Plan: | Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0626.2012Noord-BP40 |
De gemeenteraad heeft in 2007 een structuurvisie voor het gehele gemeentelijk grondgebied vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de vertaling van de geformuleerde beleidslijnen in een ruimtelijk-functioneel toekomstperspectief voor de periode tot circa 2020:
Kenmerkende en onderscheidende begrippen voor de gemeente Voorschoten zijn:
De structuurvisie geeft inzicht in de ruimtelijk belangrijke kwaliteiten, die kenmerkend zijn voor de gemeente en die behouden en waar nodig versterkt dienen te worden.
Tegelijkertijd is deze structuurvisie een richtsnoer, waar langs de discussies met provincie, regio en buurgemeenten over ruimtelijk relevante onderwerpen gevoerd kan worden.
De Verkeersvisie omvat het kader voor het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Voorschoten. Het begrip 'duurzaam' staat centraal; Duurzaam Veilig, bruikbaar voor langere tijd en met respect voor de leefomgeving. Veel aandacht in de nota gaat uit naar de fietser, de voetganger en het openbaar vervoer. Extra aandacht is er voor kwetsbare verkeersdeelnemers zoals (school)kinderen, senioren en mensen met een mobiliteitsbeperking. Voor het autoverkeer zijn in het afgelopen jaar al belangrijke besluiten genomen, denk aan het parkeerbeleid voor het centrumgebied en de Traverse. Deze besluiten zijn integraal onderdeel van de Verkeersvisie.
Het wegennet van Voorschoten is relatief verkeersveilig. Om de verkeersveiligheid voor de toekomst zeker te stellen wordt het wegennet Duurzaam Veilig ingericht en worden alle wijken ingericht als 30 km/h-zones. Om de verkeersveiligheid van fietsers en voetgangers te verbeteren, wordt vooral aandacht besteed aan schoolroutes en oversteekplaatsen. Om het gebruik van de fiets te vergroten, wordt het stelsel van fietspaden en fietsroutes gecompleteerd en wordt het comfort voor de fietser verbeterd door het wegdek goed te onderhouden.
De regio Holland Rijnland heeft een plan ontwikkeld om het openbaarvervoergebruik flink te laten stijgen. Dit zal ook in Voorschoten goed merkbaar zijn. Punt van aandacht is het bedieningsniveau van het openbaar vervoer in de wijken.
Uit onderzoek blijkt dat het autoverkeer in Voorschoten de laatste tientallen jaren nauwelijks is toegenomen. Het wegennet voor de auto is binnen Voorschoten daarom nog steeds van voldoende capaciteit en zal dat naar verwachting ook voorlopig blijven. Een uitzondering daarop is de Leidseweg Noord. Al geruime tijd is er sprake van verkeershinder op deze weg. Op basis van onderzoek worden oplossingsrichtingen aangedragen voor de verkeersproblematiek aldaar. Het aanleggen van een route door het voormalige Intratuinterrein lijkt een kansrijke oplossing.
De Verkeersvisie is concreet uitgewerkt in een aanpak per wijk in het Maatregelenpakket Verkeer en Vervoer. Het Maatregelenpakket geeft per jaarschijf inzicht in de maatregelen die worden genomen.
Dit bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. De oplossing voor de verkeersproblematiek op de Leidseweg Noord, wordt niet in dit plan mogelijk gemaakt.
De Groenstructuurvisie 2009 heeft betrekking op al het groen binnen de bebouwde kom van Voorschoten. Het geeft een visie op het openbare en semi-openbare groen dat in beheer is bij de gemeente en doet uitspraken over de grote groengebieden die in beheer zijn van particulieren. De groenstructuurvisie heeft de volgende doelen:
Figuur 2.4 Uitsnede Groenstructuurvisie
De Groenstructuurvisie dient als kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen. Bij het plan is een programma met maatregelen en projecten opgenomen. In de visie worden in hoofdzaak twee groenstructuren onderscheiden: de hoofdstructuur en wijkgroenstructuur. Zoals weergegeven in bovenstaande figuur worden de voornaamste wegen door het plangebied als groene lijnen geprojecteerd. De aanliggende bermen zijn aangewezen als 'overig groen in hoofdstructuur'. Deze wegen hebben in het bestemmingsplan omwille van de flexibiliteit een verkeersbestemming. Binnen deze bestemming is ook de aanleg van groen mogelijk.
De Voorwatering met het naastliggende voetpad is ook opgenomen als groene lijn. Deze waarden zijn in het bestemmingsplan beschermd door het opnemen van de bestemmingen Water en Groen. Daarnaast is het landgoed Ter Wadding als groenelement vastgelegd en wordt de buitenrand van het plangebied als groene zoom aangemerkt. Deze gebieden zijn bestemd als Natuur c.q. Groen. Met name langs de Korte Vliet zijn er kansen om deze groene zoom verder te ontwikkelen. Waar mogelijk hebben deze gebieden in dit bestemmingsplan een groenbestemming gekregen.
De Groenstructuurvisie maakt ook onderscheid in groen op wijkniveau. Op een themakaart zijn daartoe de groenelementen op wijkniveau benoemd tot wijkgroen of sport- en speelgroen. Om het groene karakter van deze delen te beschermen, hebben deze gebieden ook de bestemming Groen gekregen.
Centraal in het welstandsbeleid staat de zorg voor de bebouwde omgeving, om de identiteit en uitstraling van Voorschoten te waarborgen en waar nodig te versterken. Deze identiteit wordt gekenmerkt door de kleinschaligheid van het historisch dorpscentrum en de sterke relatie van de bebouwde kom met het landschap.
De stedenbouwkundige opbouw van Voorschoten is gebaseerd op de onderliggende landschapsstructuur van strandwallen en strandvlaktes. Door de kern loopt het bebouwingslint, bestaande uit de Leidseweg en Veurseweg, met als belangrijkste functie de hoofdontsluiting van de kern. Het gevarieerde gevelbeeld van dit bebouwingslint is karakteristiek voor Voorschoten en dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt door architectonische accenten. Aan weerszijden van het lint tussen de Vliet en de spoorlijn zijn de planmatige woonwijken gelegen. Deze hebben elk een eigen bebouwingskarakteristiek en opbouw. Zeker de grotere planmatige woonwijken hebben een eigen uitstraling. De welstandstoetsing vindt dan plaats aan de hand van specifieke in de Welstandsnota aangegeven criteria.
Figuur 2.5 Gebiedsindeling welstandsbeleid 2008
De Welstandsnota onderscheidt binnen het plangebied de volgende deelgebieden (zie figuur 2.2):
3 | het lint (bestaande uit uitbreidingen begin vorige eeuw en organisch gegroeide lintbebouwing); |
4 | landgoederen en parken in de kern; |
6 | vooroorlogse woonwijken (globaal de uitbreiding in de jaren 1930-1950); |
7 | woonwijken 1950-1970; |
8 | woonwijken 1970-1990; |
10 | bedrijventerreinen en grootschalige voorzieningen. |
Voor ieder deelgebied worden afzonderlijke welstandscriteria geformuleerd die recht doen aan het karakter en de architectonische geschiedenis van het betreffende deelgebied.
Welstandsniveaus
De essentie van een gebiedsgericht welstandsbeleid is een zorgvuldige gebiedsindeling en een hierop afgestemd selectief beleid. Met selectief wordt bedoeld dat wordt aangegeven in welke gebieden men meer regulering wenst en in welke gebieden minder. Soms is er sprake van bijzondere architectuur of historische kwaliteit waarnaar men zorgvuldig moet kijken en dat er extra inspanning wordt gevraagd om deze kwaliteit te bewaren, terwijl in andere gebieden meer bouwmogelijkheden zijn.
Er wordt hierna gebruikgemaakt van de volgende welstandsniveaus per gebied:
Relatie tussen bestemmingsplan en welstandsbeleid
Het bestemmingsplan en de welstandsnota functioneren naast elkaar. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Datgene wat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan. De welstandsnota doet daar uitspraken over. De ruimte die het bestemmingsplan biedt kan door de welstandscriteria gebruikt worden ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit.
Als een bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan, maar het ontwerp te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het gebied, kan een negatief welstandsadvies gegeven worden. Voorwaarde is dan wel dat de welstandsnota daartoe de argumenten levert. Deze argumenten zijn vastgelegd in de zogenaamde objectgerichte en gebiedsgerichte criteria.
Figuur 2.6 Welstandsniveaus
In figuur 2.6 is te zien dat het plangebied deels is aangemerkt als bijzonder welstandsgebied. Het gaat hierbij om de bebouwing langs de Leidseweg Noord en het gehele terrein van landhuis Ter Wadding. Het overige gebied is aangewezen als regulier welstandsgebied.
Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is het welstandsaspect niet in het geding. Bij nieuwe ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan passen, is dit aspect via het reguliere vergunningentraject geregeld.
De gemeente Voorschoten heeft middels een raadsbesluit d.d. 12 februari 2002 de beleidsnota Erkers en d.d. 26 juli 2005 de beleidsnota Balkonbeleid vastgesteld. In deze beleidsnota's worden beperkingen opgelegd aan maatvoering en positionering van erkers aan de voorzijde van de woningen en van balkons en aanbouwen aan de achterzijde van de woning.
Deze notitie betreft de omgang met de juridische instrumenten in de op 1 juli 2008 in werking getreden Wro. Vergeleken met de sinds 1965 geldende WRO zijn er nieuwe, veranderde en onveranderde instrumenten. De notitie volgt op een aanpassing van de tabel bij de legesverordening aan de nieuwe producten en door delegatie van de bevoegdheid inzake het projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit en het bijbehorend exploitatieplan.
De grotere rol van het bestemmingsplan en de verandering van de mogelijkheden om van het bestemmingsplan af te wijken, dwingt tot bezinning over de wijze waarop planologische medewerking wordt verleend. Daarbij bevat de notitie de volgende beleidsuitgangspunten die voor bestemmingsplannen rechtstreeks van belang zijn:
In het Erfgoedbeleid van de gemeente Voorschoten, beschreven in de 'Nota Erfgoed - Agenda 2010-2015 ' zijn drie accenten aanwezig:
Om dit beleid te bereiken is onder meer bepaald dat bestemmingsplannen een cultuurhistorische paragraaf moeten bevatten, waarin helder is aangegeven welke waarden van belang zijn en hoe deze inhoudelijk en procesmatig bij de uitwerking van de plannen betrokken en geborgd kunnen worden. Ook in dit bestemmingsplan is invulling gegeven aan deze bepaling.
De gemeenten Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg, samenwerkend in het Pact van Duivenvoorde, hebben in 2005 besloten om op een aantal beleidsterreinen gezamenlijk op te trekken ter versterking van het Duin, Horst en Weidegebied. Eén van deze onderwerpen is het archeologiebeleid. De reden is gelegen in de geografische en historische samenhang van het gebied, die het wenselijk maakt het gebied eenduidig met het gebied om te gaan. Het hiertoe strekkende beleid is opgenomen in de nota 'Het bodemarchief ontrafeld: nota archeologie Duin, Horst en Weidegebied' uit 2008. In deze nota zijn beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed geformuleerd en maken de gemeenten duidelijk hoe waardevol het archeologisch erfgoed voor de identiteit van het gebied is. Er wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten die de pactgemeenten moeten doen en activiteiten die in de toekomst wenselijk zijn om op te pakken. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze het archeologietraject structureel in het ruimtelijke ordenings- en vergunningverleningproces kan worden ingebed, welke relatie de gemeenten met betrekking tot de archeologie hebben met de provincie en het Rijk en hoe er omgegaan dient te worden met terreinen van hoge en zeer hoge archeologische waarde.
Een van de actiepunten uit de nota is dat de archeologische beleidskaart, met de bijbehorende maatregelen zoals de model-bestemmingsplanregels, worden ingebed in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het uitgangspunt hierbij is behoud 'in situ' van archeologische relicten.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart (uitsnede plangebied zie figuur 2.5) toont globaal de archeologische verwachting en de daarbij horende vastgestelde archeologische beleidsregels. Op deze kaart staat aangegeven welke eventuele beperkende maatregelen van toepassing zijn en welke vervolgstappen bij bodemingrepen verplicht zijn. De kaart is mede richtinggevend bij ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke plannen. De verschillende gebieden van de beleidskaart met de bijbehorende beleidsregels kunnen vervolgens ook worden opgenomen in de gemeentelijke structuur- en bestemmingsplannen. Op de archeologische beleidskaart zijn negen soorten gebieden met bijbehorende beleidsregels te onderscheiden:
Het plangebied kent de soorten 5 en 6, zoals blijkt uit figuur 2.7.
![]() |
![]() |
Figuur 2.7 Beleidskaart bodemarchief
De conclusie is dat het noordelijk en zuidelijk deel van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde bezitten. Het tussenliggende gebied kent een lage archeologische verwachtingswaarde. Dit betekent dat in de verbeelding en de regels een adequate beschermingsregeling moet worden opgenomen.
Het gemeentelijk beleid inzake openbare (buiten)speelplaatsen voor kinderen is beschreven in het speelruimteplan 'Buiten spelen, echt wel - beleidsplan voor en analyse van speelruimte' (2009).
Een van de beleidsuitgangspunten is dat toekomstige bestemmingsplannen en stedenbouwkundige plannen worden getoetst aan de visie en normen van speelruimte. Hiertoe moet in een vroegtijdig stadium een Programma van Eisen worden ingediend bij de gemeente. Het onderhavige bestemmingsplan behelst echter een conserverend bestemmingsplan, waarin geen substantiële ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Niettemin kan aan het speelruimtebeleid, en in het bijzonder het daarbij behorende streefbeeld speelplekken, tegemoet worden gekomen door in de bestemmingen voor de openbare ruimte, zoals Groen en Verkeer - Verblijfsgebied, speelvoorzieningen in de bestemmingsomschrijving op te nemen.
Onder welzijnsbeleid valt het beheer en exploitatie van een breed scala aan sociaalmaatschappelijke voorzieningen, zoals onderwijsinstellingen, zorgvoorzieningen, culturele voorzieningen en sportaccommodaties. Een belangrijk deel van deze faciliteiten is direct of indirect in beheer bij de gemeente. Zorginstellingen zijn in sterke mate onafhankelijk van de gemeente. In de nota 'Ombuiging met perspectief' heeft de gemeente getracht een aanvang te maken met een op bundeling en concentratie gericht beleid, dat aansluiting zoekt bij de woonbebouwing. Deze beleidslijn wordt momenteel verder uitgewerkt in de gemeentelijke Structuurvisie, de Centrumvisie en een nota Accommodatiebeleid.
De gemeente heeft in de Kadernota Economische Ontwikkeling (vastgesteld door de raad d.d. 27 mei 2005) de belangrijkste uitgangspunten voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van de ontwikkeling van de lokale economie, dienstverlening aan bedrijven en (boven)regionale samenwerking op dit beleidsterrein vastgelegd. Met uitzondering van de reeds verspreid over het plangebied aanwezige bedrijvigheid en horeca heeft deze nota geen directe consequenties voor het onderhavige plangebied.
Bedrijvigheid
De werkgelegenheid in Voorschoten is de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen. De gemeente tracht de huidige werkgelegenheid te behouden en een gunstig vestigingsklimaat voor startende ondernemingen te creëren. De voorkeur bij nieuwvestiging gaat uit naar milieuvriendelijke en arbeidsintensieve bedrijven. Dit betekent ook dat voortzetting van de bestaande bedrijvigheid in het plangebied, mist milieutechnisch aanvaardbaar, gewenst is. Ook grotere kantoorlocaties moeten behouden blijven.
Detailhandel
Hoofddoelstelling is het gemeentelijk winkelaanbod uit te breiden met ongeveer 9.000 m² bvo, gedurende een periode van 5 à 10 jaar. Momenteel wordt een visie Centrumgebied opgesteld. Ook de uitlopers van het kernwinkelgebied, binnen het onderhavig plangebied, zullen hierin worden betrokken. Daarnaast streeft de gemeente naar het behouden en versterken buurtwinkelcentra Adegeest en Hofland.
Horeca
Horeca dient met name geconcentreerd te worden in het centrumgebied. De gemeente ziet met name mogelijkheden voor uitbreiding van de dag- en avondhoreca in de Voorstraat.
Toerisme en recreatie
Versterking van toeristisch-recreatieve faciliteiten concentreert zich vooral op de zone langs de Vliet en het recreatiegebied Vlietland en heeft voor het onderhavige plangebied geen directe consequenties.