direct naar inhoud van Artikel 21 Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
Plan: Holy-Zuidwest
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0200bpHozw2009-0040

Artikel 21 Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

21.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 2 zijn bestemd voor gronden met de kwalificatie 'AMK-terrein' en zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

21.2 Voorrangsregeling
  • a. Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde-Archeologie 2 als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde-Archeologie 2.

21.3 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de in 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden;

  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd indien:
    1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning voorwaarden te verbinden. Deze voorwaarden zijn:
      • de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
      • de verplichting de bouw te laten begeleiden door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
  • c. ten behoeve van het bepaalde in 21.3 onder b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog;
  • d. het bepaalde in 21.3 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw en/of bouwwerk, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; 2. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder maaiveld van ten hoogste 30 centimeter.

21.4 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie 2 bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het ophogen van de bodem;
  • 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • 6. het uitvoeren van graafwerkzaamheden of grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

  • b. Het onder 21.4 onder a bepaalde is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • 3. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen door een daartoe erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd.

  • c. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 21.4 onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

  • d. Voor zover de onder 21.4 onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen voorwaarden aan het verlenen van een aanlegvergunning worden verbonden. Deze voorwaarden kunnen zijn:
  • 1. de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij op het gebied van de archeologisch monumentenzorg.

  • e. De aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • f. Alvorens over een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog.