direct naar inhoud van Artikel 11 Leiding - Gas
Plan: Glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0614.0000bpglasgebied-0100

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 66.2 bar;
  • b. een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 79.9 bar;
  • c. een ontluchtingsleiding met een diameter van ten hoogste 16 inch en een druk van ten hoogste 66.2 bar;
  • d. een ontluchtingsleiding met een diameter van ten hoogste 16 inch en een druk van ten hoogste 79.9 bar;
  • e. een ontluchtingsleiding met een diameter van ten hoogste 2 inch en een druk van ten hoogste 66.2 bar.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 sub a en b indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid van de betrokken leiding door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

11.3.2 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.3.1 te beslissen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de leidingbeheerder en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond omtrent het in lid 11.3.1 bepaalde en over eventueel aan de vergunning te stellen voorwaarden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

De plaatsgebonden risicocontour van de leidingen is gelegen binnen de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

11.5.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 11.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 11.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

11.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. In het kader van de beoordeling van een verzoek om omgevingsvergunning, vraagt het bevoegd gezag advies aan de leidingbeheerder en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond omtrent het bepaalde in sub a en de eventueel aan de vergunning te stellen voorwaarden.