direct naar inhoud van Artikel 23 Wonen
Plan: Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0217bpBuwe2010-0130

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens voor maatschappelijke voorzieningen, verzorgende en ambachtelijke bedrijven en landelijke bedrijven met uitzondering van een manege;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horeca in categorie 1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' in combinatie met de aanduiding 'horeca' tevens voor verblijfsrecreatie voor groepen in de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2 per bouwvlak;
    • 2. sprake is van groepen die bestaan uit vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een in de ontheffing aangegeven korte, aaneengesloten periode.

al dan niet in combinatie met:

  • e. beroep en bedrijf aan huis;
  • f. parkeervoorzieningen;

en de daarbij behorende:

  • g. tuinen;
  • h. erven;
  • i. ontsluitingen, wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. water.
23.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' in combinatie met de aanduiding 'horeca' is ter plaatse van en aangrenzend aan een bouwvlak tevens een kleinschalige camping met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan, met dien verstand dat:

  • a. niet meer dan 10 kampeermiddelen per bouwvlak worden geplaatst;
  • b. kampeermiddelen uitsluitend zijn toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • c. de kampeermiddelen landschappelijk worden ingepast;
  • d. de bouw van recreatiewoningen en het plaatsen van stacaravans niet is toegestaan;
  • e. uitsluitend recreatief nachtverblijf is toegestaan.
23.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' mogen de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens gebruikt worden voor een paardenbak.

23.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' mogen de in lid 23.1.1 bedoelde gronden tevens gebruikt worden voor niet meer dan 5 trekkershutten.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 23.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. binnen ieder bouwvlak met de aanduiding 'vrijstaand' mag één vrijstaande woning worden gebouwd;
  • b. binnen ieder bouwvlak met de aanduiding 'twee-aaneen' mag één halfvrijstaande of één vrijstaande woning worden gebouwd;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • d. de bebouwde oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 75%, tenzij anders is aangegeven;
  • e. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'karakteristiek' de bestaande goot- en bouwhoogte niet worden gewijzigd, zoals deze feitelijk gerealiseerd zijn dan wel mogen worden gerealiseerd ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan;
  • h. de breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 4,5 meter;
  • i. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' gelden de volgende bouwregels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de trekkershutten mag niet meer bedragen dan 100 m2;
    • 2. de hoogte van de trekkershutten mag niet meer bedragen dan 3 meter.

23.2.2 Erfbebouwing

Ten aanzien van de in lid 23.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bijgebouwen, hobbyruimten, dierenverblijven en plantenkassen de volgende bouwregels:

  • a. erfbebouwing, met uitzondering van dierenverblijven, mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' en 'horeca' mag tevens bedrijfsbebouwing worden opgericht;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw, hobbyruimten, dierenverblijven en plantenkassen ten hoogste gelijk mag zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwvlaag van de woning;
  • c. de bouwhoogte van een bijgebouw, hobbyruimten, dierenverblijven en plantenkassen mag niet meer bedragen dan 6 meter.

23.2.3 Andere bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 23.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van andere bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van de woning mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' mag een overkapping worden opgericht waarvan de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van de woning mag niet meer bedragen dan 2,8 meter.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het bepaalde in lid 23.2 ten behoeve van de situering en grondoppervlakte van hoofdgebouwen door het nader bepalen van bebouwingsgrenzen, waarbij:

  • a. de situering van de voorgevelbouwgrens nader kan worden bepaald;
  • b. de diepte van woningen (afstand tussen voorgevel- en achtergevelbouwgrens) nader kan worden bepaald;
  • c. de afstanden nader kunnen worden bepaald van vrijstaande woningen tot:
    • 1. de perceelsgrenzen;
    • 2. woningen onderling;
    • 3. monumenten en karakteristieke bebouwing.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 23.2.1 onder g ten behoeve van het veranderen van de genoemde maatvoeringen, onder de voorwaarde dat:
    • 1. het een herstel van de cultuurhistorische waarde betreft en/of;
    • 2. de cultuurhistorische waarde van de gebouwen niet in onevenredige mate wordt aangetast;
    • 3. bij monumenten alvorens schriftelijk advies is gevraagd aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
  • b. lid 23.2.2 ten behoeve van de bouw van een aan de woning aangebouwde praktijkruimte, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter.

23.4.2 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1.1 ten behoeve van het realiseren van een paardenbak ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij, onder de voorwaarde dat:

  • a. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m;
  • b. de bouwhoogte van een hek rondom de paardenbak niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • c. de paardenbak als volgt wordt gesitueerd:
    • 1. achter het hoofdgebouw;
    • 2. maximaal 50 m achter de bestaande, legale bebouwing binnen het bouwvlak;
    • 3. minimaal 25 m van woningen van derden;
  • d. de paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
  • e. verlichting bij een paardenbak niet is toegestaan;
  • f. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt.

23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 Wooneenheden

ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' is de huisvesting van het aantal huishoudens, zoals aangegeven, toegestaan, met dien verstande dat de bouwregels van toepassing blijven voor één woning.

23.5.2 Inwoning

Het is toegestaan om een deel van de wooneenheid of bijbehorend bouwwerk bij een wooneenheid als afhankelijke woonruimte (inwoning) te gebruiken, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben; het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

23.5.3 Beroep en bedrijf aan huis
  • a. Er is beroep en bedrijf (tot maximaal categorie 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten) aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie.
  • b. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de wooneenheid, met een maximum van 50 m2.

23.5.4 Bed & breakfast

Voor het uitoefenen van een bed & breakfast mogen maximaal 5 kamers per bouwperceel worden gebruikt met een maximum van tien slaapplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  • b. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  • d. de bedrijfsvoering van de bed & breakfast uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend.