direct naar inhoud van REGELS
Plan: Holy-Zuidoost Midden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0206bpHzom2009-0030

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 BEGRIPPEN

In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Holy-Zuidoost Midden" van de gemeente Vlaardingen met identificatienummer NL.IMRO.0622.0206bpHzom2009-0030 van de gemeente Vlaardingen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 abri:

wachthuisje of schuilplaats, bijvoorbeeld bij tram- of bushalte.

1.6 achtererf:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.7 achtergevel:

de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd.

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf aan huis:

een bedrijf dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten of voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dat door zijn beperkte omvang, uitstraling en hinder in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.11 begane grond:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.12 beroep aan huis:

een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten, dat door zijn beperkte omvang, uitstraling en hinder in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.

1.17 bijgebouw:

een vrijstaand of op zichzelf staand gebouw, bestaande uit één bouwlaag, ten dienste van en ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, zoals een garage, hobbyruimte, prieel of berging alsmede hobbykassen en huisdierenverblijven.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.26 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (waaronder een belwinkel en een internetcafé); zulks met uitzondering van horeca-activiteiten en seksinrichtingen.

1.27 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming het gebruik van deze inrichting niet verbiedt.

1.28 erfbebouwing:

het uitbreiden van de woning met een aan- en/of een uitbouw en/of het plaatsen van bijgebouwen en/of overkappingen. Aan- en uitbouwen die in het bouwvlak zijn gelegen, worden niet gezien als erfbebouwing.

1.29 erker:

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voor- en/of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.30 garageboxen:

gebouwen bestemd voor stalling van motorvoertuigen.

1.31 gastouderopvang:

een specifieke vorm van kinderopvang in de eigen woning van de gastouder of woning waar de kinderen woonachtig zijn met, op grond van de wet kinderopvang, een maximum van 6 kindplaatsen, waarbij ook de eigen kinderen tot 10 jaar meetellen.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 gestapelde woning:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid is gewaarborgd, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau.

1.34 gevellijn:

de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.35 grondgebonden woning:

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.37 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.

Het onderscheid in de volgende typen is relevant:

  • 1. Categorie 1: Lichte horeca / dagzaken (automatiek, broodjeszaak, lunchroom, ijssalon, traiteur / afhaalcentrum). Hierbij gaat het om winkelondersteunende horeca, zonder alcoholvergunning. Het voornaamste criterium is de Winkeltijdenwet, wat inhoudt maandag tot en met zaterdag geopend tot maximaal 22.00 uur en op koopzondagen. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Voor bepaalde zaken geldt dat zij wel op zondag geopend mogen zijn, omdat zij vallen onder het vrijstellingenbesluit (artikel10b van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet).
  • 2. Categorie 2: Horeca (restaurant, bistro, hotel, shoarma, snackbar, proeflokaal met eten). Onder deze categorie vallen horeca-inrichtingen waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van maaltijden / eten. Alleen hebben zij of een drank- & horecavergunning zoals bistro, restaurant, eetcafé en/of zijn zij buiten de tijden van de Winkelwet geopend en hebben een verkeersaantrekkende werking zoals shoarma- en pizzeriazaken. Tevens kunnen zij over een bezorg- of afhaalservice beschikken, waardoor zij aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken. Ook bedrijven en inrichtingen gericht op het verschaffen van logies, al of niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of drank, vallen onder deze categorie.
  • 3. Categorie 3: Middelzware horeca (grand café, proeflokaal, snooker- en biljartcentrum). In deze categorie zitten de horecabedrijven waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en die voor een goed functioneren ook een gedeelte van de nacht geopend zijn. Daardoor kunnen zij aanmerkelijke hinder voor de omgeving met zich meebrengen.
  • 4. Categorie 4: Zware horeca (dancing / discotheek, bar / nachtclub, zalenverhuur / partycentrum, casino of amusementscentrum met horeca). Met de zware horeca worden de zaken aangeduid die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers hebben en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Het casino of amusementscentrum met horeca is ook bij deze categorie zware horeca geplaatst, gelet op de bijzondere wetgeving waarmee deze vorm van vrijetijdsbesteding te maken heeft.
  • 5. Paracommerciële horeca – aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca zoals sportkantines, sociaal-culturele en educatieve instellingen en instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.
  • 6. Coffeeshops – een alcoholvrije inrichting waarin de kleinschalige verkoop van cannabisproducten wordt gedoogd, al of niet voor gebruik ter plaatse.
1.38 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.39 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodaties.

1.40 kunstwerk:

Een constructie ten dienste van civieltechnische en/of infrastructurele voorzieningen, zoals een brug, een dam, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening; vliesconstructies en duikers daaronder niet begrepen.

1.41 maaiveld:

de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van een bouwwerk, al dan niet na ophoging van de gronden.

1.42 maatschappelijk:

het uitoefenen van activiteiten gericht op de zorg en kinderopvang en sociale, culturele, medische, maatschappelijke, educatieve, religieuze en openbare dienstverlening.

1.43 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.44 nutvoorziening:

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.45 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.46 onderhuis:

het onder de begane grondvloer van woningen gelegen gedeelte van een gebouw, dat tenzij in deze regels anders is bepaald, uitsluitend niet voor bewoning bestemde ruimte omvat.

1.47 onderwijsvoorziening:

educatieve voorziening van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.

1.48 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.49 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papieren plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.51 voorgevel:

de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in tweede instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd.

1.52 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tussen de perceelsgrenzen.

1.53 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond.

1.54 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.55 woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.56 perifere detailhandel

detailhandel in goederen die, gezien de aard en omvang van de aangeboden goederen, in woon- en winkelwijken niet of minder goed zijn in te passen.

1.57 bebouwbaar erf

de gronden bij een hoofdgebouw die 1 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen; als een bouwperceel met het voor- en zijerf grenst aan het openbaar gebied (bijvoorbeeld bij hoekwoningen) tevens de gronden die achter die zijgevellijn zijn gelegen; als een bouwperceel met het achtererf grenst aan het openbaar gebied tevens de gronden tot 1 meter uit de achterste perceelsgrens. Bij toepassing van deze regel worden het pad dat is gelegen tussen erven -dat dient ter ontsluiting van die erven-, en een parkeerterrein dat is gelegen tussen erven, niet tot het openbaar gebied gerekend.

Artikel 2 WIJZE VAN METEN

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 peil:
  • 1. voor gebouwen waarvan de toegang aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.6 woonvloeroppervlakte:

wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van alle ruimten binnen de woning met een hoogte boven de vloer van meer dan 2,10 m en met inbegrip van aanbouwen, worden opgeteld.

2.7 ondergrondse bouwdiepte:

vanaf het peil tot aan de onderkant van de laagst gelegen vloer, de fundering niet meegerekend.

2.8 vloeroppervlakte:

van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en boven peil.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;

en de daarbij behorende:

  • b. bergingen;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. ontsluitingen, wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water.

3.2 BOUWREGELS

Gebouwen

  • a. Er mogen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Andere bouwwerken

  • d. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • e. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • f. De bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheidingen en/of windschermen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • g. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 4 Gemengd

4.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel;
  • b. bedrijfsactiviteiten in de vorm van reparatie ten behoeve van betreffende detailhandel;
  • c. maatschappelijke voorzieningen en activiteiten.

al dan niet in combinatie met:

  • d. bergingen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. ontsluitingen, wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. kunstwerken;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water.

4.2 BOUWREGELS

Gebouwen

  • a. Er mogen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. Per bouwperceel is slechts één hoofdgebouw toegestaan;
  • d. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

Andere bouwwerken

  • e. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • f. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • g. De bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheidingen en/of windschermen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • h. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter.

Artikel 5 Groen

5.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. plantsoenen en parken;
  • c. bermen en beplanting;

al dan niet in combinatie met:

  • d. ontsluitingen, wegen en paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. kunstwerken;
  • i. water;
  • j. oevers;
  • k. oeververbindingen.

5.2 BOUWREGELS

Gebouwen

  • a. De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m², zulks met uitzondering van abri's, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Andere bouwwerken

  • c. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • d. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. De oppervlakte per overkapping mag niet meer bedragen dan 30m²;
  • f. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • g. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

5.3 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van overkappingen zoals muziektenten met een maximum oppervlakte van 100 m² en een maximum bouwhoogte van 5 meter.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen en activiteiten;

al dan niet in combinatie met:

  • b. detailhandel;
  • c. horeca;
  • d. kantoren;

en de daarbij behorende:

  • e. bergingen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. ontsluitingen, wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. straatmeubilair;
  • k. kunstwerken;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water.

6.2 BOUWREGELS

Gebouwen

  • a. Er mogen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

Andere bouwwerken

  • d. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. Per bouwperceel mag slechts één overkapping worden gebouwd;
  • g. De oppervlakte per overkapping mag niet meer bedragen dan 30m²;
  • h. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • i. De bouwhoogte van terreinafscheidingen en/of windschermen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • j. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter.

6.3 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor de bouwregels voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak;
  • b. Het gezamenlijke oppervlak aan gebouwen buiten het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 20 m2 per bouwperceel.
  • c. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

6.4 SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS
  • a. Detailhandel is slechts toegestaan als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de maatschappelijke voorziening;
  • b. Horeca is slechts toegestaan als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de maatschappelijke voorziening;
  • c. Kantoren zijn slechts toegestaan als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de maatschappelijke voorziening.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte dat wordt gebruikt voor detailhandel, horeca en/of kantoren mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de maatschappelijke voorziening.

Artikel 7 Maatschappelijk - Onderwijs

7.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Maatschappelijk - Onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijsvoorzieningen en activiteiten;

en de daarbij behorende:

  • b. bergingen;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. ontsluitingen, wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. kunstwerken;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water.

7.2 BOUWREGELS

Gebouwen

  • a. Er mogen gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. Per bouwperceel is slechts één hoofdgebouw toegestaan;
  • d. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

Andere bouwwerken

  • e. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • f. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. Per bouwperceel mag slechts één overkapping worden gebouwd;
  • h. De oppervlakte per overkapping mag niet meer bedragen dan 30m²;
  • i. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • j. De bouwhoogte van terreinafscheidingen en/of windschermen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • k. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter.

7.3 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor de bouwregels voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak;
  • b. Het gezamenlijke oppervlak aan gebouwen buiten het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 20 m2 per bouwperceel.
  • c. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

Artikel 8 Tuin

8.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. ontsluitingen, wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen.

8.2 BOUWREGELS

Gebouwen

  • a. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Erkers en toegangsportalen

  • b. Er mogen erkers en toegangsportalen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van de bebouwing van de aangrenzende bestemming Wonen - 1;
  • c. Erkers en toegangsportalen mogen aan de voorgevel van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. Erkers mogen aan de zijgevel van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd, mits er sprake is van een hoekwoning;
  • e. De gezamenlijke breedte van erkers en toegangsportalen mag per gevel niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw;
  • f. De diepte van erkers en toegangsportalen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;
  • g. De afstand van erkers en toegangsportalen tot aan de voorliggende perceelgrens mag niet minder bedragen dan 0,5 meter;
  • h. De breedte van een erker per gevel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw;
  • i. De breedte van een toegangsportaal mag niet meer bedragen dan 1/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • j. De bouwhoogte van erkers en toegangsportalen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.

Andere bouwwerken

  • k. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • l. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd;
  • m. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding op het zijerf dat grenst aan het openbaar gebied wordt gebouwd;
  • n. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn of op het zijerf dat niet grenst aan het openbaar gebied wordt gebouwd;
  • o. De bouwhoogte van bouwwerken, geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

8.3 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 ten behoeve van de realisatie van erf- of terreinafscheidingen op:

  • a. het zijerf van een hoekwoning dat haaks is gelegen op het voorerf van de aangrenzende aaneengebouwde woning, waarbij de bouwhoogte van de erf- of terreinafscheiding niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • b. het voorerf van een hoekwoning dat haaks is gelegen op het voorerf van de aangrenzende, aaneengebouwde woning, waarbij de bouwhoogte van de erf- of terreinafscheiding niet meer mag bedragen dan 2 meter.

8.4 WIJZIGINGSBEVOEGDHEID

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Tuin te wijzigen in de bestemming Wonen - 1 ten behoeve van het mogelijk maken van erfbebouwing bij het bijbehorende hoofdgebouw, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.

Artikel 9 Verkeer

9.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;

al dan niet in combinatie met:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. kunstwerken;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. oevers;
  • j. oeververbindingen.

9.2 BOUWREGELS

Gebouwen

  • a. Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut, alsmede abri's, worden gebouwd;
  • b. De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m², zulks met uitzondering van abri's, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 m²;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Andere bouwwerken

  • d. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • e. De bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten en voorzieningen voor bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • f. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

al dan niet in combinatie met:

  • b. beroep en bedrijf aan huis;
  • c. gastouderopvang;

en de daarbij behorende:

  • d. bergingen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. ontsluitingen, wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water.

10.2 BOUWREGELS

Hoofdgebouwen

  • a. Er mogen hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • b. Hoofdgebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. Per bouwperceel slechts één hoofdgebouw toegestaan;
  • d. De bouw- en goothoogte van een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend garageboxen zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

Erfbebouwing

  • g. Erfbebouwing mag op het bebouwbaar erf van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd;
  • h. De gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 50 m2 per bouwperceel;
  • i. Per bouwperceel is slechts één overkapping toegestaan, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20m²;
  • j. De gronden gelegen achter de achtergevel van de hoofdgebouwen tussen de zijgevel(s) en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren dienen voor tenminste 60% van de oppervlakte onbebouwd en onoverdekt blijven; in afwijking daarvan is, indien de oppervlakte van het erf minder bedraagt dan 45 m2,in ieder geval erfbebouwing toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van 12 m2;
  • k. Van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter;
  • l. Van aan- en uitbouwen mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • m. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, bij hoofdgebouwen die bestaan uit één bouwlaag;
  • n. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw plus 0,80 meter, bij hoofdgebouwen die bestaan uit meer dan één bouwlaag;
  • o. De diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het smalste naastgelegen hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
  • p. De afstand van erfbebouwing aan de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de voorgevellijn mag niet minder bedragen dan 3 meter als het zijerf grenst aan het openbaar gebied;
  • q. De breedte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • r. De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 2 meter;

Andere bouwwerken

  • s. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • t. De bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- en/of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd;
  • u. De bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- en/of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd;
  • v. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.

10.3 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub j. voor het toestaan van erfbebouwing tot een gezamenlijke oppervlakte van 50%, onder voorwaarde dat de gebruiksmogelijkheden van en zon- en daglichttoetreding op aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub e. en r. voor het toestaan van een grotere ondergrondse bouwdiepte ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bouwwerken, met dien verstande dat de ondergrondse bouwdiepte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub d voor het toestaan van een maximale bouwhoogte van 9 meter.

10.4 SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS

Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

Inwoning

  • a. Per woning is slechts één wooneenheid toegestaan;
  • b. Het is toegestaan om een deel van de wooneenheid of bijbehorend bouwwerk bij een wooneenheid als afhankelijke woonruimte (inwoning) te gebruiken, met dien verstande dat:
  • c. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • d. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • f. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • g. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben; het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • h. maximaal 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Beroep en bedrijf aan huis

  • i. Beroep en/of bedrijf (tot maximaal categorie 2 van de als bijlage bij de regels opgenomen ) aan huis is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • j. De gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt door beroep en/of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50m².

Artikel 11 Wonen - 2

11.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

al dan niet in combinatie met:

  • b. beroep en bedrijf aan huis;
  • c. gastouderopvang;

en de daarbij behorende:

  • d. bergingen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. ontsluitingen, wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water.

11.2 BOUWREGELS

Hoofdgebouwen

  • a. Er mogen hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • b. Als hoofdgebouwen mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • c. Hoofdgebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. De bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

11.3 SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

Onderhuis

  • a. Bij hoofdgebouwen met meer dan 5 bouwlagen dient de begane grondlaag ingericht te worden als onderhuis. Deze laag mag uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van huishoudelijke berg- en werkruimten, autoboxen, alsmede centrale voorzieningen.

Beroep en bedrijf aan huis

  • b. Beroep en/of bedrijf (tot maximaal categorie 2 van de als bijlage bij de regels opgenomen ) aan huis is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • c. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt door beroep en/of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50m².

11.4 AFWIJKEN VAN DE GEBRUIKSREGELS

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 onder a. voor het toestaan van praktijkruimten ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis met inachtneming van het bepaalde in lid 11.3 onder b. met een maximum vloeroppervlakte van 50m².

Artikel 12 Wonen - Uit te werken

12.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING

De voor Wonen - Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bijzondere woonvormen;

al dan niet in combinatie met:

  • c. beroep en bedrijf aan huis;
  • d. gastouderopvang;

en de daarbij behorende:

  • e. bergingen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. ontsluitingen, wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. kunstwerken;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water.

12.2 UITWERKINGSREGELS

Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden gelden de volgende uitwerkingsregels:

  • a. binnen de bestemming mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd,
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. langs de grenzen van een bouwvlak mogen de achtererven van de eerstelijns woningen niet in de richting van die grens van het bouwvlak worden georiënteerd;
  • f. langs de grenzen van een bouwvlak langs de Lepelaarsingel, het centrale park en/of de Zwanensingel dient de voorzijde van de eerstelijns woningen in de richting van die grens van het bouwvlak te worden georiënteerd;
  • g. langs de grenzen van het bouwvlak langs de Lepelaarsingel en/of de Zwanensingel dienen de eerstelijns woningen aaneengesloten te worden gerealiseerd, desgewenst met uitzondering van een tussenpad ter ontsluiting van achtertuinen;
  • h. langs de grens van het bouwvlak langs de Zwanensingel mag de bouwhoogte van de eerstelijns woningen niet minder bedragen dan 3 meter hoger dan de bouwhoogte van de overige woningen in dat bouwvlak;
  • i. burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een uitwerking van het plan, mits is aangetoond dat deze uitvoerbaar is gelet op:
  • 1. luchtkwaliteit;
  • 2. geluid;
  • 3. bodemkwaliteit;
  • 4. watertoets;
  • 5. archeologie en cultuurhistorie;
  • 6. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
  • 7. ecologie (toetsing Flora- en faunawet);
  • 8. economische uitvoerbaarheid.

12.3 BOUWREGELS

Bouwverbod

Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden geldt dat het bouwen van bouwwerken uitsluitend is toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat in werking is getreden.

12.4 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.3 zolang de uitwerking nog niet in werking is getreden, onder de voorwaarde dat het bouwplan past binnen het ontwerp, dan wel een door een burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een ontwerp en/of vastgesteld uitwerkingsplan afwijken van het bepaalde in 12.2 onder h met betrekking tot de minimale bouwhoogte van de eerstelijns woningen aan de Zwanensingel als er sprake is van andere al dan niet bouwkundige maatregelen die wezenlijk bijdragen aan het reduceren van het geluidniveau in dat bouwvlak.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning en/of uitwerkingsplan afwijken van het bepaalde in 12.2 onder c met betrekking tot het toegestane maximale aantal woningen in een bouwvlak, onder de voorwaarde dat het maximale aantal (nieuwe) woningen in woonveld B niet meer dan 75 en in woonveld C niet meer dan 177 mag bedragen.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1

13.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
  • a. De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.
  • b. Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 1 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 1.

13.2 BOUWREGELS
  • a. Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
  • b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, én de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorwaarden te verbinden. Het betreft de volgende voorwaarden: de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de bouw te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • c. Ten behoeve van het bepaalde in lid 13.2 onder b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog.
  • d. Het bepaalde in lid 13.2 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw en/of bouwwerk, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
  • e. Het bepaalde in lid 13.2 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder maaiveld van ten hoogste 30 centimeter.

13.3 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET UITVOEREN VAN WERKEN, GEEN BOUWWERK ZIJNDE, OF VAN WERKZAAMHEDEN

Verbod op werken, geen bouwwerken zijnde, aanlegvergunning

  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden wegen of paden aan te leggen en andere oppervlakteverhardingen aan te brengen.
  • b. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden diepwortelende beplanting en bomen aan te brengen.
  • c. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen te rooien.
  • d. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden andere kabels en leidingen aan te leggen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur aan te brengen.
  • e. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden heiwerkzaamheden uit te voeren of het op een andere wijze voorwerpen in de bodem in te graven en te drijven.
  • f. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden grondbewerkingen uit te voeren, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.
  • g. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden sloten, vijvers en andere wateren aan te leggen, te vergraven, te verruimen of te dempen.
  • h. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden permanent goederen op te slaan.

Uitzondering

  • i. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden waarvan de bodemverstoring niet dieper gaat dan 30 centimeter onder maaiveld.
  • j. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
  • k. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen.
  • l. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • m. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het verrichten van archeologisch onderzoek.

Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

  • n. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het (mogelijk) aanwezige archeologische materiaal en een rapport wordt overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is onderzocht waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders is gebleken dat het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

Adviesprocedure

  • o. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld onder sub a. tot en met h. wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijk archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de archeologische waarden van het terrein onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

13.4 WIJZIGINGSBEVOEGDHEID

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2

14.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
  • a. De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden.
  • b. Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 2 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 2.

14.2 BOUWREGELS
  • a. Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
  • b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, én de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorwaarden te verbinden. Het betreft de volgende voorwaarden: de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de bouw te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • c. Ten behoeve van het bepaalde in lid 14.2 onder b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog.
  • d. Het bepaalde in lid 14.2 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw en/of bouwwerk, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • e. Het bepaalde in lid 14.2 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder maaiveld van ten hoogste 30 centimeter;
  • f. Het bepaalde in lid 14.2 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een omvang van minder dan 100 m², voor zover dit ook is toegestaan in de daar voorkomende bestemming(en).

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Verbod op werken, geen bouwwerken zijnde, aanlegvergunning

  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden wegen of paden aan te leggen en andere oppervlakteverhardingen aan te brengen.
  • b. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden diepwortelende beplanting en bomen aan te brengen.
  • c. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen te rooien.
  • d. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden andere kabels en leidingen aan te leggen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur aan te brengen.
  • e. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden heiwerkzaamheden uit te voeren of het op een andere wijze voorwerpen in de bodem in te graven en te drijven.
  • f. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden grondbewerkingen uit te voeren, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.
  • g. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden sloten, vijvers en andere wateren aan te leggen, te vergraven, te verruimen of te dempen.
  • h. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden permanent goederen op te slaan.

Uitzondering

  • i. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden waarvan de bodemverstoring niet dieper gaat dan 30 centimeter onder maaiveld.
  • j. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100m².
  • k. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
  • l. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen.
  • m. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die betrekking hebben op reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • n. Het verbod zoals bedoeld onder sub a. tot en met h. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het verrichten van archeologisch onderzoek.

Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

  • o. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het (mogelijk) aanwezige archeologische materiaal en een rapport wordt overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is onderzocht waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders is gebleken dat het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

Adviesprocedure

  • p. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld onder sub a. tot en met h. wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijk archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de archeologische waarden van het terrein onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

14.4 WIJZIGINGSBEVOEGDHEID

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 15 ANTI-DUBBELTELREGEL

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 ALGEMENE BOUWREGELS

16.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons, galerijen en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt en ten behoeve van de balkons en galerijen bij flatgebouwen niet meer dan 2,5 meter.

16.2 Bestaande en vergunde maatvoering en situering
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden, maar waarvan de bestaande situering, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden, maar waarvan de bestaande situering, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden, maar waarvan de bestaande situering afwijkt van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat de afwijkende situering van toepassing blijft.
  • d. In het geval van herbouw is het bepaalde in lid a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats

Artikel 17 ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

17.1 Strijdig gebruik

Opslag

  • a. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Seksinrichtingen

  • c. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.

Bewoning van bijbehorende bouwwerken

  • d. Tot een strijdig gebruik van bijbehorende bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik als permanente of tijdelijke woning.

Kamerbewoning

  • e. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor kamerbewoning, niet zijnde afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg.

17.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels omtrent het gebruik van gronden en gebouwen, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

17.3 Algemene bepalingen over afwijkend gebruik

Voor een hoofdgebouw, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkintreding van het bestemmingsplan aanwezig is, maar waarvan het bestaande gebruik afwijkt van de bepaling in de gebruiksregels ten aanzien van het toegestane gebruik (van het hoofdgebouw) ten behoeve van (maximaal) één woning, geldt dat het bestaande aantal woningen, dat meer bedraagt dan is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden.

Artikel 18 ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS

18.1 Geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ geldt een zone vanwege een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
  • b. Nieuwe geluidgevoelige objecten zijn slechts toegestaan indien de geluidbelasting vanwege de gezoneerde industrieterreinen op de betreffende gevels niet hoger is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

Artikel 19 ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS

19.1 Afwijken van voorgeschreven maatvoering

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels voorgeschreven maatvoering, met ten hoogste 10%.

19.2 Aanpassen van wegen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

19.3 Overschrijden van bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

19.4 Vergroten bouwhoogte van andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter.

19.5 Vergroten bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de hierna genoemde voorwaarden:
  • b. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. niet zijn toegestaan.
  • c. installaties op of aan een gebouw alleen zijn toegestaan op hoge gebouwen, bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand; met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien; afwijken hiervan is zonodig mogelijk in overleg met de monumentencommissie en alleen wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doet aan de aanwezige kwaliteiten.

19.6 Toestaan van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van het realiseren van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut, zoals abri's, nutsvoorzieningen, dienstgebouwen ten behoeve van het onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen en speelplaatsen, mits deze gebouwtjes geen grotere inhoud hebben dan 50 m3.

Artikel 20 ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS

20.1 Overschrijding van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

20.2 Overschrijding van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

20.3 Wijzigen van Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van bijlage , indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

20.4 Aanpassing van bepalingen die verwijzen naar wettelijke regelingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen regels, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, te wijzigen indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan worden gewijzigd.

Artikel 21 PARKEREN

21.1 Parkeernormen

Bij nieuwbouw en functiewijziging dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernota.

21.2 Strijdig gebruik

Bij een functiewijziging wordt het gebruik van gronden en bouwwerken zonder het bepaalde in de gemeentelijke parkeernota in acht te nemen, als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan aangemerkt.

21.3 Afwijken van de parkeernota
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de parkeernormen in de parkeernota indien het voldoen aan die bepalingen naar het oordeel van Burgemeester en wethouders door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de parkeernormen in de parkeernota indien het voldoen aan die bepalingen naar het oordeel van Burgemeester en wethouders op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 22 OVERGANGSRECHT

22.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
  • b. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
  • c. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • e. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 SLOTREGEL

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Holy-Zuidoost Midden".