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' geldt dat:
    • 1. woningen mogen worden gebouwd indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde vanwege de glastuinbouwontsluitingsweg, indien nodig, na het treffen van geluidwerende maatregelen in de vorm van geluidwallen en stil asfalt;
    • 2. indien en voor zover de woningen niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege de A12, deze woningen slechts zijn toegestaan indien ze voldoen aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde (voor wegverkeerslawaai), met dien verstande dat bij een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde, geluidwerende maatregelen worden getroffen in de vorm van geluidwallen;
  • d. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning:
    • 1. wordt deze gevel, of het deel van de gevel ter plaatse van de overschrijding, doof uitgevoerd;
    • 2. bezit de woning een geluidsluwe gevel;
    • 3. dient op elke verdieping met één of meer verblijfsruimten, ten minste één verblijfsruimte (bij voorkeur in te richten als slaapkamer) aan de geluidsluwe gevel te zijn gesitueerd;
  • e. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd in de vorm van grondgebonden woningen;
  • f. hoofdgebouwen worden gebouwd met de voorgevel richting de Plasweg;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mag de achtergevel van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, de gevellijn niet overschrijden;
  • h. de gevel van hoofdgebouwen gericht op de Plasweg wordt aangemerkt als voorgevel;
  • i. voor het bouwen van vrijstaande woningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale goot- en bouwhoogte zijn aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 4 meter;
    • 3. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³;
    • 4. parkeren heeft plaats op eigen terrein;
  • j. voor het bouwen van half-vrijstaande woningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale goot- en bouwhoogte zijn aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    • 2. ter plaatse van de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 4 meter;
    • 3. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³
    • 4. parkeren heeft plaats op eigen terrein;
  • k. voor het bouwen van rijenwoningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale goot- en bouwhoogte zijn aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
    • 2. ter plaatse van de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 4 meter;
    • 3. de inhoud mag niet meer bedragen dan 550 m³
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 11.2.2 sub f. mogen voorgevels van rijenwoningen haaks op de Plasweg worden gebouwd, met uitzondering van kopwoningen, voorzover deze kopwoningen richting de Plasweg zijn georiënteerd;
    • 5. het aantal woningen mag per rij niet meer bedragen dan 4.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage op een erf mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
    • 2. 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
    • 3. 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
    • 4. 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
    • 5. 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal de eerste volledige bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m¹, met een maximum van 4 m1;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 en 5 m1.
11.2.4 Overkappingen en carports

Voor het bouwen van overkappingen en carports geldt, voor zover vallend/passend binnen het bepaalde in 11.2.3 de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. het bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 40 m²;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 1 m1.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m¹;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m1. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staan, bedraagt de hoogte:
    • 1. maximaal 1 m1;
    • 2. maximaal 2 m1, indien deze tenminste op een afstand van 1 m1 ten opzichte van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
  • c. de hoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 m1;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m1;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m¹.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken afstand tot de bestemming 'Water'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 onder b voor het bouwen binnen een zone van 5 meter tot de bestemming 'Water' mits daarvoor vooraf toestemming is gegeven door de waterbeheerder.

11.3.2 Afwijking dakopbouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2 voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte en goothoogte, teneinde een dakopbouw te realiseren, met dien verstande dat de toegelaten bouwhoogte en goothoogte met maximaal 0,8 m1 wordt overschreden.

11.3.3 Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.3 voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het college tevens afwijkt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in 11.5.1;
  • b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
  • e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit van maximaal 50 m2;
  • f. na beëindiging van de mantelzorg de overschrijding middels wegnemen van de woonunit ongedaan wordt gemaakt.
11.3.4 Afwijking hekwerk dakterras

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2 en 11.2.3 voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, teneinde een hekwerk ten behoeve van een dakterras te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding maximaal 1,0 m1 bedraagt;
  • b. de afstand tot zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m1 bedraagt;
  • c. dakterrassen niet zijn toegestaan bij rijenwoningen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 16 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het wonen in vrijstaande bijgebouwen behoudens het bepaalde met betrekking tot mantelzorg.

11.4.2 Aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit

Woning mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten als ondergeschikte functie met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de woning behorende bouwwerken mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
  • b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  • c. de activiteiten worden uitgeoefend door tenminste de bewoners van de woning en ten hoogste één werknemer;
  • d. groothandel, horeca en detailhandel zijn uitgesloten, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsactiviteiten alsmede goederen die ter plaatse in het kader van de aan-huis-gebonden activiteiten zijn vervaardigd;
  • e. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de buurt als gevolg van bijvoorbeeld geluids- of geuroverlast, reclame, verkeersaantrekkende werking of een onaanvaardbare parkeerdruk in de openbare ruimte waardoor extra verkeersmaatregelen waaronder parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
  • f. er geen activiteiten plaatsvinden waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van milieuwetgeving verplicht is.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.1 teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van
    mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige
    wordt ingewonnen;
  • b. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming
    geldende regeling voor bijgebouwen. In zeer bijzondere situaties, zoals hoeksituaties
    of grote percelen waarbij ter plaatse een niet bebouwbare bestemming ligt, kunnen
    burgemeester en wethouders hiervan afwijken;
  • c. de afhankelijke woonruimte een maximale oppervlakte mag hebben van 50 m²;
  • d. geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw/afhankelijke woonruimte) van het
    betreffende bouwperceel plaatsvindt;
  • e. het aantal gebruikers van de afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
  • f. aan de afhankelijke woonruimte geen permanent (huis)nummer wordt toegekend
    zoals bedoeld in de daarvoor bedoelde gemeentelijke verordening (zoals een
    verordening (straat)naamgeving en (huis)nummering);
  • g. de mantelzorgvoorziening c.q. afhankelijke woonruimte wordt opgeheven/ ongedaan
    gemaakt zodra de noodzaak tot mantelzorg vervalt;
  • h. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet mag worden beperkt.
11.5.2 Afwijking Bed&Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 teneinde een Bed&Breakfast toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd dient te blijven;
  • b. de woning door de hoofdbewoner dient te worden bewoond;
  • c. een Bed&Breakfast niet is toegestaan bij rijenwoningen;
  • d. de Bed&Breakfast voorziening binnen de ter plaatse, op grond van de bouwregelgeving, toegestane bebouwing (hoofdgebouw met de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen) gerealiseerd dient te worden;
  • e. de toegevoegde voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning;
  • f. het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij als parkeernorm geldt 1 parkeerplaats per kamer;
  • g. de Bed&Breakfast voorziening geen onevenredige afbreuk mag veroorzaken aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.
11.5.3 Afwijking aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.2 teneinde een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan tot een oppervlakte van maximaal 90 m2, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de woning behorende bouwwerken mag worden gebruikt;
  • b. het bepaalde in 11.4.2 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 12 Gemengd - Uit te werken

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. recreatie;
  • e. cultuur en ontspanning, met uitzondering van prostitutie en seksinrichtingen;
  • f. groen;
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met daarbij behorende:

  • h. erven;
  • i. wegen en paden;
  • j. parkeervoorzieningen.
12.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken het plan uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voor horeca gelden de volgende regels:
    • 1. uitsluitend uit de categorie 1, 2 en 3;
    • 2. maximaal 3.000 m2 bvo;
    • 3. maximaal één vestiging per bestemmingsvlak;
    • 4. de horeca dient een relatie te hebben met recreatie en toerisme;
  • b. voor dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen geldt dat er een relatie bestaat met:
    • 1. glastuinbouw, of;
    • 2. toerisme en recreatie, of;
    • 3. natuur;
  • c. voorafgaand aan de uitwerking dient een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld;
  • d. het doelmatig gebruik van de omliggende gronden wordt niet onevenredig geschaad;
  • e. de uitwerking kan in zijn geheel dan wel in maximaal 2 delen plaatsvinden;
  • f. het parkeren heeft plaats op eigen terrein.
12.3 Bouwregels
12.3.1 Voorlopig bouwverbod

Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd en andere werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens de in een zodanig plan gestelde eisen.

12.3.2 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. met uitzondering van waterhuishoudkundige voorzieningen dient de afstand tussen een bouwwerk en de bestemming Water ten minste 5 meter te bedragen tenzij vooraf toestemming is gegeven door de waterbeheerder om binnen deze zone te bouwen.
12.3.3 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal respectievelijk 6 en 10 meter.
12.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m¹;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m¹;
  • c. indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staan, bedraagt de hoogte:
    • 1. maximaal 1 m¹;
    • 2. maximaal 2 m¹, indien deze tenminste op een afstand van 1 m¹ ten opzichte van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m1;
  • e. de hoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 m1;
  • f. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 5 m1;
  • g. de hoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 5 m1;
  • h. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m¹.

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld in 13.1, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

13.2.2 Uitzondering

Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen gelden - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - de volgende uitzonderingen:

  • a. bouwwerken die niet dieper reiken dan 250 cm onder maaiveld;
  • b. het slaan van heipalen over een oppervlakte van niet meer dan 5% van de oppervlakte van het gebouw;
  • c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
13.3.1 Voorwaarden

Indien uit het in 13.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.3.2 Bouwverbod

Indien uit het in 13.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 13.3.1 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden voor de 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen paden, banen, en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 250 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 250 cm;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m1 bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 250 cm;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 200 cm;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 250 cm;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 250 cm;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 250 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt.
13.4.2 Uitzondering

Het in 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke het normale onderhoud en/of gebruik (waaronder begrepen het aanleggen van drainage) betreffen;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, zulks ter beoordeling vast te stellen door burgemeester en wethouders.
13.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien door de in 13.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

13.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in 13.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
13.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde-Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken lokatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bestaande maten
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
15.2 Parkeren

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de meest recente parkeernormen van het CROW.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats voor onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en de exploitatie van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een coffeeshop.
16.2 Parkeren
  • a. parkeren heeft plaats op eigen terrein;
  • b. het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op rijenwoningen.
16.2.1 Afwijken van de algemene gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 onder a, indien;

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte redelijkerwijs niet kan worden verlangd; of
  • b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de parkeerbehoefte op te vangen.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1' de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met in achtneming van de volgende wijzigingsregels:

  • a. de bestemming wordt niet eerder gewijzigd dan nadat 18 ha van het uitgeefbaar oppervlak binnen de bestemming Bedrijventerrein - 1 is uitgegeven;
  • b. het doelmatig gebruik van de omliggende gronden wordt niet onevenredig geschaad;
  • c. na wijziging zijn de gronden aangewezen voor:
    • 1. bedrijven tot en met categorie 2 van de bijgevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie toegestaan indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 1;
    • 3. de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' kan worden gewijzigd door het onderbrengen van een bedrijf in een andere categorie, dan wel door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne, energie, dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven;
    • 4. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in 1, met een oppervlak van maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte tot een maximum van 3.000 m² per bouwperceel;
    • 5. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc., alsmede collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van inzameling en verwijdering van afval;
    • 6. productiegebonden detailhandel;
  • d. de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 10 m1.
17.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2 de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' met in achtneming van de volgende wijzigingsregels:

  • a. de bestemming wordt niet eerder gewijzigd dan nadat 18 ha van het uitgeefbaar oppervlak binnen de bestemming Bedrijventerrein - 1 is uitgegeven;
  • b. het doelmatig gebruik van de omliggende gronden wordt niet onevenredig geschaad;
  • c. na wijzigingen gelden de regels overeenkomstig de bestemming Bedrijventerrein - 1.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Afwijken bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
  • b. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de bouwregels is toegestaan;
  • c. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen ten behoeve van verkeersdoeleinden, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een afwijking vergt;
  • d. beneden peil gelegen ruimtes in één laag binnen en buiten het bouwvlak. Voordat afwijking wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap;
  • e. containers, al dan niet beneden peil gelegen, voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval;
  • f. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering ter plaatse van de maximum bouwhoogte van 16,4 m¹ binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' waar een maximum afwijkingspercentage geldt van 5%;
  • g. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • h. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Wijzigen bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan worden gewijzigd.

19.2 Wijzigen bestemmingsgrenzen

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
20.2 Afwijking

Burgemester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 20.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

20.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde onder 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.5.1 Afwijking

Indien het gebruik, bedoeld in 20.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Glasparel +

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van [invullen datum raadsvergadering].

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………