direct naar inhoud van Artikel 19 Leiding - Gas
Plan: Landgoederen en sportvelden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2012LandgoedSport-BP40

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de instandhouding, de bescherming en het beheer van de op of in die gronden voorkomende gasleiding, met bijbehorende vrijwarings- en veiligheidszones.

19.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. binnen een zone van 5 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding deze bestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht, anders dan ten behoeve van de leiding;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

19.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2, voor het toestaan van bouwwerken, in overeenstemming met de bouwregels van de andere, voor die gronden aangewezen bestemming(en).
  • b. De bouwwerken als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die bouwwerken dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad.
  • c. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de beheerder van de leiding;
  • d. Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Binnen de dubbelbestemming mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
  • b. Binnen een afstand van 5 m ter weerszijden van de leiding, gemeten uit het hart van de leiding, mogen geen beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van een drainage, ontginnen en het ophogen van gronden met meer dan 50 cm;
    • 2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren
    • 3. het aanbrengen van gesloten wegverhardingen;
    • 4. het aanbrengen van wegen bedoeld voor zwaar verkeer;
    • 5. het planten van wortelende beplanting;
    • 6. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplatingen en bomen;
    • 7. het permanent opslaan van goederen;
    • 8. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 9. diepploegen.
  • b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
  • c. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. te verlenen vraagt het bevoegd gezag de beheerder van de betreffende leiding schriftelijk om advies.
  • d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in onder a. bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de leiding onevenredig wordt belemmerd of geschaad, dan wel de instandhouding van de leiding niet kan worden gewaarborgd.