Plan: | Landgoederen en sportvelden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0626.2012LandgoedSport-BP40 |
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa
Nationaal
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Waterbeheerplan 2010-2015
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan.
Keur en Beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net/regels/keur_algemene_regels.
Onderzoek
Algemeen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al dan niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Oppervlaktewater
De Buitenplaats Berbice en directe omgeving maakt onderdeel uit van de boezem van Rijnland. Ten westen van de Van Beethovenlaan is het plangebied gelegen in de Noord-Hoflandschepolder, het plangebied ten oosten van de Voorschoterweg en ten zuiden van de Hofweg is gelegen in de Zuid-Hoflandschepolder. Via een aantal gemalen binnen het plangebied wordt water uitgeslagen op de boezem.
Het oppervlaktewater in het plangebied bestaat met name uit hoofdwatergangen en boezemwatergangen. Op de Buitenplaats Berbice is vooral overig boezemwater aanwezig.
Een groot deel van het plangebied ligt in de boezem van Rijnland. Het boezempeil ligt op 0,62 m - NAP. Met dit peil moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden. De primaire functie van de boezem is een goede aan- en afvoer van water vanuit de polders en bijdragen aan het bergend vermogen bij lokale heftige buien. Binnen de boezemwateren is er een onderscheid in primaire en overige watergangen.
Het waterpeil van de boezem en de polders is vastgelegd in peilbesluiten. De actuele peilbesluiten zijn op te vragen bij het Hoogheemraadschap.
Grondwater
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een op grond van Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland (PMV) beschermde zone voor grondwater, respectievelijk waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, of boringsvrije zone. Er gelden op basis van de grondwaterkwaliteit geen specifieke beperkingen ten aanzien van het gebruik van de gronden binnen het plangebied.
Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
In het plangebied ligt een gemengd rioleringssysteem.
Hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
In het plangebied wordt nog geen gebruikgemaakt van (verbeterde) gescheiden rioolstelsels en waterretentievoorzieningen. Hemelwater wordt afgevoerd via het normale rioleringsstelsel. Alleen bij grootschalige herinrichting en als de grondwaterstand het toelaat zal het gebied worden afgekoppeld. Bij nieuwe ontwikkeling zal, waar mogelijk, worden getracht over te gaan op een verbeterd gescheiden rioolstelsel en/of volledige afkoppeling van het hemelwater en plaatselijke aanleg van waterinfiltratie- en waterbergingsvoorzieningen.
Waterkeringen
Op primaire waterkeringen en boezemkades (zowel de kernzone als beschermingszone) zijn strenge bepalingen van toepassing ten aanzien van het gebruik van de gronden, overeenkomstig hetgeen hiervoor is bepaald in de Keur van Rijnland. Voor het plangebied zijn een aantal waterkeringen van belang. Deze zijn ofwel in het plangebied gelegen (zoals de Van Beethovenlaan) ofwel het plangebied ligt in de beschermingszone van de waterkering. Op de verbeelding zijn de kern- en beschermingszone van deze keringen voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'. Binnen het plangebied zijn tevens een aantal peilscheidingen aanwezig, deze zijn afdoende beschermd op basis van de keur van het Hoogheemraadschap en worden niet aanvullend beschermd in dit bestemmingsplan.
Watertoets ontwikkelingslocaties
Gemeenten en andere partijen dienen bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium rekening te houden met de benodigde ruimte voor water. Het waterbeleid kan daarmee goed worden afgestemd op de ruimtelijke ordening. Informatieverstrekking alleen zal echter niet toereikend zijn om tot een goede afstemming te komen. Hiervoor is in een vroeg stadium ook overleg en kennisuitwisseling nodig tussen het Rijnland en de partners in de ruimtelijke ordening. Het Hoogheemraadschap hanteert een 'Handreiking Watertoets' als toetsingskader. De watertoets regelt daarmee zowel het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen als de uiteindelijke ruimtelijke vertaling van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft door haar consoliderende aard geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met het waterbeheer in het plangebied. Alle ruimtelijke ontwikkelingen zullen een afzonderlijke watertoets moeten ondergaan, alvorens op gemeentelijk en provinciaal niveau medewerking kan worden verleend aan de voorgestelde transformaties binnen het plangebied.
De hoofdwatergangen en de waterkeringen worden in dit bestemmingsplan voorzien van een conserverende bestemming, die het beheer en onderhoud veilig stelt.