25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
25.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
-
c. het graven en/of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
-
d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.3.2 Uitzondering op het verbod
Het verbod van lid 25.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
-
a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m² en/of niet dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m² en/of niet dieper reiken dan 0,4 m beneden maaiveld;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m² en/of niet dieper reiken dan 0,8 m beneden maaiveld;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 6': een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m² en/of niet dieper reiken dan 5 m beneden maaiveld;
-
e. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 in acht is genomen;
-
f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
-
h. normaal beheer en onderhoud betreffen;
-
i. worden uitgevoerd in bestaande weg- en leidingcunetten.
25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
-
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.