19.1 Vrijwaringszone molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone molenbiotoop' gelden de volgende regels:
-
a. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht die hoger is dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
-
b. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend uit het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van de bebouwing en beplanting niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en middelpunt van de woning, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
-
c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde hiervoor indien:
-
1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege de aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
-
2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
-
d. binnen de vrijwaringszone is het verboden om zonder omgevingsvergunning beplanting aan te leggen die in volwassen vorm de onder a en b genoemde hoogte overschrijdt;
-
e. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verlenen indien door de beplanting het belang van de bescherming van de vrije windvang en belangrijke zichtlijnen niet onevenredig wordt geschaad, waarbij tevens de belangen van de aanvrager van een afwijking of omgevingsvergunning worden afgewogen;
-
f. alvorens omtrent het verlenen van een afwijking of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de molen.