direct naar inhoud van Regels
Plan: Vijfheerenlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0620.bp0027-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Vijfheerenlanden', met identificatienummer NL.IMRO.0620.bp0027-VG01 van de gemeente Vianen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage:

het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.

1.7 bedrijf aan huis:

een bedrijf dat vanwege zijn kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waaronder mede een bed&breakfast is begrepen.

1.8 beroep aan huis:

een dienstverlenend of kunstzinnig beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 carport:

een overkapping voor de stalling van een auto, zonder eigen zijwanden met dien verstande dat wel zijwanden zijn toegestaan die worden gevormd door de wand van een ander bouwwerk, zoals bijvoorbeeld de zijgevel van de woning, of een erfafscheiding, mits de naar de weg gekeerde zijde van de carport geheel open blijft.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 gestapelde woning:

woning die is gestapeld met twee of meer andere woningen of indien de bestemming dat toelaat, met één of meer andere functies.

1.23 gevellijn:

aangeduide lijn die aangeeft welk deel van het erf met gebouwen mag worden bebouwd, waarbij de plaatsaanduiding 'achter de gevellijn' ziet op die zijde van de gevellijn waar ook het bouwvlak is geprojecteerd.

1.24 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.25 nutsvoorziening:

een gebouwde voorziening voor het algemeen nut.

1.26 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.28 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.29 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.30 raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.31 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.32 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde, èn op de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw.

1.33 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarin de voorgevel van een gebouw geplaatst is.

1.34 woning:

een gebouw, bestaande uit hoofdgebouwen en de bijgebouwen/aan- en uitbouwen, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.35 wooneenheid:

een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakkapellen en/of dakopbouwen

indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen en/of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte, wordt de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn of boeiboord van de dakkapel en/of dakopbouw, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel en/of dakopbouw, als goothoogte aangemerkt.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de bouwdiepte:

vanaf het peil tot aan de onderkant van de laagst gelegen vloer, de fundering niet meegerekend.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 het bebouwingspercentage van een bouwperceel:

de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond van een perceel, inclusief perceelsgedeelten die niet voor bebouwing in aanmerking komen, zoals gronden met een tuinbestemming en een later aangekochte groenstrook enz. (dat deze gedeelten mee gerekend moeten worden in het bebouwingspercentage, wil niet zeggen dat deze gronden ook mogen worden bebouwd).

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen (waaronder begrepen fiets- en voetpaden, toegangswegen en -paden naar percelen, water en waterberging, taluds);
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen, speelveldjes;
  • e. beplanting;
  • f. bruggen, duikers en andere kunstwerken.
3.2 Bouwregels

Er zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende overige bouwwerken, toegestaan met een hoogte van maximaal 3 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, voor speeltoestellen en beeldende kunstwerken tot een hoogte van maximaal 5 meter, mits:

  • a. de verkeersveiligheid daardoor niet wordt belemmerd;
  • b. het gebruik van de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Een voor 'Groen' aangewezen perceel mag worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum aantal van 3 per jaar (per locatie) en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement.

3.5 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
  • e. bruggen, duikers en andere kunstwerken;
  • f. bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair en -verlichting;
4.2 Bouwregels

Er zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende overige bouwwerken, toegestaan met een hoogte van maximaal 3 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, voor speeltoestellen en beeldende kunstwerken tot een hoogte van maximaal 5 meter, mits:

  • a. de verkeersveiligheid daardoor niet wordt belemmerd;
  • b. het gebruik van de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Een voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen perceel mag worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum aantal van 3 per jaar (per locatie) en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging (waaronder begrepen groene en/of natuurlijke oevers);
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;
  • d. bruggen, duikers en andere kunstwerken.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. erven.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Algemeen:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn niet meer dan het aangeduide aantal wooneenheden toegestaan;
  • c. het bij de woning behorende bouwperceel mag voor maximaal 60% worden bebouwd.
6.2.2 Binnen het bouwvlak:
  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;

6.2.3 Buiten het bouwvlak:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • b. buiten het bouwvlak is per hoofdgebouw van een woning niet meer dan 60 m2 gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. buiten het bouwvlak zijn binnen 3 meter van de voorgevelrooilijn geen gebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. geen afstand tot de voorgevelrooilijn geldt voor hoekerkers of erkers aan de zijgevel, mits:
      • de erker niet meer dan 1.50 meter uitsteekt uit de gevel waaraan wordt uitgebouwd;
      • de erker niet meer dan 45% beslaat van de zijgevel waaraan wordt uitgebouwd;
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt uitgebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;
    • 2. achter de voorgevellijn, dan wel gelijk grenzend aan de voortuin, een carport is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale overbouwde oppervlakte van 20 m2;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter;
  • e. de dakhelling van een kap van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 60 graden bedragen;

6.2.4 Overige bouwwerken:

de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen gesitueerd op of achter de voorgevelrooilijn;
  • b. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn;
  • c. 2 m voor andere overige bouwwerken.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3, onder a., voor de bouw van 100 m2 bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van mindervaliden of in het kader van mantelzorg, mits:
    • 1. het bouwperceel daardoor niet voor meer dan 60% wordt bebouwd;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3, sub c, en voor een kap op bijbehorende bouwwerken een hogere bouwhoogte toestaan, mits:
    • 1. de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte tenminste 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:

  • a. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor wordt aangewend met een maximum van 100 m²;
  • b. het beroep- of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
  • c. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • d. uitsluitend beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden toegestaan zoals genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis' of daarmee naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbare beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. er geen horeca plaatsvindt met uitzondering van een bed & breakfast;
  • g. per beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 m²;
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels en bij een woning bedrijfsactiviteiten met een werkplaats toestaan, mits vooraf aan de hand van onderzoek is aangetoond dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet wordt aangetast.

Artikel 7 Wonen - Gestapeld

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. erven;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', aaneen gebouwde woningen.
7.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Algemeen:

Binnen de gezamenlijke bouwvlakken met de bestemming 'Wonen-Gestapeld' zijn in totaal niet meer dan 65 woningen toegestaan.

7.2.2 Gestapelde woningen:
  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en overige bouwwerken, en met inachtneming van de overige bouwregels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide maximum bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. de bouwdiepte van gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen gesitueerd op of achter de voorgevelrooilijn;
    • 2. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn;
    • 3. 2 m voor andere overige bouwwerken.

7.2.3 Aaneen gebouwde woningen:

Indien ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' de gronden worden ingericht voor aaneengebouwde woningen gelden in afwijking van de bouwregels in 7.2.2 de volgende regels voor het bouwen:

  • a. het bouwperceel van een aaneengebouwde woning mag voor maximaal 60% worden bebouwd;
  • b. het hoofdgebouw van een aaneen gebouwde woning dient met de voorgevel aan de ontsluiting van het carré te worden gesitueerd;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw van een aaneen gebouwde woning mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;
  • d. de dakhelling van een kap op een hoofdgebouw van een aaneen gebouwde woning mag niet meer dan 60 graden bedragen;
  • e. per aaneen gebouwde woning is niet meer dan 60 m2 gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • f. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend achter het hoofdgebouw toegestaan, met dien verstande dat in hoeksituaties het bepaalde onder e geldt;
  • g. binnen 3 meter van de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw van een aaneen gebouwde woning zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. geen afstand tot de voorgevelrooilijn geldt voor hoekerkers of erkers aan de zijgevel, mits:
      • de erker niet meer dan 1.50 meter uitsteekt uit de gevel waaraan wordt uitgebouwd;
      • de erker niet meer dan 45% beslaat van de zijgevel waaraan wordt uitgebouwd;
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt uitgebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;
    • 2. achter de voorgevellijn, dan wel gelijk grenzend aan de voortuin, een carport is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale overbouwde oppervlakte van 20 m2;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een aaneen gebouwde woning mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter;
  • i. de dakhelling van een kap op een bijbehorend bouwwerken niet meer dan 60 graden bedragen;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen gesitueerd op of achter de voorgevelrooilijn;
    • 2. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn;
    • 3. 2 m voor andere overige bouwwerken.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van de gronden en bouwwerken, gelden de volgende regels:

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:

  • a. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor wordt aangewend met een maximum van 100 m²;
  • b. het beroep- of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
  • c. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • d. uitsluitend beroeps- of bedrijfsactiviteiten zonder werkplaats worden toegestaan in categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis';
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. er geen horeca plaatsvindt met uitzondering van een bed & breakfast;
  • g. per beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 m²;
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels en op de begane grond bij een woning bedrijfsactiviteiten met een werkplaats toestaan, mits vooraf aan de hand van onderzoek is aangetoond dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet wordt aangetast.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • d. een seksinrichting;
  • e. (raam)prostitutie;
  • f. de huisvesting van meer dan één huishouden in een woning;
  • g. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • h. andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning zijn afgeweken.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' geldt krachtens de Provinciale Milieuverordening een boringsvrije zone voor de instandhouding en bescherming van de kleilaag diep in de bodem ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

Volgens de Provinciale Milieuverordening zijn grondwerkzaamheden op een diepte van 40 meter of meer, zoals het maken van boorputten, grond- en funderingswerken, niet toegestaan, tenzij Gedeputeerde Staten daarvoor een ontheffing verlenen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling in dit plan kan worden afgeweken, afwijken van het plan:

  • a. voor het toestaan van een beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis', maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangegeven afmetingen;
  • c. ten aanzien van de bestemmingsregels en toestaan dat de bestemmings- en/of bouw- en/of aanduidingsgrenzen in geringe mate worden overschreden, indien een meetverschil en/of de definitieve verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  • d. ten aanzien van de bestemmingsregels en toestaan dat de bestemmings- en/of bouw- en/of aanduidingsgrenzen in geringe mate worden overschreden ten behoeve van een overkapping boven de voordeur, mits de overschrijding niet meer dan 50 centimeter bedraagt;
  • e. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak en/of de bestemmingsgrens naar de buitenzijde worden overschreden door bouwwerken zoals, (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons, galerijen en trappenhuizen, mits de bouwgrens en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
  • f. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- en/of bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden ten behoeve van brand- en vluchtwegvoorzieningen aan het gebouw;
  • g. voor ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte ten behoeve van bijzondere architectuur (bijzondere kapvormen), mits de overschrijding niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • h. voor ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte ten behoeve van dakkapellen en/of dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte, mits de overschrijding niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • i. voor overschrijding van de bouwhoogte voor bijzondere dakkapellen en/of dakopbouwen, mits:
    • 1. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen en/of dakopbouwen niet meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte;
    • 2. de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Vijfheerenlanden'.