Plan: | Hoofdweg Oostvoorne 2017 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0614.1209bpHoofdwg2017-0100 |
Het voorliggende plan heeft betrekking op twee kadastrale percelen aan de Hoofdweg in Oostvoorne. In 2006 heeft de gemeente ingestemd met de woningbouwontwikkeling van de agrarische gronden aan de Hoofdweg en heeft hiervoor een vaststellingsovereenkomst met de ontwikkelaar en grondeigenaar gesloten. Binnen het plangebied wordt naast de woningbouw de realisatie van een aanzienlijke waterberging mogelijk gemaakt, waarmee een deel van het tekort aan waterberging binnen de gemeente kan worden gecompenseerd.
Voor het plangebied is op 10 april 2012 een bestemmingsplan vastgesteld waarmee de aanleg van de woonwijk mogelijk is geworden. Tot voor kort was nog niet gestart met realisatie van de wijk. Inmiddels is de eerste fase in aanleg. Voor de tweede fase van de wijk is een kleine herijking van het woningbouwprogramma wenselijk geacht. Het beoogde appartementengebouw is geschrapt en vervangen door enkele grondgebonden woningen. Het totaal aantal toegestane woningen in het plangebied wordt teruggebracht van 58 naar maximaal 44. Gelet op de onderlinge samenhang van het bestemmingsplan is er voor gekozen om het gehele plan te herzien. De opzet van de wijk qua weg- en waterstructuur verandert echter niet.
Het plangebied ligt aan de noordwestzijde van de Hoofdweg in Oostvoorne. De Hoofdweg vormt de oostgrens van het plangebied. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan het perceel van Hoofdweg 4. De watergang aan de achterzijde van de woningen aan de Kruisbooglaan vormt de westgrens. In het noorden wordt het plangebied begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Brielseweg 10 en Hoofdweg 2. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. In paragraaf 2.2 is de huidige situatie in het plangebied uitgebreider beschreven.
![]() |
![]() |
Figuur 1.1: Ligging plangebied
Het geldende bestemmingsplan voor deze locatie is Hoofdweg Oostvoorne. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 10 april 2012. De nu voorliggende plannen zijn in strijd met dit bestemmingsplan. De gestapelde woningen in het noorden van het plangebied worden uit het plan gehaald en vervangen door grondgebonden woningen. Het maximaal aantal woningen neemt af van 58 naar 44. Op de navolgende afbeelding is de geldende plankaart weergegeven.
Figuur 1.2 Vigerend bestemmingsplan.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie in het plangebied en geeft een toelichting op de voorgenomen ontwikkeling. In de laatste paragraaf is de landschappelijke inpassing gemotiveerd.
Het plangebied is gelegen aan de oostkant van de kern Oostvoorne, tussen de woonbebouwing van de Voorhof aan de westzijde en het bedrijventerrein Pinnepot aan de oostzijde. Ten noorden en zuiden van het plangebied staan enkele vrijstaande woningen. Dit is weergegeven op figuur 1.1. Het plangebied bestaat uit geheel bouwrijk gemaakte terrein, waarbij een deel van de woningen in aanbouw is. Aan de zuidzijde van het plangebied is opgaande beplanting aanwezig. Tussen en langs de percelen liggen watergangen.
In het plangebied wordt woningbouw mogelijk gemaakt. De uitgangspunten uit 2012 zijn voor het grootste deel nog van toepassing. De belangrijkste wijzigingen betreffen:
In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven. Achtereenvolgens komt het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid aan bod. Het beleid van het waterschap is verwerkt in de watertoets, die in hoofdstuk 5 bij de sectorale onderzoeken is opgenomen.
Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken is een aanpak geformuleerd die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak gaat het Rijk uit van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden en eenvoudige regels. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en initiatieven van burgers en bedrijven.
Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en rijksbetrokkenheid. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en in eerste instantie zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. Bij de inrichting van de ruimte gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de belangen van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk verder dertien zogenaamde 'nationale belangen' geformuleerd. Deze nationale belangen geven aan voor welke onderwerpen het Rijk verantwoordelijk is en waarvoor zij resultaten wil bereiken.
De wijziging van het woningprogramma is geen onderwerp vallend binnen een van de nationale belangen. Het bestemmingsplan past hiermee binnen de door het Rijk gestelde doelen. De uitwerking en verantwoordelijkheid voor de realisatie wordt aan de gemeentelijke overheid gelaten.
Provinciale structuurvisie en programma Ruimte
Het relevante provinciale beleid is vastgelegd in de structuurvisie Ruimte en Mobiliteit .Bij deze structuurvisie hoort een programma Ruimte.
In het geldende bestemmingsplan is de ontwikkeling reeds getoetst aan het toenmalige beleid. Het plangebied lag binnen de bebouwingscontour. Het nu voorliggende bestemmingsplan maakt alleen een iets ander programma mogelijk (minder appartementen en meer grondgebonden woningen). Het totaal te realiseren aantal woningen neemt af.
Provinciale verordening
Naast de structuurvisie heeft de provincie ook de verordening Ruimte vastgesteld. In deze verordening staan de algemeen verbindende regels waaraan een gemeentelijk bestemmingsplan moet voldoen. De verordening bevat een aantal regels welke relevant zijn voor dit bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.2.1, eerste lid, van de verordening kan in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling worden voorzien wanneer deze past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. De wijziging van het programma betreft geen stedelijke ontwikkeling. Het plangebied is door de provincie niet aangewezen als gebied met een specifieke waarde (categorie 2) of bijzondere kwaliteit (categorie 1). Alle ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied moeten bijdragen aan de instandhouding en versterking van de gebiedskenmerken en de ruimtelijke kwaliteit zoals die door de provincie is geformuleerd.
Opgemerkt wordt dat in deze geen sprake is van een gebiedsvreemde ontwikkeling, er is sinds 2012 immers al woningbouw toegestaan. Hiermee wordt de ontwikkeling ingepast in de bestaande ruimtelijke context.
Regionale woningmarktafspraken
In 2014 hebben de colleges van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rotterdam (namens de deelgemeente Rozenburg), Spijkenisse en Westvoorne de woningmarktafspraken Voorne-Putten-Rozenburg vastgesteld. Deze woningmarktafspraken zijn een nadere uitwerking van het convenant Samenwerkingsafspraken woningmarkt subregio Voorne-Putten/Rozenburg 2014-2020 zoals dat eind januari 2014 door de gezamenlijke gemeenten is getekend. De ontwikkeling van de Hoofdweg (met 58 woningen) is hierin opgenomen.
Het nu voorliggende plan met 44 woningen past binnen de afspraken zoals vastgelegd in de woningmarktafspraken.
Conclusies
Gelet op de hierboven gegeven toelichting wordt geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het door de provincie in haar structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, verordening Ruimte 2014 en programma Ruimte vastgelegde beleid.
Omgevingsvisie Westvoorne 2030
In deze visie worden de verschillende belangen vanuit landschap, de kernen, recreatie en toerisme, de agrarische sector en de gemeenschap samengesmolten tot een integrale ontwikkelingsrichting voor de periode tot 2030. De kaders worden zo helder mogelijk geschetst, maar de verre tijdshorizon maakt het onmogelijk en onwenselijk om nu alles exact te voorspellen. Deze visie is veel meer een route of een richting dan een hard einddoel op zichzelf, een uitnodiging om bij te dragen aan het behoud en de verbetering van onze omgeving. Voor een stevig fundament is op de achtergrond natuurlijk gewerkt met diverse prognoses.
Onderdeel van de omgevingsvisie is een projectenmatrix. Het plan Hoofdweg is hierin opgenomen. De aanpassing van het geldende bestemmingsplan is niet in strijd met de Omgevingsvisie Westvoorne.
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het relevante beleid van de diverse overheden. Zoals beschreven draagt het plan bij aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op de gekozen planvorm en de toegepaste plansystematiek wordt toegelicht.
Het plan betreft in principe een herziening van het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan. De meeste planregels zijn 1 op 1 overgenomen. De wijzigingen betreffen:
De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Verbeelding
De verbeelding is de kaart waarop te zien is welke bestemming voor welke gebieden geldt. Alle functies in dit bestemmingsplan zijn apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om op de verbeelding te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven.
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Een gebruik betekent niet altijd dat er ook mag worden gebouwd. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. In dit plan is alleen binnen een deel van het bestemmingsvlak Wonen een bouwvlak opgenomen.
Regels
Begrippen en wijze van meten
Deze zijn ongewijzigd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
Voor beide artikelen geldt dat een deel van de formuleringen bindend is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Bestemmingsregels
In de bij de verbeelding horende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels en de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is alleen artikel Wonen gewijzigd
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde. De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). De slotregel bevat de titel van het plan.
In dit hoofdstuk wordt nagegaan of de verschillende omgevings- en milieuaspecten de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan.
aspect | kader | beoordelingsaspect | toelichting noodzaak/aandachtpunten |
bodem- kwaliteit |
Besluit bodemkwaliteit | De bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor beoogde functie. | Er is geen sprake van fysieke functiewijziging. In het geldende bestemmingsplan lag er reeds een woonbestemming op de gronden. Nadien hebben geen activiteiten plaatsgevonden die hebben kunnen leiden tot bodemverontreiniging. De gronden zijn inmiddels bouwrijp gemaakt en de realisatie van de eerste fase woningen is gestart. Op basis hiervan is de bodemkwaliteit voldoende voor de beoogde functie. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is niet noodzakelijk. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen is wel een actueel bodemonderzoek noodzakelijk. |
De functie mag geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit. | De functie wijzigd niet ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. De functie wonen vormt geen bedreiging voor de bodemkwaliteit. | ||
archeologie | archeologische beleidskaart | De ontwikkeling mag niet leiden tot aantasting van archeologische waarden. | Voor het plangebied geldt aan de westzijde een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. De rest van het plangebied heeft een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis van het bovenstaande is in 2010 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Het booronderzoek heeft tot de onderzochte diepte van 4,5 meter onder het maaiveld geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Daarmee is de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek tijdens dit booronderzoek niet bevestigd. Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek in het kader van de beoogde ontwikkeling van het plangebied niet noodzakelijk geacht. Het aspect staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. In de regels is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden. Overigens blijft er een kans aanwezig dat in de uitvoeringsfase (vondstarme) archeologische sporen worden aangetroffen. Hiervoor geldt een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg |
Water | watertoets | Heeft de ontwikkeling effect op de waterhuishouding? | Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling is sprake van een afname in verharding (minder woningen). Het betreft een planologische wijziging. Daarnaast is in het geldende plan reeds extra water opgenomen om waterberging voor een groter gebied op te kunnen vangen. Op basis hiervan heeft de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. |
relatie met omliggende (bedrijfs) functies |
bedrijfs-/ milieuzonering |
Zijn er bedrijfsfuncties in de omgeving aanwezig/mogelijk? Zijn in de nabijheid gevoelige bestemmingen gelegen? | Binnen het plan worden geen nieuwe mogelijkheden geboden die omliggende bedrijven kunnen beperken in hun bedrijfsvoering. Teven is ter plaatse van de beoogde woningen sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. |
wegverkeers- lawaai | Wet geluidhinder | Is geluidsbelasting minder dan 48 dB? | In het plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegevoegd. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. |
verkeer | CROW | De ontwikkeling mag niet leiden tot ontwrichting van het verkeerssysteem. | In het geldende plan is gesteld dat omliggende wegen voldoende zijn ingericht om een verkeersveilige en adequate afwikkeling van het verkeer mogelijk te maken. Het nu voorliggende plan maakt minder woningen mogelijk, waardoor het aspect verkeer de beoogde wijziging niet in de weg staat. |
parkeren | CROW/ gemeentelijke normen |
Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. | Ten opzichte van het gelde plan zijn minder parkeerplaatsen nodig, aangezien minder woningen mogelijk worden gemaakt. |
externe veiligheid | Bevi- inrichtingen |
Wordt voldaan aan normen plaatsgebonden risico en groepsrisico? | In de omgeving van het plangebied zijn diverse risicobronnen aanwezig. In het geldende bestemmingsplan is reeds geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontouren van risicobronnen in de omgeving. Tevens is het GR reeds verantwoord. Met voorliggend plan worden minder woningen mogelijk gemaakt dan in het geldende bestemmingsplan. Hierdoor zal de personendichtheid afnemen. Voorliggend plan leidt dan ook niet tot een toename van het groepsrisico ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. |
luchtkwaliteit | Wet luchtkwaliteit | Wordt voldaan aan de genoemde grenswaarden in de Wet luchtkwaliteit? | In het geldende bestemmingsplan is reeds geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan. Het nu voorliggende bestemmingsplan maakt minder woningen mogelijk. Dit heeft een gunstig effect op de luchtkwaliteit. Daarnaast valt het aantal woningen dat mogelijk wordt gemaakt ook onder het 'besluit niet in betekenende mate' en is nader onderzoek niet noodzakelijk. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat. |
ecologie | Wet natuur- bescherming |
Is er sprake van significant negatieve effecten op natuurgebieden? | Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Ten opzichte van het geldende plan worden minder woningen mogelijk gemaakt. Negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. |
Wet natuur- bescherming |
Is er sprake van aantasting, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen? | Het bestemmingsplan maakt een ander type woningen mogelijk dan in het geldend bestemmingsplan is toegestaan. In het vigerende plan is reeds geconcludeerd dat de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten. Van belang is dat buiten het broedseizoen wordt gewerkt ofwel wanneer geen broedgeval aanwezig is. Uiteraard geldt de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. |
|
kabels en leidingen | Tele- communicatie-wet | Zijn er planologisch relevante leidingen en hoogspanningslijnen in de directe omgeving aanwezig? | In het geldende plan is reeds geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de realisatie van het bestemmingsplan. |
In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Naast de economische uitvoerbaarheid wordt ook ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Bro dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld.
De betrokken projectontwikkelaar is eigenaar van alle gronden in het plangebied. In een anterieure overeenkomst zijn alle noodzakelijke afspraken over kostenverhaal, inrichting van de openbare ruimte etc. vastgelegd. Er is geen reden om een exploitatieplan vast te stellen. Verder is de eerste fase van de woningen inmiddels in aanbouw en wordt start verkoop van de tweede fase voorbereid. De gemeente is verder financieel gezien niet betrokken bij de realisatie. De uitvoerbaarheid is dus niet in het geding, mede ook gelet op de reeds bestaande planologische mogelijkheden ter plaatse. Er is geen sprake van aanvullende kosten of te verwachten planschade.
Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor de handhaving van het bestemmingsplan. Zoals blijkt uit jurisprudentie heeft de gemeente een beginselplicht tot handhaving. In de loop van de jaren '90 is in de gemeente Westvoorne de handhaving steeds meer tot ontwikkeling gekomen. Dit werd mede ingegeven door het besef dat grote delen van de gemeente landschappelijk zeer kwetsbaar gebied is waarin strikt gehandhaafd moet worden.
In het Beleidsplan toezicht en handhaving (geactualiseerd in 2014) is het handhavingsbeleid voor ruimtelijke ordening en bouwen neergelegd. In het beleidsplan wordt aangegeven op welke wijze de gemeente Westvoorne handhavend optreedt tegen overtredingen van de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en bouwen. Het formuleren en vaststellen van het handhavingsbeleid biedt onder andere meer duidelijkheid (intern en extern), bevordert de rechtszekerheid en voorkomt rechtsongelijkheid. Het plan vormt een beleidsmatige onderlegger voor een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma is een schriftelijke vastlegging van alle uit te voeren handhavingsactiviteiten in het aankomende jaar.
Handhavingsmiddelen
De gemeente heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen staan in het Beleidsplan toezicht en handhaving centraal.
De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan inwoners en eigenaren.
Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bewerkstelligen dat de strijdige situatie wordt beëindigd.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het gevoerde overleg beschreven.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is afstemming nodig met de vooroverlegpartners. Het vooroverleg heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.