Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Essengaarde |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0627.bpessengaarde-0401 |
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | eengezinshuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep; |
b. | meergezinshuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep; |
c. | aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen; |
met daaraan ondergeschikt: | |
d. | opritten, parkeervoorzieningen en paden; |
met de daarbij behorende: | |
e. | tuinen en erven; |
f. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels: |
a. | er mogen hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd; |
b. | ter plaatse van de aanduiding “gs” mogen uitsluitend meergezinshuizen worden gebouwd; |
c. | het aantal wooneenheden mag per bouwvlak niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven; |
d. | de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven goothoogte bedragen; |
e. | de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen; |
f. | de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 30 graden bedragen, tenzij de maximaal toegestane goothoogte gelijk is aan de maximaal toegestane bouwhoogte. |
5.2.2 | Voor het bouwen van gebouwen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels: |
a. | er mogen uitbreidingen van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd; |
b. | de bouwhoogte van een gebouw mag: 1) indien aangebouwd niet meer dan de hoogte van de bovenkant van de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen; 2) indien vrijstaand niet meer dan 4 meter bedragen; |
c. | de bouw- en goothoogte van veranda’s mogen niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw waaraan de veranda’s worden gebouwd. |
5.2.3 | Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
a. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen; |
b. | de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 meter bedragen. |
5.3 | Nadere eisen |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: | |
a. | een samenhangend stedenbouwkundig beeld; |
b. | een goede woonsituatie; |
c. | de verkeersveiligheid; |
d. | de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren; |
e. | de sociale veiligheid; |
f. | de bescherming van de groenstructuur; |
g. | de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
5.4 | Ontheffing van de bouwregels |
5.4.1 | Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: |
a. | het bepaalde in lid 5.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter; |
b. | het bepaalde in lid 5.2.1 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter; |
c. | het bepaalde in lid 5.2.1 onder f en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind dan wel dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak. |
5.4.2 | De in lid 5.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
a. | het stedenbouwkundig beeld; |
b. | de woonsituatie; |
c. | de verkeersveiligheid; |
d. | de parkeergelegenheid; |
e. | de sociale veiligheid; |
f. | de milieusituatie; |
g. | de groenstructuur; |
h. | de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
5.5 | Specifieke gebruiksregels |
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 1 van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: | |
a. | het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning; |
b. | het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan; |
c. | het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; |
d. | het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud; |
e. | het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen. |