Plan: | Landgoederen en sportvelden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0626.2012LandgoedSport-BP40 |
De structuurvisie bevat de ambities van provinciaal belang voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Ook de aanpak om samen met andere partijen de doelen te bereiken komt aan de orde. Het accent daarbij ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan kent de structuurvisie twee specifieke aandachtspunten. Ten eerste is van de Vliet tot aan de spoorlijn een reservering opgenomen voor de Rijnlandroute, die een verbinding moet vormen tussen de A4 en de A44. Op provinciaal niveau worden momenteel nog tracés tegen elkaar afgewogen, zodat de reservering uit de structuurvisie niet in dit bestemmingsplan wordt opgenomen. Het tweede aandachtspunt betreft de buitenplaats Berbice waarvoor in de structuurvisie een landgoederenbiotoop is opgenomen. Deze biotoop, inclusief zichtlijn, is weergegeven in onderstaande figuur.
Ontwikkelingen die afbreuk doen aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de betreffende zone zijn niet toegestaan. Door het consoliderend karakter worden binnen de biotoop geen ontwikkelingen toegestaan. Daarnaast wordt door het gedetailleerd karakter van het bestemmingsplan het landgoed beter beschermd tegen ongewenste ontwikkelingen. De waarde van de biotoop komt daardoor niet in het geding.
Voor de uitvoering van het eigen provinciaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in 'Visie op Zuid-Holland', heeft de provincie diverse mogelijkheden voorhanden. Een groot deel van de gewenste ontwikkelingen zal worden bereikt door goed en gezamenlijk overleg, het inzetten van financiële middelen, stimulerende maatregelen, afspraken en overeenkomsten etc. Voor zover echter daarmee de gestelde doelen niet of niet volledig kunnen worden bereikt beschikt elke overheidslaag over eigen wettelijke bevoegdheden/instrumenten op grond van het uitgangspunt: geen verantwoordelijkheid zonder bijbehorende bevoegdheden.
Voor een aantal belangen is daarbij geconstateerd dat doorwerking en borging het beste via het instrument van de provinciale verordening kan plaatsvinden. Het gaat daarbij met name om zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben. Voor meer ontwikkelingsgerichte zaken of projecten die slechts in één gemeente spelen zijn andere instrumenten, zoals de proactieve aanwijzing en het inpassingsplan, meer geschikt.
In deze verordening zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. De onderwerpen (en het beleid) luiden samengevat als volgt:
artikel | onderdeel | strekking | |
1-7 | Diverse onderdelen landelijk gebied/EHS | Natuur rechtstreeks mogelijk maken en bestaande wezenlijke kenmerken en waarden beschermen. Overige bestaande functies mogen overeenkomstig bestemd worden. | |
8 | Kantoren | In beginsel geen nieuwe kantoren buiten 800 m vanaf het station. | |
9 | Bedrijventerreinen | Niet van toepassing. | |
10 | Detailhandel | In beginsel geen detailhandel buiten winkelconcentraties, behoudens onder andere buurt- en gemakswinkels. | |
11 | Waterkeringen | Waarborging (primaire) waterkeringen. | |
12 | Buitendijkse gebieden | Niet van toepassing. | |
13 | Gevaarlijke stoffen/externe veiligheid | Onderzoek bij nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare gebieden langs transportroutes. | |
14 | Molenbiotoop | Niet van toepassing. | |
15 | Archeologie | Terrein zeer hoge archeologische waarde: passende bestemming/verstoring uitsluiten. Terrein hoge archeologische waarde: onderzoeksverplichting, indien verstoring onvermijdelijk > waarde veilig stellen. Terrein zeer grote/redelijk tot grote kans archeologische sporen: onderzoek vanaf 100 m². |
|
16 | Landgoederenbiotoop | Landgoederen binnen de biotoop dienen beschermd te worden. De buitenplaatsBerbice valt binnen de Landgoederenbiotoop. Ontwikkelingen die afbreuk doen aan de landschappelijke of cultuurhistorische waarden zijn niet toegestaan. In bestemmingsplannen die ontwikkelingen in een landgoedbiotoop mogelijk maken dient een welstandsparagraaf te worden opgenomen. |
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het bestemmingsplan, vooral gelet op het consoliderende karakter, in overeenstemming met het provinciaal beleid is. In de regels van het plan wordt, voor zover noodzakelijk, rekening gehouden met aanvullende toetsing aan het provinciaal beleid.