Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zuidelijke Dwarsweg 13 / 13BIS
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0627.BPzdlkdwarsweg13-0401

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zuidelijke Dwarsweg 13 / 13BIS van de Gemeente Waddinxveen 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0627.BPzdlkdwarsweg13-0401 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, ambachtelijk, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.6 achtergevel

de van de wegzijde gekeerde gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die evenwijdig of min of meer evenwijdig loopt aan de voorgevel;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur en op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur, met als kenmerkende werkzaamheden cultuurtechnische werken, grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk;

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 archeologische waarde

de waarde die een gebied toegekend is op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten;

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingsoppervlakte

een binnen en bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven oppervlakte, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen en diensten.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 brutovloeroppervlakte (bvo)

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw gemeten (volgens NEN 2580) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 begane grond bouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 behandelen van mest

het behandelen van dierlijke mest zonder het product noemenswaardig te veranderen. Bijvoorbeeld: het mengen, roeren of homogeniseren van mest en het mechanisch scheiden van mest in een dunne en een dikke fractie.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder), kap of kapverdieping;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt;

1.28 dakopbouw

het vergroten van een bestaande ruimte door het realiseren van een verhoging van het bestaande dak (nokverhoging) of door het optrekken van de gevel;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dierlijke mest

uitwerpselen van door gebruiks- of winstdoeleinden gehouden dieren, daaronder begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook producten daarvan;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 geluidsgevoelige functie

functie van een gebouw welke dient voor bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.33 geluidszoneringsplichtig bedrijf

een bedrijf als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, dat in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken en waarvoor op grond van die wet de verplichting geldt tot vaststelling van een geluidszone rond het betrokken terrein;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 huishouden

bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte wonen en zelf of door derden, in hun dagelijkse behoeften voorzien.

1.36 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.37 mestkelder

Een afgedekte ondergrondse voorziening voor de opslag van mest, welke gelegen is onder een gebouw, een werktuigenberging, een opslagvoorziening, of erfverharding;

1.38 niet-zelfstandig kantoor

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.39 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30 % van het brutovloeroppervlak als zodanig gebruikt mag worden tot een maximum oppervlak van 100 m²;

1.40 overkapping

een bouwwerk met een open constructie en een dak met maximaal één gesloten wand;

1.41 parkeervoorziening

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox;

1.42 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.43 perceelsontsluiting

een aansluiting van een perceel cq terrein op de openbare weg, met als doel dit perceel cq terrein te kunnen bereiken vanaf de openbare weg;

1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.45 risicovolle inrichting

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit;

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.47 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 verdieping

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

1.49 verhuurbedrijf

een bedrijf gericht op de verhuur van (werk)materieel, al dan niet met operationeel personeel;

1.50 voorgevel

het voorste deel van de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, ligging aan de weg, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.51 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn;

1.52 voorziening van openbaar nut / nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater;

1.54 wet

  1. indien en voor zover in deze regels in algemene zin wordt verwezen naar wettelijke regelingen casu quo verordeningen en dergelijke. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  2. indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een specifiek artikel van een wettelijke regeling casu quo verordeningen en dergelijke dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststellen van het plan;
 

1.55 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.56 zijgevel

een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is.

2.2 bebouwingspercentage

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overige bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: Indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak;

2.6 horizontale bouwdiepte van een gebouw

Een lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten, overstekende daken en balkons, voor zover deze niet boven de openbare ruimte gelegen zijn, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1.50 meter bedraagt. Voor lifthuizen op daken geldt dat deze niet meer dan 10% van het dakoppervlakte van het dak mag bedragen.

2.10 oppervlakte van een bouwwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 verticale bouwdiepte van een gebouw

Vanaf het peil tot aan het laagste ondergrondse punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 tot en met 2 van de bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten en tevens bedrijven die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij aangegeven aanduiding:
    1. Een loon-, mestdistributie en verhuurbedrijf in de categorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loon-, mestdistributie en verhuurbedrijf';
    2. Een bedrijf gericht op de op- en overslag van mest en mestbehandeling in de categorie 4.1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mestop-/overslag en mestbehandeling';
  2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  3. een ondergeschikt bedrijfsgebonden, niet-zelfstandig kantoor;
  4. buitenopslag; over een oppervlakte van maximaal 300m² en een hoogte van maximaal 3 meter, mits buitenopslag een onlosmakelijk en inherent onderdeel is van de bedrijfsvoering, uitgezonderd mestopslag en uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag';
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen, bijbehorende gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
  2. erven en terreinen;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water;
  6. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op of in de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het gezamenlijk oppervlak aan gebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal het ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlakte;
  3. naast het gestelde onder artikel 3 lid 2.2 sub b  mag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mestop-/overslag en mestbehandeling', een mestkelder worden gerealiseerd met een maximum oppervlakte van 2000 m² en maximale diepte van 2 meter, welke met uitzondering van het emissiepunt luchtdicht moet worden uitgevoerd. Maximaal 1000 m² van deze mestkelder mag worden gerealiseerd onder erfverharding. De overige 1000m² dient te worden gerealiseerd onder de gebouwen;
  4. het emissiepunt van activiteiten gericht op de op- en overslag van mest en mestbehandeling mag zich uitsluitend bevinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone emissiepunt mest' en de opslag van drijfmest mag uitsluitend plaatsvinden in een ondergrondse, met uitzondering van het emissiepunt, luchtdichte mestkelder;
  5. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m¹;
  6. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m¹; 
 
3.2.3 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. De bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
  2. Per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan;
  3. De goothoogte bedraagt maximaal 6 m1;
  4. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m1;
  5. De maximale inhoud bedraagt 600 m3;
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woonfunctie, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, op minimaal 1 m1 afstand achter de voorgevellijn;
  2. De gronden, gelegen buiten het bouwvlak mogen bebouwd worden met een maximum van 50 m2;
  3. De bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de eerste volledige bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,25 m1, met een maximum van 4 m1;
  4. De goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m1;
  5. De bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5 m1.
3.2.5 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:
  1. Overige bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m¹;
  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m¹ ;
  4. De bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 5 m1;
  5. De bouwhoogte van reclamezuilen bedraagt maximaal 5 m1;
  6. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 5 m1;
  7. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m¹.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijking overschrijden bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 , ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak, met dien verstande dat:
  1. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken. Deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuregels te kunnen voldoen;
  2. het bouwvlak mag niet verder worden overschreden dan vanwege milieuregels noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte worden overschreden;
  3. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  4. het woon- en leefklimaat van omliggende woningen niet onevenredig aangetast wordt.
3.3.2 Afwijking erf- en terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.5 , ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn met een hoogte van maximaal 2 m1, mits deze stedenbouwkundig inpasbaar zijn.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  1. Het gebruik van het gronden en gebouwen ten behoeve van in artikel 3 lid 1  genoemde doeleinden is niet toegestaan zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen binnen de bestemming 'Groen', zoals opgenomen in de inrichtingsschets welke als bijlage bij de regels is gevoegd, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  2. Het gebruik van het gronden en gebouwen ten behoeve van in artikel 3 lid 1  genoemde doeleinden is niet toegestaan zonder de realisatie en instandhouding van de meest oostelijk gelegen bedrijfsloods met keerwand, zoals opgenomen in de inrichtingsschets welke als bijlage bij de regels is gevoegd, teneinde te voldoen aan de geluidswerende voorziening overeenkomstig het bij dit plan opgenomen akoestisch onderzoek;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a en b mogen gronden overeenkomstig de in artikel 3 lid 1  opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan het genoemde onder a en b.
  4. In afwijking van het bepaalde onder b kan eveneens gekozen worden voor een alternatieve geluidwerende voorziening, dan de genoemde bedrijfsloods, mits de vervangende geluidswerende voorziening een gelijke of betere geluidwerendheid zoals bepaald in het bij dit bestemmingsplan gevoegde akoestisch onderzoek heeft;
3.4.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  2. een risicovolle inrichting;
  3. zelfstandige kantoren;
  4. zelfstandige horeca;
  5. detailhandel;
  6. Het wonen in vrijstaande bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning;
  7. het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning voor een geluidsgevoelige functie;
  8. een jaardoorzet van op- en overslag van mest en mestbehandeling van meer dan 10.000m3;
3.4.3 Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten als ondergeschikte functie met dien verstande dat:
  1. Maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de woning behorende bouwwerken mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
  2. De woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  3. De activiteiten worden uitgeoefend door tenminste de bewoner van de woning en ten hoogste één werknemer;
  4. Groothandel, horeca en detailhandel zijn uitgesloten, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsactiviteiten alsmede goederen die ter plaatse in het kader van de aan-huis-gebonden activiteiten zijn vervaardigd;
  5. Er geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de buurt als gevolg van bijvoorbeeld geluids- of geuroverlast, reclame, verkeersaantrekkende werking of een onaanvaardbare parkeerdruk in de openbare ruimte waardoor extra verkeersmaatregelen waaronder parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
  6. Er geen activiteiten plaatsvinden waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van milieuwetgeving verplicht is.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Afwijking toegestane milieucategorie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 , ten behoeve van:
  1. De uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3 lid 1  indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3 lid 1 ;
  2. De uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3 lid 1  maar niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd; 
Met dien verstande dat, bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van de gewenste bedrijfsactiviteit, ten minste de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
3.5.2 Afwijking toegestane jaardoorzet mestbehandeling
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.2 sub h, ten behoeve van een grotere jaardoorzet van op- en overslag van mest en mestbehandeling van meer dan 10.000m3, met dien verstande dat:
  1. voor de omgevingsvergunning een beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van de gewenste verhoogde jaardoorzet, in kaart wordt gebracht;
  2. de grotere jaardoorvoer dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van omliggende bebouwing;
  3. ten behoeve van de vergroting in jaardoorzet mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  4. vergroting van de jaardoorzet is uitsluitend toegestaan indien de vergroting geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van een aanduiding als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub a onder 1 en artikel 3 lid 1 sub a onder 2 , waarmee de bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten maximaal toelaatbaar is. Een en ander met dien verstande dat de betreffende activiteit, als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub a onder 1 en artikel 3 lid 1 sub a onder 2 beëindigd is en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. landschappelijke inpassing voor de aangrenzende bedrijfspercelen;
  3. perceelsontsluitingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zone perceelsontsluitingen';
met daarbij behorende:
  1. voorzieningen van openbaar nut;
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. kunstwerken;
  4. verhardingen.

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Algemeen
Op of in de gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m¹.
 

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Perceelsontsluitingen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zone perceelsontsluitingen' zijn maximaal drie perceelsontsluitingen toegestaan met een maximale breedte van 8 meter per perceelsontsluiting;

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
 
5.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 5 lid 2.1  genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunnning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
5.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in artikel 5 lid 2.1  genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 5 lid 2.2  genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Verbod
Het is verboden voor de ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m¹ bedraagt;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  9. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  10. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
 
5.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 5 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. welke het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. welke reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, zulks ter beoordeling vast te stellen door burgemeester en wethouders.
 
5.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien door de in artikel 5 lid 3.1  genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
5.3.4 Voorwaarden
Voor zover de in artikel 5 lid 3.1  genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3.5 Onderzoeksplicht
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
5.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
  1. de bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ als bedoeld in artikel 5 lid 1  geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. aan gronden de bestemming ‘Waarde – Archeologie 1’, ‘Waarde – Archeologie 3’ of ‘Waarde – Archeologie 5’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Algemeen

  1. Het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. Bij de beoordeling van de benodigde parkeerruimte wordt voor zowel de maatvoering als normering het gemeentelijk Parkeerbeleid gehanteerd;
  3. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  4. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid c. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

  1. Behoudens het bepaalde in artikel 11 lid 4  Overgangsrecht gebruik is het verboden de zich binnen de bij de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan, begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan;
  2. Het verbod, bedoeld onder a omvat in ieder geval: de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats voor onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en voorts geldt bedoeld verbod voor het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie, voor de verkoop en opslag van vuurwerk, voor de exploitatie van een garagebedrijf, voor de exploitatie van een seksinrichting en voor de exploitatie van een coffeeshop, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald;
  3. In het geval van een ondergeschikte functie, mag maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak als zodanig gebruikt worden.
 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
  1. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, galerijen, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
  2. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de algemene bouwregels is toegestaan;
  3. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag binnen en buiten het bouwvlak. Voordat afwijking wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap;
  4. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaatse en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  5. de bestemmingregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m. 
  6. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van ten hoogste 75 m3 en een goothoogte van ten hoogste 4 m;
  7. het bouwen onder peil buiten de aangegeven bouwvlakken;
  8. de bouw van geluidwerende of geluidafschermende voorzieningen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Wijzigen bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan worden gewijzigd.

10.2 Wijzigen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

10.3 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bijlage, te wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.2 Afwijking

Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 1  een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11 lid 1  met maximaal 10 %.

11.3 Uitzonderingen op het overgangsrecht bouwwerken

 artikel 11 lid 1  is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Afwijking

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 11 lid 4  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan en waarvoor geen omgevingsgvergunning voor afwijkend gebruik is afgegeven.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘ Zuidelijke Dwarsweg 13 / 13BIS' .