direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Park Hoog Lede
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0205bpPahl2009-0040

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouwen en/of in uit-/aanbouwen, met dien verstande dat in totaal maximaal 30 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en/of uit-/aanbouwen gebruikt mag worden ten behoeve van het beroep aan huis;
  • b. parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' op de verbeelding;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. paden;
  • f. bouwwerken;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen, al dan niet ondergronds gelegen, ten behoeve van een warmte-koudeopslag.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen (inclusief trappenhuizen) mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient op de gevellijn te worden gebouwd;
  • c. binnen een bouwvlak, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven bouwaanduiding;
      • 'twee-aaneen', zijn twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
      • 'aaneengebouwd', zijn aaneengebouwde woningen toegestaan;
      • 'vrijstaand', zijn vrijstaande woningen toegestaan;
      • 'gestapeld', zijn gestapelde woningen toegestaan;
      • 'specifieke bouwaanduiding - patio', zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan;
  • d. voor aaneengebouwde woningen, twee- aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen geldt dat er per woning maximaal 2 bouwlagen plus een kap gebouwd mogen worden;
  • e. voor gestapelde woningen geldt dat er per bouwvlak maximaal 7 bouwlagen mogen worden gebouwd en geen kap;
  • f. voor patiowoningen geldt dat er per woning maximaal 2 bouwlagen mogen worden gebouwd en geen kap;
  • g. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden gebouwd dan het aantal dat in het bouwvlak is weergegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • h. de afstand vanaf een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij twee-aaneengebouwde woningen minimaal 2 meter aan één zijde;
    • 2. bij vrijstaande woningen minimaal 2 meter aan beide zijden van het hoofdgebouw;
  • i. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter, behoudens gestapelde woningen en patiowoningen;
  • j. de goothoogte van aaneengebouwde woningen, twee- aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  • k. de bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding, met dien verstande dat waar de verbeelding een maximale bouwhoogte van 3,5 meter aangeeft, de maximale bouwhoogte ter plaatse met 1,5 meter mag worden overschreden ten behoeve van het realiseren van een borstwering;
  • l. de bouwhoogte van patiowoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • m. de maximale bebouwde oppervlakte van twee-aaneengebouwde woningen bedraagt per woning 80 m² bvo;
  • n. de maximale bebouwde oppervlakte van vrijstaande woningen bedraagt per woning 90 m² bvo, met uitzondering van de vrijstaande woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' op de verbeelding;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' op de verbeelding, bedraagt de maximale bebouwde oppervlakte van de woning 140 m² bvo.

9.2.2 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m².

9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bij twee-aaneengebouwde en vrijstaande woningen mag, per woning, één aanbouw of uitbouw of bijgebouw worden gebouwd, danwel een aaneengesloten combinatie van één aanbouw en één uitbouw;
  • b. een aanbouw, uitbouw, of bijgebouw hoeft niet te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. de bebouwde oppervlakte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag in totaal niet meer bedragen dan maximaal 35 m² bvo;
  • d. een aanbouw of uitbouw moet in ieder geval worden gerealiseerd aan (een deel van) de zijgevel van de woning en daarbij bedraagt de afstand tussen de gevellijn en de aanbouw of uitbouw minimaal 5,5 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw bedraagt maximaal 3,5 meter zonder kap en 5,5 meter met kap;
  • f. de maximale breedte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw bedraagt 3,5 meter;
  • g. een aanbouw, uitbouw of bijgebouw dient minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan de openbare ruimte te worden gebouwd;
  • h. bij aaneengebouwde woningen, gestapelde woningen en patiowoningen mogen geen aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen worden gebouwd;
  • i. onder de hoofdgebouwen, met uitzondering van gestapelde woningen, mag, per woning, één kelder worden gebouwd met een maximaal vloeroppervlak van 25 m² bvo die niet dieper mag steken dan 4 meter beneden N.A.P.;
  • j. bij een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' op de verbeelding, zijn aan-, en uitbouwen en/of bijgebouwen niet toegestaan.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van de (onderdelen van) voorzieningen voor warmte-koudeopslag.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het aanbouwen of bijgebouwen betreft;
  • b. kamerbewoning;
  • c. bewoning als afhankelijke woonruimte (inwoning);
  • d. seksinrichtingen.

9.4 Afwijking van de gebruiksregels
9.4.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
      • geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van een bedrijf, dat onder de werking van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) valt en/of vergunningsplichtig is op grond van artikel 2.1 lid 1 sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), tenzij het desbetreffende gebruik door middel van de geldende en/of te stellen voorschriften aanvaardbaar is;
      • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
      • het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • b. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • c. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • d. het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en/of uit-/ aanbouwen dat in gebruik mag zijn ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in totaal maximaal 30 m² bedraagt.

9.4.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3 sub a en sub b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw (en aanbouw/uitbouw) of bijgebouw bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² vloeroppervlak van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.