32.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden die op de verbeelding voorzien zijn van de dubbelbestemming 'Waarde -
Beschermd stads- en dorpsgezicht' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en/of de versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden en/of elementen.
32.2 Bouwregels
Met betrekking tot de gronden als bedoeld in lid 32.1 gelden, in aanvulling op het bepaalde in artikel 3 tot en met 26 van dit plan, de volgende bepalingen:
-
a. het realiseren van de krachtens dit plan op de gronden in het plangebied gelegde bestemmingen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waardevolle landschaps- en bebouwingsstructuren en landschapselementen;
-
b. het realiseren van de krachtens dit plan op de gronden in het plangebied gelegde bestemmingen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waardevolle verkavelings- en waterstructuur zoals beschreven in de van deze planregels deel uitmakende bijlage IV (Toetsingskaart verkavelings- en waterstructuur);
-
c. het realiseren van de krachtens dit plan op de gronden in het plangebied gelegde bestemmingen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waardevolle landschapselementen zoals beschreven in de van deze planregels deel uitmakendebijlage V (Toetsingskaart waardevolle landschapselementen).
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op de in artikel 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
-
c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
-
d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
-
f. diepploegen, dat wil zeggen het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);
-
g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
-
h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
-
i. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
-
j. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
32.4.2 Uitzondering
Het in lid 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende vergunning;
-
d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
-
e. betrekking hebben op het normale beheer en/of onderzoek op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie';
-
f. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
32.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:
-
a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
-
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
-
c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
-
d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
32.4.4 Verlening
Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein c.q. de betreffende bestemming meest aangewezen instantie, zoals de Commissie Welstand en Monumenten, het Hoogheemraadschap, etc.