direct naar inhoud van 5.10 Milieu & externe veiligheid
Plan: Buitengebied Voorschoten (2010)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0626.2010Buitengebied-BP50

5.10 Milieu & externe veiligheid

Met betrekking tot de milieuaspecten hebben tijdens de voorbereiding van dit bestemmingsplan verschillende onderzoeken plaatsgevonden, waarmee de randvoorwaarden t.a.v. de meest belangrijke milieuparameters in kaart zijn gebracht. Hiertoe behoren o.a.:

  • een historisch bodemonderzoek
  • een onderzoek ter toetsing van de luchtkwaliteit conform het besluit luchtkwaliteit en
  • een onderzoek naar externe veiligheidsfactoren.

Bodemkwaliteit

In het algemeen geldt dat op elke locatie waar nieuwbouw plaatsvindt van tevoren minimaal een historisch bodemonderzoek conform de vigerende normen (thans NEN 5725) dient te worden uitgevoerd. Uit het historisch onderzoken kan naar voren komen dat vanwege potentiële bodemverontreiniging(en) nodig is om ook een fysiek bodemonderzoek (met grond- en grondwateranalyses) conform de vigerende normen (thans NEN 5740) uit te voeren. Wanneer er overschrijdingen zijn van bepaalde stoffen zullen sanerende maatregelen worden getroffen, conform het provinciaal milieubeleid, het gemeentelijk milieubeleid en de Wet Bodembescherming, alvorend er mag en kan worden gebouwd. Andere aandachtsgebieden waarbij de bodemkwaliteit van belang is, zijn:

  • grondverbetering ter plaatse van fietspaden en grondverbetering in het algemeen;
  • bij ontmanteling van kassen aandacht voor puinverhardingen en asbest in de bodem;
  • aanleg en vervanging van rioleringen, grond dat vrijkomt bij het planten van bomen, etc.

Alle bodemonderzoeken, voor zover bekend bij de gemeente en bij de provincie, zijn in een gemeentelijk databestand opgenomen. Deze data zijn vervolgens gekoppeld aan een Gis (Geografisch Informatiesysteem). Via dit bodeminformatiesysteem kan snel en adequaat inzicht worden verkregen in de bodemkwaliteit op perceelsniveau.

De gemeente Voorschoten beschikt over bodemkwaliteitskaarten (één uit 2002 en twee aanvullende uit 2005) en een bodembeheerbeleid (uit 2002). Deze zijn laatstelijk vastgesteld door het college van B&W op 24 juni 2008 en geldig voor zover zij niet strijdig zijn met het Besluit bodemkwaliteit dat op 1 juli 2008 in werking is getreden. Er wordt gebruik gemaakt van overgangsrecht waardoor de bestaande bodemkwaliteitskaarten tot uiterlijk 24 juni 2013 geldig blijven.

Het buitengebied dat onderdeel uitmaakt van het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels gezoneerd volgens de 'Bodemkwaliteitskaart en grondstromenplan voor het landelijk gebied van de gemeente Voorschoten, opgesteld d.d. 16 augustus 2005'. Verder is een klein deel van het buitengebied gezoneerd volgens de 'Regionale bodemkwaliteitskaart en grondstromenplan Leidse regio, opgesteld d.d. 18 oktober 2002'. Wat dan nog rest is een zeer klein deel van het buitengebied dat niet is gezoneerd.

Het overgrote deel van het buitengebied heeft een bodemkwaliteit waarbij de onderzochte parameters (zware metalen en PAK) als niet verontreinigend tot licht verontreinigend voorkomen in de bovengrond. Slechts in een zeer klein deel van het buitengebied (in het noord-westen en het zuidoosten) kunnen plaatselijk sterke verontreinigingen voorkomen. Deze verontreinigingen zijn dan plaatselijk homogeen verspreid aanwezig (achtergrondgehalte) en betreffen geen afgebakende verontreinigingsgevallen waarop een saneringsplicht berust.

Gezien de resultaten van de diverse bodemonderzoeken is de bodem van een dusdanige kwaliteit dat er vooralsnog geen financiële en ruimtelijke consequenties voor het plangebied aanwezig zijn.

Aandachtspunten

In het gebied bevindt zich een voormalige afvalstort van huisvuil. Het betreft een oppervlakte van circa 25.600 m2. Het betreft een locatie aan het einde van het Laantje van Wissen, zie figuur 5.7. De verontreinigingen in het stortmateriaal zijn beperkt (koper en zink boven interventiewaarde). De provincie zorgt voor een jaarlijkse monitoring van het grondwater middels een zestal peilbuizen. De monitoringsresultaten leveren geen bijzondere verontreinigingen op in het grondwater. Een aandachtspunt blijft dat de afdeklaag op de vuilstort op een aantal plaatsen te dun (kleiner dan 0,5 m) is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0626.2010Buitengebied-BP50_0014.jpg"

Figuur 5.10) locatie voormalige afvalstort huisvuil

Luchtkwaliteit

Ten aanzien van de luchtkwaliteit is reeds in paragraaf 4.2 aangegeven dat de luchtkwaliteit in het plangebied dient te voldoen aan de Wet luchtkwaliteit.

Voor de gemeente Voorschoten is voor het jaar 2007 een rapportage luchtkwaliteit opgesteld. Deze rapportage is op 25 augustus 2009 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Ten aanzien van stikstofdioxide (NO2) blijkt dat de jaargemiddelde concentratie nergens de wettelijke grenswaarde van 40 µg/m3 overschrijdt. Na aftrek van de zeezoutbijdrage komen er geen overschrijdingen van de grenswaarden van de 24 uurgemiddelde concentratie van fijn stof PM10 (35 keer per jaar) voor. De jaargemiddelde concentratie van PM10 overschrijdt nergens de wettelijke grenswaarde van 40 µg/m3. Aan de hand van deze rapportage kan geconcludeerd worden dat binnen de gemeente Voorschoten er in 2007 geen grenswaarden werden overschreden. De verwachting voor de toekomst is dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide alleen maar lager wordt. Er worden in de toekomst dan ook geen overschrijdingen van de grenswaarden verwacht.

Voor het plangebied van de Duivenvoorde corridor is door Goudappel Coffeng onderzocht of de beoogde functieverandering negatieve consequenties heeft voor het plangebied en of dit tot bijstelling van de plandoelstellingen zou moeten leiden. Daarbij is gebruik gemaakt van het verkeersmodel ter bepaling van de geluidhinder en het zogeheten CAR-II-model in de versie 5.0. Geconstateerd is dat de grenswaarde van 40 µg/m3 voor stikoxiden respectievelijk fijn stof voor het jaargemiddelde niet worden overschreden. Ook de 24-uurgemiddelde concentratie van fijn stof, die maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden voldoet bij alle onderzochte locaties aan de wettelijk gestelde norm.

Daarnaast wordt in het onderzoek geconcludeerd dat de belangrijkste bronnen van voornoemde 'schadelijke stoffen' de provinciale wegen N 447 en N 448 zijn. Alle locaties waar een functieverandering wordt beoogd zijn volgens de studie op voldoend afstand gelegen, zodat geen aanvullende of verbeterende maatregelen getroffen hoeven te worden. Op de locaties zelf is de belasting door bebouwing, bedrijvigheid of verkeer reeds zo laag dat ook hier aan de wettelijke normen kan worden voldaan.

Externe veiligheid

Omtrent het aspect externe veiligheid is gebleken dat in het plangebied slechts één locatie bekend is, welke vanuit het oogpunt van veiligheid van relatief belang is. Het betreft hier een verkooppunt voor LPG ter hoogte van de woning aan de Veurseweg 236. De hiermee gepaard gaande risicocontour van het LPG vulpunt bedraagt 45 meter volgens tabel 2a uit bijlage 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen en dient bij een functieverandering in de rechtstreekse omgeving in acht te worden genomen. Geconstateerd kan worden dat binnen de risicocontour van het LPG-vulpunt geen nieuwe ontwikkelingen worden beoogd, zodat het LPG-station voor de herinrichting geen belemmering vormt.

Verder is eveneens gekeken naar mogelijk gevaar vanuit het transport van gevaarlijke goederen via de weg of spoorwegen. Hieromtrent is gebleken dat dergelijke transporten noch op de provinciale weg noch op de secundaire wegen plaatsvinden. Alleen via het spoor worden incidenteel gevaarlijke goederen getransporteerd. Dit geschiedt echter in zo geringe mate dat het spoorvak binnen het plangebied tot de op twee na laagste veiligheidsklasse kan worden gerekend. De hieraan gekoppelde veiligheidszone van 20 m gerekend vanuit de spoorstaaf valt grotendeels binnen het beoogde bestemmingsvlak voor spoorwegdoeleinden of binnen groene bestemmingen (zoals 'Natuur' of 'Agrarisch gebied') zonder hindergevoelige objecten of bestemmingen. Ook toekomstige locaties voor kostendragers worden door deze veiligheidszone niet geraakt. Een en ander betekent, dat deze transporten voor de herinrichting van het plangebied geen onaanvaardbare hinder opleveren.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. In het plangebied zijn twee gasleidingen gelegen: A560 en W535-01. De ligging van de bestaande kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in het invloedsgebied van de leidingen is nagegaan. Op 3 maart 2011 heeft de Milieudienst West-Holland het rapport "Hoge druk aardgasleidingen in bestemmingsplan Buitengebied Voorschoten" met rapportnummer 2011002625 opgeleverd. Dit rapport is opgenomen als bijlage 10 bij dit bestemmingsplan.

De PR-6 contour van de beide hoge druk gasleidingen A560 en voor W353-01 ligt op de leiding. In het bestemmingsplan zijn geen objecten aanwezig of nieuwe objecten gepland binnen de PR-6 contour van de beide leidingen. Aan de PR grenswaarden wordt voldaan.

Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde. Voor leiding A560 is het groepsrisico 0.019 maal de oriëntatiewaarde en voor leiding W535-01 is het groepsrisico 0.0073 maal de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico verandert niet als gevolg van het bestemmingsplan. Volgens artikel 12 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is een groepsrisicoverantwoording verplicht als binnen het invloedsgebied van een hoge druk aardgasleiding de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object wordt toegeslaten. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe bebouwing toe binnen het effectgebied van beide leidingen. Een groepsverantwoording is dus niet nodig.

Overige leidingen en straalverbindingen

In het plangebied zijn tenslotte ook een aantal leidingen gelegen die weliswaar geen veiligheidsrisico met zich mee brengen maar, waarvan de belangen van de leidingenbeheerders gerespecteerd dienen te worden. Het betreft hierbij:

  • een drinkwatertransportleiding
  • een hoogspanningsverbinding en
  • een straalverbindingstraject.

De juridische regeling met betrekking tot deze voorzieningen is opgenomen in artikel 24, 25, 26 en 37 van de planregels. Voor een beknopte beschrijving van deze artikelen en voor een overzichtskaart van deze voorzieningen wordt hier kortheidshalve verwezen naar hoofdstuk 5.4 van deze toelichting.