direct naar inhoud van Regels
Plan: Wilhelminastraat e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0620.bp0014-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wilhelminastraat e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0620.bp0014-VG01 van de gemeente Vianen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aansluitend terrein:

het terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt. Dat kan een op de kaart van het bestemmingsplan aangegeven begrensd bouwvlak zijn, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten of een begrensd bouwperceel waarop zelfstandige bij elkaar horende bebouwing is toegestaan.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.

1.8 bedrijf:

inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bij deze regels behorende Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten.

1.9 bedrijf aan huis:

een bedrijf dat vanwege zijn kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waaronder mede een bed&breakfast is begrepen.

1.10 beroep aan huis:

een dienstverlenend of kunstzinnig beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 carport:

een overkapping voor de stalling van een auto, zonder eigen zijwanden met dien verstande dat wel zijwanden zijn toegestaan die worden gevormd door de wand van een ander bouwwerk, zoals bijvoorbeeld de zijgevel van de woning, of een erfafscheiding, mits de naar de weg gekeerde zijde van de carport geheel open blijft.

1.21 dakterras:

een voor mensen toegankelijke buitenruimte op het dak van een gebouw.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.24 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidwering - conform NEN5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder1.

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 gestapelde woning:

woning die is gestapeld met twee of meer andere woningen of indien de bestemming dat toelaat, met één of meer andere functies.

1.27 gevellijn:

aangeduide lijn die aangeeft welk deel van het erf met gebouwen mag worden bebouwd, waarbij de plaatsaanduiding 'achter de gevellijn' ziet op die zijde van de gevellijn waar ook het bouwvlak is geprojecteerd.

1.28 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.29 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatige dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of bedrijfsmatig zalen worden geëxploiteerd, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.30 huishouden:

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren (zie hoofdstuk 6 toelichting voor handhavingscriteria).

1.31 nutsvoorziening:

een gebouwde voorziening voor het algemeen nut.

1.32 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.33 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.34 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.36 raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.38 uitbouw:

een gebouw dat aangebouwd is aan een woning of woongebouw en rechtstreeks van daaruit toegankelijk is en dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw .

1.39 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde, èn op de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw.

1.40 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarin de voorgevel van een gebouw geplaatst is.

1.41 woning:

een gebouw, bestaande uit hoofdgebouwen en de bijgebouwen/aan- en uitbouwen, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.42 wooneenheid:

een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 dakkapellen en/of dakopbouwen

indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen en/of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte, wordt de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn of boeiboord van de dakkapel en/of dakopbouw, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel en/of dakopbouw, als goothoogte aangemerkt.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 het bebouwingspercentage van een bouwperceel:

de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond van een perceel, inclusief perceelsgedeelten die niet voor bebouwing in aanmerking komen, zoals gronden met een tuinbestemming en een later aangekochte groenstrook enz. (dat deze gedeelten mee gerekend moeten worden in het bebouwingspercentage, wil niet zeggen dat deze gronden ook mogen worden bebouwd).

2.9 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen (waaronder begrepen fiets- en voetpaden, toegangswegen en -paden naar percelen, water en waterberging, taluds);
  • c. speelvoorzieningen, speelveldjes;
  • d. beplanting;
  • e. bruggen, duikers en andere kunstwerken

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'water', een watercompensatievoorziening in de grond.
3.2 Bouwregels

Er zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 2,5 meter toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 1 meter, met dien verstande dat:

  • a. een overkapping boven de voordeur is toegestaan, mits:
    • 1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;
    • 2. de horizontale diepte niet meer dan 1.50 meter bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
  • b. een erker is toegestaan, mits:
    • 1. de erker niet meer dan 1.50 meter uitsteekt uit de gevel waaraan wordt uitgebouwd;
    • 2. de erker niet meer dan 80% beslaat van de gevel waaraan wordt uitgebouwd;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt uitgebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;
  • c. per woning maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan met een hoogte van maximaal 6 meter.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
  • e. bruggen, duikers en andere kunstwerken;
  • f. bijbehorende voorzieningen, zoals straatmeubilair en -verlichting;
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter
  • b. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse waterberging zijn toegestaan tot 1 meter onder peil/maaiveld.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, onder c, voor speeltoestellen en beeldende kunstwerken tot een hoogte van maximaal 5 meter, mits:

  • a. de verkeersveiligheid daardoor niet wordt belemmerd;
  • b. het gebruik van de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Een voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen perceel mag worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum aantal van 3 per jaar (per locatie) en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. erven;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen', garageboxen.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Algemeen:
  • a. er zijn geen gestapelde woningen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn niet meer dan het aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan;
  • c. het bij de woning behorende bouwperceel mag voor maximaal 60% worden bebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen' mag de bouwhoogte van garageboxen niet meer dan 3 meter bedragen.
6.2.2 Binnen het bouwvlak:
  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel kap', dient de kap te worden uitgevoerd als dove gevel zoals omschreven in artikel 1.24 van deze regels;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - glazen scherm', dient een geluidluwe gevel te worden gerealiseerd in de vorm van een 'glazen' scherm.

6.2.3 Buiten het bouwvlak:
  • a. buiten het bouwvlak is per woning (hoofdgebouw) niet meer dan 60 m2 gezamenlijke oppervlakte aan-, uitbouwen en bijgebouwen toegestaan;
  • b. buiten het bouwvlak zijn binnen 3 meter van de voorgevelrooilijn geen gebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. geen afstand tot de voorgevelrooilijn geldt voor hoekerkers of erkers aan de zijgevel, mits:
      • de erker niet meer dan 1.50 meter uitsteekt uit de gevel waaraan wordt uitgebouwd;
      • de erker niet meer dan 45% beslaat van de zijgevel waaraan wordt uitgebouwd;
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt uitgebouwd, vermeerderd met 0,25 meter;
    • 2. achter de voorgevellijn, dan wel gelijk grenzend aan de voortuin, een carport is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale overbouwde oppervlakte van 20 m2;
  • c. buiten het bouwvlak mag de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter;
  • d. buiten het bouwvlak mag de dakhelling van een kap niet meer dan 60 graden bedragen;
  • e. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen gesitueerd op of achter de voorgevelrooilijn;
    • 2. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn;
    • 3. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3, onder a., voor de bouw van 100 m2 gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van mindervaliden of in het kader van mantelzorg, mits:
    • 1. het bouwperceel daardoor niet voor meer dan 60% wordt bebouwd;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3, sub d., en voor een kap op aan- en/of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen een hogere bouwhoogte toestaan, mits:
    • 1. de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte tenminste 2 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

6.4.1 Beroep- en bedrijf aan huis:

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:

  • a. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor wordt aangewend met een maximum van 100 m²;
  • b. het beroep- of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
  • c. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • d. uitsluitend beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden toegestaan zoals genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis' huis of daarmee naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbare beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. er geen horeca plaatsvindt met uitzondering van een bed & breakfast;
  • g. per beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 m²;
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels en bij een woning bedrijfsactiviteiten met een werkplaats toestaan, mits vooraf aan de hand van onderzoek is aangetoond dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet wordt aangetast.

Artikel 7 Wonen - Gestapeld

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. erven.
7.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Algemeen:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn niet meer dan het aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan.
7.2.2 Binnen het bouwvlak:
  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, en met inachtneming van de overige bouwregels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een poortgebouw met onderdoorgang ten behoeve van het gemotoriseerde verkeer, te worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient de voorgevel van de verdieping te worden uitgevoerd als dove gevel zoals omschreven in artikel 1.24 van deze regels;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidsmaatregelen', moet bij loggia's een gesloten borstwering van 1.80 meter boven vloerpeil worden toegepast en dient in de loggia's een geluidwerend plafond te worden aangebracht;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide maximale hoogtes niet worden overschreden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de aangeduide maximum bouwhoogte niet worden overschreden;
  • g. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 meter bedragen.

7.2.3 Buiten het bouwvlak:
  • a. van de gronden buiten het bouwvlak mag per bouwperceel maximaal 30% worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, en met inachtneming van de overige bouwregels;
  • b. buiten het bouwvlak mag de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4.50 meter;
  • c. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van de gronden en bouwwerken, gelden de volgende regels:

7.3.1 Beroep- en bedrijf aan huis:

Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:

  • a. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor wordt aangewend met een maximum van 100 m²;
  • b. het beroep- of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
  • c. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • d. uitsluitend beroeps- of bedrijfsactiviteiten zonder werkplaats worden toegestaan in categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis';
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. er geen horeca plaatsvindt met uitzondering van een bed & breakfast;
  • g. per beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 m²;
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels en op de begane grond bij een woning bedrijfsactiviteiten met een werkplaats toestaan, mits vooraf aan de hand van onderzoek is aangetoond dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet wordt aangetast.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding met de daarbij behorende beschermingszone.

8.2 Bouwregels

Op de voor Leiding - Gas aangewezen gronden is uitsluitend bebouwing ten dienste van de gasleiding toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 meter (behoudens afwijking).

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 8.2, ten behoeve van een toegekende medebestemming, mits de belangen van de leiding door de voorgenomen bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad en daaromtrent vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de leiding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod:

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • b. het verrichten van grondroeractiviteiten (zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage);
  • c. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • d. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting;
  • e. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

8.4.2 Uitzonderingen op het verbod:

Het verbod van 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor de aanvraag om een omgevingsvergunning is gehonoreerd;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

8.4.3 Criteria voor verlening:

De in 8.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de belangen van het gastransport daardoor niet onevenredig worden aangetast en de beheerder van de gasleiding daar positief over heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • d. een seksinrichting;
  • e. (raam)prostitutie;
  • f. de huisvesting van meer dan één huishouden in een woning;
  • g. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen en/of bedrijfsgebouwen;
  • h. andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning zijn afgeweken.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Milieuzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' geldt krachtens de Provinciale Milieuverordening een boringsvrije zone voor de instandhouding en bescherming van de kleilaag diep in de bodem ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

Volgens de Provinciale Milieuverordening zijn grondwerkzaamheden op een diepte van 40 meter of meer, zoals het maken van boorputten, grond- en funderingswerken, niet toegestaan, tenzij Gedeputeerde Staten daarvoor een ontheffing verlenen.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling in dit plan kan worden afgeweken, afwijken van het plan:

voor het toestaan van een bedrijf aan huis dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis', maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten aan huis;

  • i. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangegeven afmetingen;
  • j. ten aanzien van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bestemmings- en/of bouw- en/of aanduidingsgrenzen in geringe mate worden overschreden, indien een meetverschil en/of de definitieve verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  • k. ten aanzien van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bestemmings- en/of bouw- en/of aanduidingsgrenzen in geringe mate worden overschreden ten behoeve van een overkapping boven de voordeur, mits de overschrijding niet meer dan 50 centimeter bedraagt;
  • l. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak en/of de bestemmingsgrens naar de buitenzijde worden overschreden door bouwwerken zoals, (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons, galerijen en trappenhuizen, mits de bouwgrens en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
  • m. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- en/of bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden ten behoeve van brand- en vluchtwegvoorzieningen aan het gebouw;
  • n. voor ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte ten behoeve van bijzondere architectuur (bijzondere kapvormen), mits de overschrijding niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • o. voor ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte ten behoeve van dakkapellen en/of dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte, mits de overschrijding niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • p. voor overschrijding van de bouwhoogte voor bijzondere dakkapellen en/of dakopbouwen, mits:
    • 1. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen en/of dakopbouwen niet meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte;
    • 2. de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Wilhelminastraat e.o.'.