Plan: | Essendael |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0613.BPEssendael-VST1 |
De nieuwe woonwijk Essendael in de kern Rhoon is volop in ontwikkeling. Ten behoeve van deze wijk is in 2006 het globale bestemmingsplan "Essendael" vastgesteld. Volgens dit plan mochten er maximaal 650 woningen met bijbehorende voorzieningen, verkeer, groen en water gefaseerd gerealiseerd worden.
In 2013 is een nieuw bestemmingsplan voor het gebied gemaakt, Rhoon dorp. Hierin heeft het nog te bebouwen deel van Essendael opnieuw een globale bestemming gekregen en het al gerealiseerde deel van de wijk een beheerregeling.
Afbeelding - globale ligging plangebied
Met het uitbreken van de crisis in 2008, en de daarmee gepaard gaande marktveranderingen, is de ontwikkeling van de woonwijk tijdelijk afgeremd geweest. Momenteel wordt de ontwikkeling weer ter hand worden genomen.
In de tussentijd hebben zich een enkele afwijkingen voorgedaan ten opzichte van de oorspronkelijke uitgangspunten van de bestemmingsplannen Essendael uit 2006 en Rhoon Dorp uit 2013. Zo is er de behoefte ontstaan om aangrenzende percelen bij het plangebied te betrekken. De meest ingrijpende wijziging betreft het vervallen van het geprojecteerde verzorgingstehuis aan de zuidoostzijde van de wijk. Deze locatie komt daarmee wederom vrij voor woningbouw.
In verband met de gewijzigde uitgangspunten is voorliggend bestemmingsplan voorbereid, waarin 114 nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt, waarmee het totaal aantal woningen in het gebied op 661 komt, ten opzichte van 2006 een netto toename van 11 woningen.
In dit bestemmingsplan worden niet alleen de plangebieden opgenomen waar sprake is van een wijziging ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De gemeente heeft er voor gekozen om de woningen van Essendael die inmiddels zijn gerealiseerd of in aanbouw zijn van een 'conserverende' woonbestemming te voorzien. Daarmee wordt meer recht gedaan aan de bestaande situatie en wordt het helder voor de bewoners van de nieuwe woningen wat de mogelijkheden zijn.
Het plangebied bestaat uit een groot deel van de nieuw te bouwen wijk Essendael (zie onderstaande afbeelding).
Afbeelding - begrenzing deelgebieden plangebied
Aan de noordzijde wordt de plangrens gevormd door de achtergrens van de nieuwe woningen aan de Jan van Herwijnenlaan. Aan de noordoostzijde grenst het plangebied aan de Van Gogh Allee. De oostgrens loopt ook tussen de woningen aan de Isaac Israelslaan en de Kees van Dongenlaan en vervolgens langs de Willem De Kooning Allee.
Het plangebied wordt aan het zuiden begrensd door het water aan de Essendijk. Aan de westzijde loopt de plangrens langs het water en de bestaande kavelsloot bij de Tijsjesdijk.
Het nieuwe bestemmingsplan vervangt ter plaatse het geldende bestemmingsplan Rhoon Dorp 2013 zoals vastgesteld op 14 juli 2014.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Rhoon Dorp 2013
Het merendeel van de gronden heeft de globale eindbestemming 'Woongebied' op basis waarvan de woonwijk Essendael gerealiseerd mag worden. Voor delen van de woonwijk die afgerond zijn is deze globale bestemming niet meer wenselijk.
Voor de nog te ontwikkelen delen van de woonwijk biedt de geldende bestemming 'Woongebied' onvoldoende ruimte om Essendael af te ronden.
Het bestemmingsplan 'Essendael' met identificatienummer NL.IMRO.0613.BPEssendael-VST1 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan.
Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
Aangezien het vigerend bestemmingsplan Rhoon Dorp vrij recent is, is in deze toelichting zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de teksten uit de toelichting van dat bestemmingsplan. Daar waar nodig zijn teksten geactualiseerd en aangepast.
De woonwijk Essendael is een deels gerealiseerde woonwijk. Het gerealiseerde gedeelte ligt met name in het midden van dit plangebied. Aan de zuid- en oostzijde grenst het deelgebied aan het landschapspark Buijtenland, aan de noord en westzijde aan de kern van Rhoon.
Afbeelding - stedenbouwkundig plan (d.d. december 2018)
In bovenstaande afbeelding is de meest recente versie van het stedenbouwkundig plan plankaart weergegeven, waarin het resterende woningbouwprogramma verwerkt is:
De gronden waar de beoogde woningen gerealiseerd zullen gaan worden, worden nu nog of beslag genomen door (tijdelijke) bouwketen en (zand)opslag vanwege aangrenzende bouwactiviteiten of liggen braak.
Er resteren binnen Essendael nog drie deelgebieden die nog ontwikkeld moeten worden en waarvoor aanpassing van het geldende bestemmingsplan nodig is.
Afbeelding - stedenbouwkundig plan met de verschillende deelgebieden
Op deze deelgebieden zullen in de toekomst woningen worden gebouwd. De grond is op het moment van het voorliggende plan nog niet uitgegeven. Er komt daarom een flexibele bestemmingsregeling.
Wanneer deze woningen gerealiseerd zijn, omvat Essendael in totaal 661 woningen.
Afbeelding - uitsnede deelgebied Van Gogh Allee
Voor het deelgebied ten westen van de Van Gogh Allee wordt in de nieuwe verkaveling uitgegaan van 14 tot 16 grondgebonden woningen (uitsluitend twee-onder-eenkap en vrijstaand). De woningen worden voorzien van 2 parkeerplaatsen op eigen terrein. Aan de zijde van de Jan van Herwijnenlaan wordt voorzien in een centrale parkeervoorziening met 10 openbare parkeerplaatsen.
Langs de Van Gogh Allee is aan de zijde van de nieuwe woningen een trottoir opgenomen.
Regeling in het bestemmingsplan
In het nieuwe bestemmingsplan wordt ter plaatse maximaal 16 vrijstaande of twee-aaneen
woningen mogelijk gemaakt met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6,5 en 11 m.
Afbeelding - uitsnede deelgebied 'zuidzijde tegen Essendijk aan'
Door het vervallen van de plannen om aan de oostzijde van dit deelgebied een zorgcentrum te realiseren is extra ruimte ontstaan voor woningbouw. In het stedenbouwkundig ontwerp wordt uitgegaan van 31 aaneengebouwde woningen langs de zuidzijde van de Willem De Kooning Allee. Met deze woningen en de ontsluiting van het gebied wordt aangesloten op de bestaande woningen en wegen aan de overzijde van de Allee.
Langs de Essendijk wordt ook ruimte geboden voor aaneengebouwde woningen met ruim uitzicht over het water en de Essendijk. Doordat deze woningen iets royaler worden uitgevoerd is aan de zuidzijde plek voor 28 woningen.
Aan de westzijde van het deelgebied is een appartementencomplex voorzien met 18 gestapelde woningen met zicht over het water. Op maaiveld wordt geparkeerd.
Vanwege de nabijheid van het sportcomplex 'De Omloop' is binnen een strook van 30 m de realisatie van woningen niet direct mogelijk (zie verder paragraaf 5.5.2). Pas wanneer het sportcomplex is verplaatst kunnen daar daadwerkelijk woningen worden gerealiseerd.
Regeling in het bestemmingsplan
In het nieuwe bestemmingsplan worden ter plaatse maximaal 77 woningen mogelijk gemaakt.
In het grootste deel van het deelgebied mogen de (grondgebonden) woningen maximaal 13 m
hoog worden gebouwd. Ter hoogte van het appartementencomplex mogen de woningen worden
gestapeld tot een bouwhoogte van 18 m.
Binnen een strook van 30 m vanaf het sportcomplex mogen woningen pas worden gebouwd als het sportcomplex is verdwenen of de gronden aantoonbaar niet meer in gebruik zijn als sportvelden, dan wel als door onderzoek wordt aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat kan worden geboden en bedrijven niet wezenlijk in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Afbeelding - uitsnede deelgebied 'nabij de Tijsjesdijk'
In het stedenbouwkundige plan wordt in dit deelgebied ruimte geboden voor 10 seniorenwoningen (1 laag met kap) gesitueerd om een centraal hofje. Langs de Karel Appellaan worden 11 rijtjeswoningen gerealiseerd. Op de hoek van de Karel Apellaan en de Willem de Koning kan de hoekwoningen worden uitgevoerd als een hoogteaccent.
Regeling in het bestemmingsplan
In het nieuwe bestemmingsplan wordt ter plaatse maximaal 21 (grondgebonden) woningen
mogelijk gemaakt met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6,5 en 11 m.
De Van Gogh Allee is de hoofdontsluiting van Essendael. De extra woningen (11) leiden niet tot een zodanige verkeerstoename dat een tweede ontsluiting van de woonwijk noodzakelijk is. De Van Gogh Allee biedt voldoende ontsluitingsmogelijkheden (zie paragraaf 4.3). Voor eventuele calamiteiten is er een ontsluiting op de Tijsjesdijk. Hiermee wordt voorzien in een goede ontsluiting.
Voor de nog te realiseren woningen in Essendael is de bestemming 'Woongebied' opgenomen. Een dergelijke bestemming wordt gebruikt om flexibeler om te kunnen gaan de daadwerkelijke inrichting van het plangebied. De flexibiliteit zit in de volgende onderdelen:
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.
De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.
Conclusie
De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 3.1.2) .
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Conclusie
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (Rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is sinds 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Sinds 1 juli 2017 luidt de formulering van de Ladder in artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Op grond van de ladder moeten de volgende punten worden geadresseerd:
In paragraaf 4.2 is de verantwoording aan de Ladder duurzame verstedelijking opgenomen.
In deze toelichting van dit bestemmingsplan wordt verder aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit ruimtelijke ordening.
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het rijksbeleid.
De Visie Ruimte en mobiliteit (in werking op 1 augustus 2014) is de provinciale Structuurvisie van Zuid-Holland zoals in de Wet ruimtelijke ordening is voorgeschreven. De visie, het bijhorende Programma ruimte en de Verordening Ruimte zijn geconsolideerd op 15 februari 2019.
De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.
In de Visie zijn vier rode draden genoemd die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
Door de provincie wordt ingezet op het beter benutten van de bebouwde ruimte door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Het plangebied is in de visie aangemerkt als 'bebouwde ruimte'. Met het voorliggende bestemmingsplan vindt een 'verdichting' plaats van een reeds in ontwikkeling zijnd woongebied.
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. De geconsolideerde versie is in werking getreden op 31 januari 2019.
Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen.
Een voor dit plangebied belangrijk onderwerp is de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een belangrijk instrument dat de provincie hanteert is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is onderdeel van het aantonen van een goede ruimtelijke ordening. De provincie Zuid-Holland heeft de ladder voor duurzame ontwikkeling opgenomen in haar Verordening ruimte als een instrument dat ingezet wordt voor zorgvuldig ruimtegebruik en om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie ook de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.
Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen het BSD. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
De voorziene ontwikkeling vindt plaats binnen Bestaand Stads- en Dorpsgebied, de locatie moet worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op in gegaan. Er hoeft niet te worden getoetst aan Programma Ruimte.
Overige onderwerpen verordening
In Essendael is een gebied aangeduid als een gebied bij de Van Gogh Allee met een (zeer) hoge archeologische waarde. Een klein gedeelte van deze hoge archeologische waarde valt binnen het plangebied. In het bestemmingsplan dient ter bescherming hiervan een adequate, beschermende regeling te worden opgenomen.
Gebiedsprofiel IJsselmonde
Voor het gebied IJsselmonde is in navolging van vele andere gebieden in de provincie, een gebiedsprofiel opgesteld. Dit gebiedsprofiel omvat een beschrijving van karakteristieken, ontwikkelingen, kwaliteiten en ambities in het gebied. Het opgestelde gebiedsprofiel IJsselmonde grenst aan de kern van Rhoon. Enkele belangrijke uitwerkingen die voortkomen uit het gebiedsprofiel en van toepassing zijn op Rhoon zijn de volgende:
Voor het bestemmingsplan betekent dit dat bestaande dijklinten gehandhaafd dienen te blijven. Daarnaast wordt het buitengebied zoveel mogelijk verbonden met het centrum. Ook nieuwe ontwikkelingen vinden zoveel mogelijk plaats binnen bestaand stedelijk gebied.
Toekomstvisie Albrandswaard 2025
De Toekomstvisie Albrandswaard 2025 is vastgesteld op 15 april 2013. In de toekomstvisie wordt aangegeven hoe de gemeente zich op het gebied van werken, wonen, onderwijs, recreatie en bestuur wil ontwikkelen, om aan te sluiten bij de wensen en de opvattingen van huidige en toekomstige generaties. De gewenste ontwikkelingsrichting is gevat in vijf o’s: Ondernemen (werken), Ontspannen (recreëren), Ontmoeten (wonen), Ontplooien (leren) en Ontketenen (besturen). In de Toekomstvisie en het bijbehorend Ingrediëntenboek zijn initiatieven en ideeën bijeengebracht om te laten zien op welke manieren de gewenste ontwikkelingsrichting bereikt kan worden. Concrete keuzes moeten de komende jaren door de burgers van Albrandswaard zelf gemaakt worden. De gemeente heeft de taak om initiatieven van burgers, organisaties en bedrijven te ondersteunen en de gewenste ontwikkelingsrichting van de visie te bewaken. Aan initiatieven en ideeën die passen in de maatschappelijke en economische omstandigheden op weg naar 2025 worden door de gemeente medewerking verleend.
Prioriteiten bij uitvoering van de Toekomstvisie door de gemeente:
Het bestemmingsplan kan - ondersteunend aan de Toekomstvisie – zorgen voor de ontwikkeling van woningen die passen in de toekomstvisie van de gemeente. Woningen die passen in de landelijke en dorpse sfeer van de omgeving. Daardoor worden de bestaande kwaliteiten en waarden zoals het landschap en de dorpse karakteristiek te behouden.
Doordat de huidige (gedetailleerde) bestemmingsregeling is overgenomen kan hieraan in belangrijke mate tegemoet worden gekomen.
Structuurvisie Albrandswaard
De Structuurvisie Albrandswaard is op 15 april 2013 vastgesteld. Deze structuurvisie is een uitwerking van de Toekomstvisie Albrandswaard 2025. De structuurvisie kent een kernkoers. Deze kernkoers is gericht op vijf pijlers, te weten:
Het voorliggende project omvat de ontwikkeling van 114 woningen en past binnen het streven van Albrandswaard om haar dorpen vitaal en aantrekkelijk te houden voor wonen en werken. Binnen de structuurvisie wordt de ambitie uitgesproken om de drie kernen individueel te versterken. In de structuurvisie wordt een streefbeeld voor 2025 geformuleerd: ‘van meer naar beter’. Bij nieuwe ontwikkelingen dient aandacht te worden geschonken aan de bestaande ruimtelijke kwaliteiten, als waardevolle structuren en natuurgebieden. Met het voorliggende plan wordt voortgeborduurd op de reeds in gang gezette ontwikkeling van Essendael. Hiermee wordt de identiteit van Rhoon gewaarborgd en versterkt. De ontwikkeling draagt daarmee bij aan de uitvoering van de structuurvisie.
Het provinciale woonbeleid staat in de Visie Ruimte en mobiliteit, het Programma Ruimte en de Verordening Ruimte. Regionale afstemming over woningbouwprogramma’s staat centraal in het woonbeleid. Gemeenten stellen in regionaal verband woonvisies vast. Hierin bepalen gemeenten de gewenste gezamenlijke ontwikkelrichting voor woningbouw en de woonkwaliteiten. Regionale woonvisies worden gemaakt voor één of meerdere woningmarktgebieden.
Door op regionale schaal af te stemmen over het kwalitatieve en kwantitatieve regionale woningbouwprogramma wordt vraag en aanbod naar woningen meer in balans gebracht. Afstemming vindt op bestuurlijk niveau plaats in Zuidvleugelverband.
De provincie geeft inzicht in de vraag naar woningen door de driejaarlijkse woningbehoefteraming, bevolkingsprognose en woningmarktverkenning. De vergelijking met het aanbod (plancapaciteit van gemeenten) geeft een beeld van de balans en aandachtspunten in het woningbouwprogramma in Zuid-Holland.
In het woonbeleid staan ook punten waarmee regio's rekening moeten houden als zij hun regionale woonvisie maken of actualiseren. Ook is er een terugvaloptie beschreven voor het geval er geen actuele regionale woonvisie en verstedelijkingsafspraken zijn. In het woonbeleid staat ook wat gemeenten moeten doel als een plan door veranderende omstandigheden niet meer nodig is.
Tot slot staan er bestuurlijke afspraken in die de provincie met gemeenten en regio's heeft gemaakt over locatie, kwantiteit, kwaliteit en tempo van woningbouw.
De gemeente Albrandswaard valt binnen de stadsregio Rotterdam. Vanuit de regio is het beleidsdocument 'Woningmarktstrategie en Woonvisie Regio Rotterdam 2014-2020' opgesteld. De gemeente Albrandswaard valt onder de subregio Zuidrand.
In de subregio Zuidrand zijn samenwerkingsafspraken gemaakt. Deze afspraken zien op het regionaal afstemmen van woningbouwafspraken tot 2020. Per onderwerp zijn de onderstaande afspraken gemaakt.
Woonmilieus
Bestaande voorraad
Voorraad woningbouwplannen en sloop
In de woonvisie Albrandswaard 2016 – 2025 wordt gestreefd naar een kwaliteitsniveau dat gelijk of hoger is dan het huidige niveau. Daarbij wordt (voornamelijk) ingezet op verschillende doelgroepen.
Essendael voorziet in de behoefte van woningen in meerdere segmenten, hierdoor wordt deels gebouwd voor de genoemde doelgroepen. Met dit initiatief wordt direct en indirect bijgedragen aan de doelstellingen van de woonvisie. Door doorstroming naar de vrije sector te bevorderen en daarmee uiteindelijk sociale, betaalbare woningen voor diverse doelgroepen bereikbaar te maken.
In het geldende bestemmingsplan Rhoon Dorp 2013 zijn voor het woongebied 212 woningen gereserveerd. Hiervan zijn in de tussentijd 165 gerealiseerd c.q. in aanbouw. Van de resterende 47 woningen zijn er 35 woningen als harde capaciteit voorzien in het gebied aan de noordzijde van de Willem de Kooning Allee. Daarmee resteren op grond van het geldende bestemmingsplan Rhoon Dorp 2013 nog 12 woningen voor de voltooiing van het woongebied.
Om voldoende programma te hebben voor de resterende deelgebieden worden 102 extra woningen mogelijk gemaakt in het voorliggende bestemmingsplan.
De woningbouwprognose voor Essendael zoals opgenomen in de gemeentelijke Planmonitor (versie 11-12-2018) is voor de periode van 2017 tot 2024 gesteld op 233 (suburbaan grondgebonden) woningen, waarvan 200 woningen na 2018.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een conserverende bestemming van de reeds gebouwde en vergunde woningen en in de nog te realiseren aantal van 114 koopwoningen. De geprojecteerde woningen dragen vooral bij aan de doorstroming naar de vrije sector, huisvesten jonge gezinnen en bedienen van oudere (senior) doorstromer naar passende woonvorm.
Hiermee wordt aangesloten op de Woningmarktstrategie en Woonvisie Rotterdam 2014-2020 en de Woningbouwprognose van de gemeente Albrandswaard, waarmee het woningbouwprogramma in bestaand stedelijk gebied. Dit blijkt uit de kwaliteitskaart van de Visie Ruimte en Mobiliteit van de provincie Zuid-Holland. De voorgenomen ontwikkeling wordt op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking dan ook haalbaar geacht (zie paragraaf 4.2).
Dit bestemmingsplan speelt in op de onderzochte woningbehoefte en sluit aan bij de gemaakte woningbouwafspraken in de regio. Daarnaast kan een bijdrage worden geleverd aan de het terugdringen van de ondercapaciteit aan woningen binnen de regio. Bovendien wordt gebruik gemaakt van het bestaande recht uit het bestemmingsplan Rhoon Dorp 2013 om hier woningen te realiseren.
Gezien het voorgaande vormt het aspect volkshuisvesting geen belemmering voor de haalbaarheid van dit wijzigingsplan.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De treden van de ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
De gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de nieuwe laddersystematiek. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Op grond van het geldende bestemmingsplan waren al woningen toegestaan (zie paragraaf 1.3). Het nieuwe bestemmingsplan heeft tot doel om 114 nieuwe woningen mogelijk te maken. In voorgaande situatie is sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Behoefte
De beoogde ontwikkeling past binnen de uitgangspunten zoals beschreven in 4.1.2. Met de bouw van de nieuwe woningen binnen Essendael wordt voorzien in een actuele woningbehoefte.
Bestaand stedelijk gebied
In het voorliggende geval is sprake van een verdichting binnen bestaand stedelijk gebied. De gekozen locatie staat in het kader van de laddertoets niet ter discussie.
Conclusie
De ontwikkelingen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vinden plaats binnen bestaand stedelijk gebied en zijn in overeenstemming met de gemeentelijke woonvisie.
Daarnaast zijn alle treden van de ladder voor duurzame verstedelijking positief beantwoord. De voorgenomen ontwikkeling en daarmee ook het bestemmingsplan wordt dan ook haalbaar geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect wonen geen belemmering voor de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.
Het huidige provinciale verkeer- en vervoersplan (PVVP) is verouderd door economische, bestuurlijke en verkeerskundige ontwikkelingen. Daarom heeft de provincie beleid ten aanzien van verkeer en vervoer opgenomen in de Visie Ruimte en mobiliteit.
Uitgangspunt van de Visie Ruimte en mobiliteit is dat de versterking van de economie centraal staat. Een goede bereikbaarheid hoort daarbij. Daarnaast is de focus van verkeersbeleid verschoven van beheersing van de mobiliteitsgroei naar een goede bereikbaarheid nu en in de toekomst.
Voor school, winkel, werk, vrienden en/of zakelijke afspraken zijn we met z'n allen veel en vaak onderweg. En ook óp de weg. De provincie Zuid-Holland heeft de zorg voor een vlotte doorgang van al dat verkeer op de provinciale wegen, vaarwegen en fietspaden. De onderwerpen mobiliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid dringen daarbij om het hardst om onze aandacht.
De dagelijkse werkelijkheid laat zien dat mobiliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid onderweg niet altijd vanzelfsprekend zijn. In Zuid-Holland zijn files aan de orde van de dag en overvolle treinen zijn tijdens de spits geen uitzondering. Toenemende opstoppingen op de weg en afnemende bereikbaarheid verminderen het vestigingsklimaat voor bedrijven in onze regio. Geluid en uitlaatgassen verslechteren het leefklimaat langs druk bereden wegen. Een haalbare dienstverlening van het openbaar vervoer in het landelijke gebied staat onder druk.
Voor mobiliteit stelt de provincie de behoefte van de mobiliteitsgebruiker centraal. Dit betekent zo veel mogelijk keuzevrijheid tussen vervoersalternatieven en een integrale benadering van het netwerk. Zo wil de provincie deur-tot -deurverplaatsingen optimaliseren. Het behoud van een goed mobiliteitssysteem vraagt om keuzes, gebaseerd op de vraag van de gebruiker, de afvlakkende groei van de personenmobiliteit, de groei van het goederenvervoer over een langere periode bezien en de toenemende verschillen tussen stad en landelijk gebied. De auto is veelal de dominante vervoerswijze, maar wordt geconfronteerd met een congestiedruk. De provincie wil het mobiliteitsnetwerk op orde krijgen en opwaarderen door:
Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie zet ten eerste in op verdichting, concentratie en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid. Dit beleid voorziet in de maatschappelijke vraag naar betaalbare woningen nabij (stedelijke) voorzieningen, waaronder hoogwaardig openbaar vervoer. In gebieden met een eenzijdige samenstelling van functies en bevolking, vormen herstructurering, stedelijke transformatie en functiemenging een belangrijke opgave.
Zo wil de provincie sociaal-ruimtelijke segregatie tegengaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om woonwijken of voormalige groeikernen met een eenzijdig woningaanbod of onvoldoende werkgelegenheid.
Huidige situatie
De kern Rhoon is onderverdeeld in wegen waarop verschillende snelheden gelden. Enerzijds zijn dit de 30 km/u-wegen, ook wel bekend als erftoegangswegen. Daarnaast zijn ook 50 km/u-wegen aanwezig: ontsluitingswegen.
Deze wegen zijn belangrijk voor de aanvoer van en naar de erftoegangswegen. Als derde en laatste zijn tevens ontsluitingswegen aanwezig waarop een snelheid van 60 km/u of meer geldt. Deze wegen zijn gelegen aan de randen van de kern en gelden als ontsluitingswegen naar andere kernen/dorpen.
Wegen waarop harder dan 30 km/u mag worden zijn bestemd als ‘Verkeer’. Alle wegen tot 30 km/u zijn bestemd als ‘Verkeer – Verblijfsgebied’.
Toekomstige verkeersintensiteiten
De toekomstige verkeersintesiteiten van de wegen is berekend op basis van de kengetallen van het CROW met betrekking tot de verkeersgeneratie. Met behulp van het CROW kan het gemiddeld aantal verkeersbewegingen worden bepaald per woningtype, per verstedelijkingsgraad (matig stedelijk) en per ligging van het plangebied (rest bebouwde kom).
Wanneer de verkeersgeneratie zuiver berekend wordt op basis van de gerealiseerde woningen en per wegvak dan ontstaat het volgende beeld:
Wegvak |
verkeersintensiteit 2030 |
Rijsdijk (west - oost) | 2.200 - 2.250 mvt/etm |
Essendijk | 950 mvt/etm |
Van Gogh Allee | 1.900 - 3.550 - 4.250 mvt/etm |
Tijsjesdijk | 1.300 mvt/etm |
Karel Appellaan | 1.500 mvt/etm |
Willem de Kooning Allee | 1.000 mvt/etm |
Deze verkeersintensiteiten worden al basis gebruikt voor het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 5.3.2.1).
Toekomstige bereikbaarheid
Als gevolg van de voorliggende plannen zal de bestaande situatie niet wijzigen. De ontwikkelingslocaties maken gebruik van het huidige wegennet. De centrale ontsluitingswegen van Essendael zijn in een voorgaand proces al afgewogen en gerealiseerd. Met het voorliggende bestemmingsplan Essendael wordt daar niets aan gewijzigd.
De Van Gogh Allee is de centrale hoofdontsluiting van Essendael. Met betrekking tot de verwachte verkeersbelasting op de Van Gogh Allee wordt uitgegaan van:
Sinds 2012 wordt de maximale verkeersintensiteit van wegen door het CROW bepaald op basis van de inrichting, functie en gebruik van de weg. De maximale verkeersintensiteit op een erftoegangsweg, zoals de Van Gogh Allee, bedraagt conform het CROW tussen de 5.000 en 6.000 mvt/etmaal. De nieuw berekende verkeersintensiteiten blijven, zeker voor wat betreft De Van Gogh Allee tussen de Karel Appellaan en Breitnerlaan, ruimschoots onder deze grenzen.
De extra woningen leiden niet tot een zodanige verkeerstoename dat een tweede ontsluiting van de woonwijk noodzakelijk is. De Van Gogh Allee biedt voldoende mogelijkheden voor ontsluiting. Voor eventuele calamiteiten is er een ontsluiting op de Tijsjesdijk.
De genoemde wegen zijn in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als ‘Verkeer – Verblijfsgebied’. Op grond van het geldende bestemmingsplan is het mogelijk om nieuwe ontsluitingswegen in deelgebied Essendael aan te leggen.
Het merendeel van de nieuwe woningen wordt via de bestaande wegen ontsloten. Binnen de verschillende deelgebieden 'zuidzijde tegen Essendijk aan' en 'nabij de 'Tijsjesdijk' wordt ten behoeve van de woningen nieuw verblijfsgebied gerealiseerd (zie paragraaf 2.2).
Parkeren
Ten aanzien van parkeren heerst een hoge parkeerdruk in Rhoon. Bij nieuwe ontwikkeling zal bekeken moeten worden of er ruimte is om extra parkeercapaciteit te realiseren. Uitgangspunt daarbij zijn de afspraken die hierover zijn gemaakt met de ontwikkeling van Essendael. Uitgegaan wordt van 2 parkeerplaatsen per woningen.
Handhaving van de gestelde parkeernormen vindt plaats vinden door het opnemen van parkeernormen in het bestemmingsplan. Ook wordt gehandhaafd op basis van de aanbeveling voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom zoals opgesteld door de stichting Centrum voor de Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Water- en Wegenbouw en Verkeerstechniek.
Gezien het bovenstaande wordt het aspect mobiliteit uitvoerbaar geacht voor de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Verschillende soorten planten, dieren worden beschermd in de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming voorziet in het wettelijk kader voor de bescherming van Natura 2000-gebieden, planten- en diersoorten en houtopstanden. In de Wet natuurbescherming zijn de provincies primair bevoegd gezag voor bescherming van soorten en natuurgebieden.
Groenbeleidsplan Albrandswaard
Het groenbeleidsplan Albrandswaard is op 26 februari 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. In dit beleidsplan komt naar voren wat belangrijke groenstructuren van Poortugaal zijn en welke groenstructuren in de toekomst beschermd worden. Het groen in de kernen draagt bij aan een aantrekkelijk woon- en leefomgeving en vervult hierbij diverse functies: ruimtelijk, recreatief, educatief, esthetisch, milieu en cultuurhistorisch. Verbeteringen die aan de orde komen voor Poortugaal zijn het groene karakter van de oude dijken behouden en waar mogelijk versterken en de groene dwarslijnen versterken. De ecologische groenzonde tussen Poortugaal Zuid en het sportpark dient behouden te blijven. De Albrandswaardsedijk dient tevens als grens naar de Polder Albrandswaard en polder Kijveland. De Albrandswaardsedijk dient de ondergrens te blijven.
In dit bestemmingsplan blijven de dijken gevrijwaard van ontwikkelingen en wordt het bestaande park positief bestemd als Groen. Bouwen in deze bestemming is beperkt mogelijk, waarmee de groenstructuur zoveel mogelijk wordt behouden en/of versterkt.
Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen dient vooraf te worden beoordeeld of sprake is van mogelijke nadelige effecten op beschermde natuurwaarden. In het kader van het bestemmingsplan is een quickscan uitgevoerd. De Quickscan of vooronderzoek is geen soortgerichte inventarisatie, maar de eerste fase in het kader van de procedure van de Wet natuurbescherming.
De quickscan is als bijlage 1 opgenomen in de toelichting. Uit de quickscan blijkt dat:
De ontwikkeling van nieuwbouw leidt niet tot knelpunten met het onderdeel beschermde gebieden van de Wnb. Het voorkomen van algemene (nationaal beschermde) grondgebonden zoogdieren en amfibieën kan niet worden uitgesloten. Strikt beschermde planten, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, libellen, vlinders en ongewervelden worden op basis van dit onderzoek niet verwacht. Uit de quickscan blijkt ook dat nader onderzoek naar het voorkomen van enkele soorten niet nodig is, indien de werkzaamheden volgens de in de quickscan genoemde periode, worden uitgevoerd.
In de quickscan worden nog diverse adviezen gegeven ten aanzien van de uitvoering van de werkzaamheden (zorgplicht, de planning van de werkzaamheden buiten de voortplantings- en overwinteringsperiode, verstoring door licht tijdens de realisatiefase). Ook worden adviezen gegeven om te voorkomen dat de rugstreeppad en de oeverzwaluw zich in het gebied vestigen.
Tot slot bestaat de mogelijkheid om in de bouwplannen het principe 'Natuurinclusief bouwen' (www.rvo.nl) mee te nemen. Eenvoudige voorzieningen zoals inmetselen speciale vleermuis- en/of gierzwaluwstenen en aanbrengen van mussenpannen, helpen deze gebouwbewonende soorten enorm en dragen bij aan de biodiversiteit in de woonomgeving (en daarbij eten vleermuizen en gierzwaluwen duizenden insecten per dag).
Kaderrichtlijn water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een “goede ecologische toestand” (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een “goed ecologisch potentieel” (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de KRW te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid is opgenomen in de Visie Ruimte en Mobiliteit. De provincie heeft enkele kernopgaven:
Beleid waterschap Hollandse Delta: Waterbeheerprogramma 2016 -2021
Het waterschap Hollandse Delta heeft op 26 november 2015 een Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 opgesteld. In het waterbeheerprogramma staan de doelen die het waterschap wil bereiken zowel op lange termijn als voor de planperiode 2016 -2021 (statisch deel). Tevens bevat het programma de maatregelen die nodig zijn om de doelen te realiseren (dynamisch deel). De belangrijkste taken zijn:
Streefbeelden waterschap Hollandse Delta (uitgangspuntennotitie digitale watertoets)
Op basis van de digitale watertoets (d.d. 19-3-2019) heeft het waterschap een uitgangspuntennotitie geleverd.
De relevante randvoorwaarden zijn gerangschikt onder acht streefbeelden ingedeeld op basis van de drie waterthema's veiligheid, voldoende water en schoon water en het thema wegen. Van streefbeeld naar randvoorwaarde is de strategie verkort beschreven, die erop gericht is het streefbeeld te verwezenlijken. De strategie en randvoorwaarden worden alleen vermeld als dit voor het plan relevant is.
Veiligheid
Voldoende water - wateroverlast
Voldoende water - Goed functionerend watersysteem
Voldoende water - anticiperen op watertekort
Tussen de categorieën 1 en 2 is sprake van een prioriteitsvolgorde. Tussen de categorieën 3 en 4 vindt onderlinge prioritering plaats op basis van minimalisatie van de economische en maatschappelijke schade.
Schoon water - goede inrichting/structuurdiversiteit van het watersysteem
Schoon water - goede oppervlaktewaterkwaliteit
Schoon water - goed omgaan met afvalwater
Wegen
Gemeentelijk beleid
Voor de gemeentelijke riolering vormt het Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2017-2020, vastgesteld in september 2016 door de gemeenteraad, de basis voor het onderhoud en de vervangingen. Binnen dit plan staat beschreven op welke locatie welk onderhoud of vervanging noodzakelijk is.
De gemeente Albrandswaard is zich bewust van de risico's van klimaatverandering voor wateroverlast en ondersteunt bijvoorbeeld de operatie Steenbreek (https://www.albrandswaard.nl/operatie-steenbreek-tegel-eruit-plant-erin/).
Ten behoeve van het bestemmingsplan, dat de ontwikkeling van woningen mogelijk maakt, zijn de waterthema's getoetst en is een digitale watertoets ingevuld (d.d. 19 maart 2019). Gezamenlijk met de afstemming met het waterschap van deze toets is de watertoets afgerond.
Doelstellingen plangebied Essendael
Voor de ontwikkeling van het plangebied gelden de volgende doelstellingen:
Beschrijving van het plan
In het toekomstige woongebied zal sprake zijn van één vast gecontroleerd peil. Vanuit het park in Rhoon zal een verbinding met het plangebied worden gelegd door een (doorvaarbare) duiker onder de Tijsjesdijk. Hierdoor kan vanuit de polder Albrandswaard, via het stedelijk gebied van Rhoon, de instroom van water plaats vinden. De doorstroming in het gebied zal hierdoor verbeteren. Tevens kan hiermee de wateroverlast in Rhoon worden teruggedrongen doordat als gevolg van de verbeterde afvoer, de peilstijgingen de veiligheidsmarges niet langer zullen worden overschreden.
In het plangebied is ten zuiden van het bestaande lint een nieuwe hoofdwatergang aangelegd en komt er een nieuwe structuur van brede watergangen en waterpartijen. De afvoer van water zal plaats vinden aan de oostzijde. In de toekomst wordt er naar gestreefd deze structuur nog verder te verbeteren door de aanleg van een ring aan hoofdwatergangen.
De watergangen hebben bij voorkeur een breedte op de waterlijn van ten minste 5 meter inclusief natuurvriendelijke oevers beneden de waterlijn. De diepte van de watergangen zal minimaal 1 meter bedragen, brede waterpartijen kunnen plaatselijk extra worden verdiept tot 2 meter of meer onder het wateroppervlak.
De aan te leggen watergangen en waterpartijen zullen waar mogelijk worden ingericht met natuurvriendelijke oevers om de waterkwaliteit te bevorderen. Voor het rioolstelsel in de wijk wordt uitgegaan van een verbeterd gescheiden stelsel met een voorziening om het hemelwater te filteren of een volledig gescheiden stelsel. Uitgangspunt moet zijn om zo veel mogelijk neerslag op te vangen in het watersysteem en weg te houden van de rioolafvoer.
Door de nieuwe waterstructuur in het plangebied ontstaat de mogelijkheid om in de toekomst water in te laten vanuit het natuurgebied ten zuiden van de Essendijk. De waterkwaliteit in het plangebied kan daardoor nog verder toenemen.
Huidige situatie en toetsing van het plan
Huidige watersysteem
Het plangebied ligt in peilgebied IJsselmonde Midden, peilvak BUR1. Binnen dit peilgebied geldt een zomerpeil van -1.70 m NAP en een winterpeil van -1.90 NAP. Overtollig water stort over op de Koedood. De afvoer van het water van Essendael zal plaats vinden via de bestaande en nieuwe watergangen die deel uitmaken van het gebied Essendael.
Veiligheid
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een beschermingszone van de waterkering. Deze waterkering is opgenomen in het bestemmingsplan ter bescherming van de Essendijk. De waterkering wordt met voorgenomen ontwikkeling niet aangetast.
Afbeelding - ligging waterkering ten zuiden van het plangebied
Wateroverlast
Binnen het plangebied is geen sprake van wateroverlast. Omdat met voorgenomen ontwikkeling van de woningbouwlocaties sprake is van het toevoegen van verharding is watercompensatie benodigd. Het waterschap Hollandse Delta hanteert een compensaties van 10% bij het toevoegen van verharding. Deze compensatie wordt ingevuld met het riolerings- en waterhuishoudingsplan. Deze is opgenomen als bijlage 2 in het bestemmingsplan.
Goed functionerend watersysteem
Voor het rioolstelsel wordt uitgegaan van een verbeterd gescheiden stelsel met een voorziening om het hemelwater te filteren of een volledig gescheiden stelsel. In overleg met het waterschap Hollandse Delta zal gekozen worden voor het meest duurzame rioleringssysteem. Uitgangspunt hierbij moet zijn zoveel mogelijk neerslag op te vangen in het watersysteem en weg te houden van de rioolafvoer. Een en ander conform de beleidsuitgangspunten van uit het Gemeentelijk Rioleringsplan.
Bij het realiseren van de woningen mogen geen (bouw)materialen toegepast worden waardoor het afstromende hemelwater bijvoorbeeld door uitloging verontreinigd kan raken. Gestreefd dient te worden naar het volgen van het voorkeursbeleid van het Waterschap.
Watervoorziening- wateroverlast en watertekort
Het plan heeft geen effect op de watervoorziening. Het watersysteem wordt niet aangepast. Het plan heeft derhalve geen (negatieve) invloed op karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; er is immers geen kans op verdroging als gevolg van het plan.
Schoon water
Overstorten van vuilwater dient te worden voorkomen. Door het afkoppelen van hemelwater van de droogweerafvoer (DWA) worden vuilwateroverstorten (in de omgeving) tegengegaan. De risico's van watergerelateerde ziekten en plagen worden hierdoor geminimaliseerd.
Waterkwaliteit
Het plan heeft geen effect op de waterkwaliteit. Bij de realisatie van de woonwijk dient het ontstaan van (nieuwe) vervuilingsbronnen zoveel mogelijk voorkomen te worden om vervuiling van grond- en oppervlaktewater te beletten. Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater wordt vervuild. In verband hiermee dienen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink of teerhoudende dakbedekking te worden gebruikt op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben).
Keur
Alle handelingen of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen en waterschapswegen vallen onder de regels van de Keur. In deze verordening van het Waterschap zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen om de waterstaatsbelangen veilig te stellen. In de meeste gevallen zal een vergunning moeten worden verleend door het Waterschap. In de Legger van oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken voor waterschap Hollandse Delta zijn de watergangen opgenomen, waarop de Keur van toepassing is.
Beheer en onderhoud
In de legger van het Waterschap zijn tevens de onderhoudsverplichtingen en de onderhoudsplicht opgenomen van de wateren en kunstwerken in het plangebied. De legger bestaat uit een algemene toelichting, tekeningen en een administratief register. De legger is een aanvulling op de Keur.
Beheer en onderhoud van de riolering is in handen van de gemeente Albrandswaard. Langs watergangen en hoofdwatergangen wordt een keurstrook (waterstaat) van 5 meter vanaf de waterlijn gehanteerd.
Via de digitale watertoets is de waterbeheerder geïnformeerd over het voornemen van de ontwikkeling. De waterparagraaf is, in het kader van het wettelijk vooroverleg, op 30 juli 2019 aan de waterbeheerder toegezonden. Het waterschap heeft op 4 september 2019 per e-mailbericht gereageerd.
Het Waterschap merkt in die reactie op dat het plangebied grenst aan een hoofdwatergang en een regionale waterkering. Daarnaast bevinden zich enkelesecundaire watergangen binnen het plangebied. Om werkzaamheden nabij deze waterstaatswerken uit te voeren dient op grond van de Keur van waterschap Hollandse Delta 2014 vooraf een watervergunning aangevraagd te worden.
Een positief besluit hangt af van de geplande uitvoering en het waarborgen van het watersysteem en indien van toepassing de verkeersveiligheid van de weg. Voorafgaand aan een dergelijk plan is het advies aan de initiatiefnemer om te controleren of de werken voldoen aan 'de nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem en wegenbeheersplan' www.wshd.nl/vergunningen.
Ruimtelijk gezien stemt het waterschap in met het plan als de belangen van het waterschap in acht genomen worden en gewaarborgd blijven.
De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van dit bestemmingsplan. Gezien het voorgaande vormt het aspect water geen belemmering voor de haalbaarheid voor het realiseren van de beoogde ontwikkeling.
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting bij elk ruimtelijk plan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Er is in het plangebied geen bebouwing aanwezig die is aangewezen als gemeentelijk of rijksmonument. Er zijn evenmin cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied aanwezig te zijn die speciale regeling in het bestemmingsplan behoeven.
Conclusie
Er gelden geen belemmeringen met betrekking tot de haalbaarheid van het aspect cultuurhistorie. Karakteristieke gebouwen en monumenten komen niet binnen het plangebied voor.
Op grond van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
De gemeente Albrandswaard heeft in verband met de verplichting tot het inzichtelijk maken van de archeologische waarden op 21 december 2009 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden en Beleidskaart (AWK) een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Albrandswaard daarmee wenst om te gaan. In bestemmingsplannen wordt voor de verschillende plangebieden het archeologisch beleid nader uitgewerkt.
Het doel van het gemeentelijk archeologisch beleid is om:
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Archeologische verwachting/Archeologisch onderzoek
In het hele gebied bestaat het bovenste bodemtraject uit dekafzettingen uit de Late Middeleeuwen (Afzettingen van Duinkerke III) op (klei-op-)Hollandveen. De geologische opbouw van de diepere ondergrond is in detail vaak onbekend. De kans op vindplaatsen uit Midden-Steentijd, Nieuwe Steentijd en/of Bronstijd in de diepere ondergrond is redelijk hoog tot hoog. De aanwezigheid van stroomgordels in de diepere ondergrond is lokaal bevestigd. Ook het voorkomen van donken valt niet geheel uit te sluiten. Resten uit de IJzertijd en Romeinse tijd zijn potentieel te vinden langs waterlopen in het op natuurlijke wijze ontwaterde veen-/kleigebied. Restanten van vindplaatsen uit deze periode zijn waarschijnlijk schaars ten gevolge van de laatmiddeleeuwse overstromingen in het gebied. Sporen uit de Late Middeleeuwen kunnen samenhangen met de eerste ontginningsfase van het veen (vanaf circa 1000 na Chr.) en de bewoning van het gebied na herinpoldering.
De vindplaats Rhoon Essendael verdient speciale aandacht. Het terrein staat op de CHS aangeduid als een terrein van hoge archeologische waarde (monumentnummer 16102). Het terrein heeft niet de status van beschermd rijksmonument, maar conform zowel de provinciale richtlijnen ten aanzien van archeologie in ruimtelijke planvorming, als de gemeentelijke regels omtrent het archeologiebeleid, zoals verwoord op de AWK Albrandswaard, staan behoud en bescherming van de archeologische waarden voor wat betreft dit terrein voorop.
Archeologische waarden
Afbeelding - uitsnede archeologische waardenkaart
Op de archeologische waardenkaart is, ter hoogte van de Van Gogh Alle, de vindplaats Rhoon Essendael (monumentnummer 16102) aangegeven (aangeduid met 'X'). Voor het overige zijn de gronden binnen het woongebied Essendael geclassificeerd als gebieden met een redelijke hoge archeologische verwachting. Ter plaatse worden archeologische waarden verwacht dieper dan 100 cm beneden maaiveld (3.2).
Binnen het plangebied is, in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan, een onderscheid gemaakt tussen de twee archeologische waarden (dubbel-bestemmingen). Deze archeologische waarden worden hieronder afzonderlijk beschreven. In de planregels is een regeling opgenomen waarin deze twee archeologische waarden terugkomen. Ook op de planverbeelding is de locatie van de betreffende archeologische waarden opgenomen.
Archeologisch onderzoeken
BOORrapporten 172
In het plangebied Albrandswaard Rhoon Essendael zijn in de periode januari tot maart 2004 de onderdelen bureau-onderzoek en de verkennende en karterende veldonderzoeken van de archeologische inventarisatie uitgevoerd (Kruidhof 2004, BOORrapporten 172). Gedurende de inventarisatie zijn drie archeologische vindplaatsen getraceerd:
Buiten de bovengenoemde vindplaatsen moet voor grote delen van het voorliggende plangebied de plannen nog concreet worden. Deze locaties zullen nog worden getoetst.
BOORrapporten 209
In 2005 is door BOOR, door middel van proefsleuven, een waarderend inventariserend veldonderzoek van de archeologische vindplaatsen 19-12 en 19-14 uitgevoerd (Meirsman 2005, BOORrapporten 209). Het BOORrapport 209 is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.
Vindplaats 19-13 werd destijds nog niet bedreigd door het aanleggen van het rioleringssysteem en is in het kader van het rapport dus niet nader beoordeeld. Aangegeven is dat dit afhankelijk van de bouw- en inrichtingsplannen nog noodzakelijk kan zijn. Vooralsnog blijven de aanbevelingen uit het rapport van Kruidhof uit 2004 actueel. Om vindplaats 19-13 goed in kaart te brengen dient het verkennend en karterend inventariserend veldonderzoek op de in begin 2004 nog niet toegankelijke percelen ten oosten van de vindplaats te worden afgerond.
De vindplaatsen 19-12 en 19-14 zijn in het kader van het voorliggende bestemmingsplan eveneens relevant omdat deze liggen binnen de nog te ontwikkelen delen van de woonwijkEssendael zie ook paragraaf 2.2. Vindplaats 19 -12 ligt binnen het deelgebied 'Van Gogh Allee' (zie paragraaf 2.2.1), vindplaats 19-14 bevindt zich in het oostelijk deel van het deelgebied 'zuidzijde tegen Essendijk aan' (zie paragraaf 2.2.2).
Afbeelding - Vindplaatsen 19-12 en 19-14. Ligging van de proefsleuven
Uit het waarderend onderzoek blijkt dat:
BOORrapport 286
In 2006 is door BOOR een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van een inrichtingsplan ter plekke van de vindplaats uit het Neolithicum (Meirsman 2006, BOORrapporten 286). Het BOORrapport 286 is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.
Uit dit haalbaarheidsonderzoek blijkt dat vindplaats 19-12 een behoudenswaardige vindplaats is. De archeologische waarden van de site dienen in situ te worden behouden. Dit kan worden gerealiseerd als bij de inrichting van dit deel van het verspreidingsgebied van vindplaats 19-12 boven de top van het niveau met archeologische indicatoren een laag van minimaal 1 m dikte gevrijwaard te worden tegen verstoring.
Dit houdt in dat de bodemingrepen bij de inrichting niet dieper mogen reiken dan 3 m - NAP. Wanneer aan deze voorwaarde wordt voldaan, kan zonder verder archeologisch onderzoek gestart worden met de inrichtingswerkzaamheden in het plangebied.
Voor het inrichtingsplan heeft deze voorwaarde de volgende consequenties:
Eindadvies
Naar aanleiding van deze onderzoeken heeft BOOR voor de locatie aan de Van Gogh Allee bij brief van 10 juni 2016 (nr AS16/10962 - 196/0047010), aangegeven geen reden te zien om verder onderzoek te verrichten en adviseert de gemeente dan ook af te zien van verder onderzoek. De locatie kan voor de voorgenomen ontwikkeling vrijgegeven worden zonder archeologische bemoeienis. Toevalsvondsten moeten op basis van de Erfgoedwet 2016, art. 5.10 bij de bevoegde overheid worden gemeld.
De brief is als bijlage 5 in de toelichting opgenomen.
De verschillende aanwezige archeologische waarden (Waarde - Archeologie 1 en 3) zijn opgenomen op zowel de planverbeelding als in de planregels. De archeologische waarden blijven op deze wijze gewaarborgd. Ontwikkelingen die de aangegeven diepte of terreinoppervlak overschrijden zijn vergunningplichtig en dienen te worden getoetst op de noodzaak van archeologisch onderzoek. Een aantal planbeoordelingen heeft inmiddels plaatsgevonden en voor deze plandelen zijn de benodigde vergunningen verleend. Voor de locaties die nog niet zijn beoordeeld en waarvoor nog geen vergunning zijn verleend dient de beoordeling nog plaats te vinden.
Voor dit bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering vormt.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.
Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw)
De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen.
Die voorschriften moeten in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.
Ter plaatse van en nabij het overige deel van het plangebied zijn de volgende relevante bodemonderzoeken uitgevoerd:
Uit de recente bodemonderzoeken uit 2015 en 2016 blijkt dat de aangetroffen concentraties geen milieuhygiënische risico's opleveren voor de gebruikers of voor het milieu. Het terrein is daarmee vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het voorgenomen gebruik/functie.
Gezien het voorgaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor de haalbaarheid van het bestemmingsplan.
De Wet natuurbescherming (verder: Wnb) voorziet in het beschermen van het gebied tegen handelingen buiten het Natura 2000-gebied met significante gevolgen voor beschermde habitats en hieraan gekoppelde soorten. Conform art. 2.8 lid 1 Wnb kan een plan dat significante gevolgen kan hebben op soorten en habitats pas worden vastgesteld nadat een passende beoordeling is opgesteld waarin rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. Deze passende beoordeling moet de zekerheid geven dat de natuurlijke kenmerken van het betreffende gebied niet worden aangetast.
Om te kunnen bepalen of een passende beoordeling noodzakelijk is, wordt in het algemeen een voortoets uitgevoerd. In de voortoets wordt beoordeeld of er als gevolg van het afzonderlijke plan dan wel van het plan in combinatie met andere plannen of projecten sprake kan zijn van significante gevolgen.
Met betrekking tot stikstofdepositie wordt in de voortoets bepaald of het plan tot een relevante toename van de stikstofdepositie kan leiden. Indien uit de voortoets blijkt dat de maximale invulling van het plan niet leidt tot een relevante toename van de stikstofdepositie op één of meer in het kader van Natura 2000 beschermde stikstofgevoelige habitats waarvan de kritische depositiewaarde (verder: KDW) wordt overschreden of door de toename overschreden kan worden, zijn significante gevolgen uitgesloten en is geen passende beoordeling noodzakelijk. Mitigerende maatregelen mogen niet meegenomen worden in de voortoets en komen pas bij de passende beoordeling aan de orde.
In het kader van het bestemmingsplan is een voortoets uitgevoerd met als doel te beoordelen of de toekomstige activiteiten die mogelijk worden op basis van het plan Essendael significante gevolgen kunnen hebben op kwalificerende natuurwaarden in nabij gelegen Natura 2000-gebieden én of het op basis van de stikstofdepositie noodzakelijk is een passende beoordeling op te stellen. Relevante Natura 2000-gebieden zijn:
De berekening is uitgevoerd met de Aerius Calculator september 2019. De resultaten zijn als bijlage 6 in de toelichting opgenomen.
Uit het onderzoek blijkt het volgende:
Conclusie
De ontwikkeling van 114 nieuw woningen binnen het plan Essendael in Rhoon heeft geen significante gevolgen op kwalificerende natuurwaarden in nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Het is niet noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen. Op basis van het aspect stikstofdepositie is het daarom ook niet noodzakelijk om een plan-MER op te stellen.
Het toekomstige project 114 nieuwbouwwoningen Essendael te Rhoon is, bij ongewijzigde uitgangspunten, niet vergunningsplichtig.
De Wet geluidhinder (hierna: Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen te hoge geluidbelastingen. In deze wet zijn onder meer de normen voor geluid als gevolg van weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai vastgelegd. Bij ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met de in de Wgh opgenomen grenswaarden en bepalingen. In de Wgh gelden voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden voor de geluidbelasting op de gevel van een geluidgevoelige bestemming.
Tot de geluidgevoelige bestemmingen worden gerekend woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.
In de Wgh zijn (voorkeurs)grenswaarden vastgesteld voor de geluidbelasting afkomstig van verschillende geluidsbronnen. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde maar niet van de maximale ontheffingswaarde kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden aangevraagd bij het bevoegd gezag (art. 110a lid 1 Wgh). Een dergelijke ontheffing wordt een hogere waarde genoemd.
Zones langs wegen
De Wgh stelt eisen aan de in de omgeving van een weg toelaatbaar geachte geluidniveaus. Het gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen aandacht aan het geluid dient te worden besteed wordt de geluidzone genoemd.
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk). Er bevindt zich geen geluidzone langs wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt of langs wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied.
Grenswaarden
In het geval nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen een zone van een weg, dan mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk te zijn of op zwaarwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Albrandswaard (het college van Albrandswaard) bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden.
De voorkeurswaarde bedraagt 48 dB en de maximale ontheffingswaarde bedraagt 63 dB voor nieuwe woningen in stedelijk gebied door wegverkeerslawaai.
Aftrek art. 110g Wgh
Op grond van verdere ontwikkelingen in de techniek en het treffen van geluidreducerende maatregelen aan motorvoertuigen is het de verwachting dat het wegverkeer in de toekomst minder geluid zal produceren dan momenteel het geval is. Op basis van art. 110 g Wgh kan de Minister een aftrek vaststellen voor het in de toekomst stiller worden van motorvoertuigen.
Het plan is gelegen binnen de geluidzone van het industrieterrein 'Waal- /Eemhaven'. In de navolgende afbeelding is de vastgestelde geluidzone weergegeven. Ook is de grens van het gezoneerde industrieterrein weergegeven. Tot slot is de ligging van het plangebied (oranje) aangeduid.
Afbeelding - Indicatieve geluidscontouren industrieterrein Waal-/Eemhaven 2025 (plangebied is
met oranje aangeduid)
Binnen de weergegeven T+ contour is het realiseren van geluidgevoelige functies mogelijk, mits voldaan wordt aan de eisen die de Wet geluidhinder stelt. Concreet betekent dit dat voor de nieuwbouwwoningen getoetst moet worden aan een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Mocht de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijden, dan mag, onder voorwaarden, een hogere waarde worden vastgesteld van maximaal 55 dB(A).
Het plangebied is gelegen in het 'gebied voor standaard onderzoek'. Voor het bepalen van de geluidbelastingen in dit gebied, kan gebruik worden gemaakt van de geluidcontouren, welke zijn berekend op basis van het 'Bronnenmodel 2025 Waal-/Eemhaven', zoals omschreven in hoofdstuk 2 'Werkwijze voor een bouwplan gelegen buiten de 55 dB(A)-contour' van de hiervoor genoemde Handreiking Waal- / Eemhaven. Op basis hiervan kunnen de (eventueel) benodigde hogere waarden worden bepaald.
Het standaard onderzoek houdt in dat op basis van de door DCMR verstrekte contouren met een stap van 1 dB(A), de geluidbelasting op de geluidbelaste gevel van het bouwplan kan worden bepaald voor gebouwen met ten hoogste 3 bouwlagen.
Tabel - Correctie in dB(A) op hogere bouwlagen
Voor gevels die niet of nauwelijks gelegen zijn in de richting van het industrieterrein kan een aftrek worden toegepast van 0, 2 of 10 dB(A). Afhankelijk van de grootte van het oppervlak van het industrieterrein waarop de gevel zicht heeft, kan de in onderstaande tabel opgenomen aftrek worden toegepast ten opzichte van de meest geluidbelaste gevel. Dit ten behoeve van het dimensioneren van eventuele geluidwerende gevelmaatregelen.
Tabel - Aftrek voor gevels die geen maximaal zicht hebben op het industrieterrein
Het college van Albrandswaard verleent hogere waarden, voor de woningen waarvoor dit noodzakelijk is, als aan één van de volgende criteria wordt voldaan:
Deze criteria zijn vastgelegd in de 'Beleidsregel vaststellen hogere waarde gemeente Albrandswaard'. Deze beleidsregel is op 1 mei 2007 door het college van Albrandswaard vastgesteld.
In het kader van het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd vanwege het wegverkeer en vanwege industrielawaai vanuit het industrieterrein Waal- / Eemhaven'. Het onderzoek is als bijlage 7 in de toelichting opgenomen.
In het akoestisch onderzoek is voor wat betreft de realisatie van de 114 nieuwbouwwoningen rekening gehouden met het wegverkeer op de Essendijk, Tijsjesdijk en Rijsdijk en op de Van Gogh Allee, Karel Appel Allee en De Willem de Kooning Allee. Daarbij is uitgegaan van de verkeersintensiteiten zoals aangegeven in paragraaf 4.3.2.
Tabel - Algemeen overzicht verkeersgegevens
Het betreft weekdagintensiteiten voor het maatgevende jaar 2030. In bovenstaande tabel wordt een overzicht van deze verkeersgegevens getoond. Voor wat betreft de verdelingen van het verkeer in licht-middelzwaar- zwaar en dag-avond-nacht is aangesloten bij de gegevens uit het verkeersmodel van de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (V-MRDH).
Voor de Karel Appel Allee, de Willem de Kooning Allee en een (zuidelijk) deel van de Van Gogh Allee bedraagt de wettelijke rijsnelheid 30 km/uur. Vanuit de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen geluidzone.
Rekenpunten
Voor de ligging van de rekenpunten is voor de nieuwe woningen uitgegaan van het het meest recente verkavelingsplan. In onderstaande afbeelding wordt de ligging van de rekenpunten weergegeven. Voor de exacte ligging van de rekenpunten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek.
Afbeelding - Ligging rekenpunten
Rekenresultaten
Uit de berekeningen blijkt het volgende:
Daarmee voldoet de geluidbelasting als gevolg van de zoneplichtige wegen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De berekeningsresultaten per rekenpunt zijn opgenomen in het akoestisch onderzoek.
Op basis van de rekenresultaten is het niet verwachting dat een andere invulling / verkaveling van de woongebieden zal leiden tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Geconcludeerd wordt bijgevolg dat de Wet geluidhinder, voor wat betreft het aspect wegverkeerslawaai, géén belemmering vormt voor het plan.
Cumulatie wegverkeerslawaai
De gecumuleerde geluidbelastingen ten gevolge van alle relevante wegen in de nabijheid van het plangebied variëren tussen 26 en 57 dB exclusief aftrek op basis van art. 110g Wgh.
In het kader van de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening is aanvullend akoestisch onderzoek gedaan naar de toename van de geluidbelastingen op de gevels van bestaande woningen buiten het plangebied als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe woongebieden binnen het plangebied. Er is op basis van de Wet geluidhinder sprake van een significantie toename in geval van een toename van 2 dB of meer.
De beoordeling is als bijlage 8 in de toelichting opgenomen.
Rekenpunten
In het aanvullend akoestisch onderzoek zijn de rekenpunten geplaatst ter hoogte van de gevels van de bestaande woningen buiten het plangebied langs de Van Gogh Allee en de Rijsdijk.
Verkeersgeneratie
Voor het bepalen van de huidige situatie is gebruik gemaakt van het rekenmodel dat is opgesteld ten behoeve van het akoestisch onderzoek wegverkeer en industrielawaai (zie paragraaf 5.3.2.1.1).
De te verwachten verkeersgeneratie ten gevolge van de 114 nieuwe woningen is bepaald aan de hand van de CROW Rekentool Verkeersgeneratie en Parkeren. Daarbij is uitgegaan van 114 vrijstaande woningen. Op basis van de CROW Rekentool Verkeersgeneratie en Parkeren komt dit neer op een toename van 918 mvt/etmaal. Dit is een worstcase-scenario omdat het merendeel van de nieuwbouwwoningen als tussenwoning of appartement zal worden uitgevoerd, met een lagere verkeersgeneratie per woning.
Voor de berekening en de beoordeling van de toename van de geluidbelastingen, worden deze 918 mvt/etmaal toegekend aan de Rijsdijk en het gedeelte van de Van Gogh Allee ten noorden van de Karel Appellaan aangezien hier ook de bestaande woningen zijn gesitueerd buiten het plangebied Essendael.
Verderop wordt ervan uitgegaan dat het extra verkeer wordt opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Door de gemeente Albrandswaard is aangegeven dat de toename van het verkeer van en naar Essendael ter hoogte van de kruising van de Van Goh Allee met de Rijsdijk voor 20% wordt toegekend aan de Rijsdijk ten westen van de Van Gogh Allee en voor 10% wordt toegekend aan de Rijsdijk ten oosten van de Van Gogh Allee. De toename van het verkeer als gevolg van de nieuwe woningen wordt grafisch weergegeven in onderstaande afbeelding.
Afbeelding - Verkeerstoename als gevolg van de nieuwe woningen (worstcase benadering)
Rekenresultaten
Ten behoeve van de onderbouwing van de goede ruimtelijke ordening wordt in het aanvullend akoestisch onderzoek de cumulatie van alle relevante wegen inzichtelijk gemaakt. Per rekenpunt (woning) wordt weergegeven welke toename in geluidbelasting wordt veroorzaakt ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking van de 114 nieuwe woningen in geval van een worstcase benadering.
Op basis van de akoestische berekeningen wordt geconcludeerd dat de toename van de geluidbelasting op bestaande woningen buiten het plangebied als gevolg van de verkeerstoename vanwege 114 nieuwe woningen ten hoogste 1,3 dB bedraagt. Dit wordt beschouwd als een 'niet-significante toename' en daardoor als akoestisch toelaatbaar. Temeer omdat de rekenresultaten zijn gebaseerd op worstcase-uitgangspunten en daardoor de te verwachten toename in werkelijkheid nog lager zal zijn.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het nieuwbouwplan zich binnen de geluidzone van het industrieterrein bevindt. Nader (standaard) onderzoek naar de geluidbelasting is dus noodzakelijk. In de Handreiking Waal-/Eemhaven zijn geluidcontouren opgenomen met een stap van 1 dB(A).
In onderstaande afbeelding zijn de woongebieden waar de nieuwe woningen zullen worden gerealiseerd genummerd en is ook ingezoomd op de relevante contouren. De woongebieden worden in het voorliggende bestemmingsplan globaal bestemd als 'Woongebied', de precieze ligging van de woningen ligt nog niet definitief vast.
Geadviseerd wordt daarom om uit te gaan van de vaststelling van één hogere waarde voor alle woningen binnen hetzelfde deelgebied, waarmee de worst-case situatie wordt beschouwd.
Afbeelding - projectie plangebied met genummerde nieuwbouwlocaties op de contourenkaart
(inclusief de geluidbelastingen 51/53/54)
In het akoestisch onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
Geluidmaatregelen
Op 22 december 1997 is door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland voor het industrieterrein 'Waal-/Eemhaven' het saneringsprogramma vastgesteld. Door de Minister van VROM is op 17 januari 2001 een besluit genomen over de Maximaal Toelaatbare Geluidniveaus (MTG's) nabij de woningen gelegen rondom het industrieterrein. Een verdere geluidreductie blijkt niet mogelijk te zijn. Aangezien alle mogelijke effectieve bronmaatregelen reeds in het kader van de geluidsaneringsoperatie zijn uitgevoerd, zijn aanvullende bronmaatregelen niet mogelijk.
Plaatsing van een geluidscherm of -wal heeft geen effect, aangezien het hierbij een uitgestrekt industrieterrein betreft, waarop de geluidbronnen verspreid liggen.
Voor het industrieterrein 'Waal-/Eemhaven' is daarnaast door diverse partijen het 'Convenant geluidruimte Waal-/Eemhaven' afgesloten. In dit convenant wordt zowel rekening gehouden met de belangen van bedrijven als de leefomgeving. Ook vanuit dat oogpunt zijn (aanvullende) bron- en overdrachtsmaatregelen dan ook niet reëel.
Hogere waarden
Om nieuwe woningen binnen het plangebied Essendael mogelijk te maken is het vaststellen van hogere waarden benodigd:
De vast te stellen hogere waarde bedraagt ten hoogste 54 dB(A). Dit betekent dat met een minimum gevelgeluidwering van 20 dB(A) conform Bouwbesluit 2012, wordt voldaan aan de prestatie-eis voor het binnenniveau van 35 dB(A).
Als ontheffingsgrond worden de volgende criteria aangevoerd:
Het ontwerpbesluit tot vaststelling hogere waarden wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Deze hogere waarden worden door het college van Albrandswaard vastgesteld. In de planregels van dit bestemmingsplan is bepaald dat de bouw van geluidsgevoelige objecten binnen de aangegeven gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'uitsluitend is toegestaan als voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder gestelde normen of de verleende hogere waarden zoals opgenomen.
Het besluit hogere grenswaarde wordt als bijlage opgenomen in de planregels.
De gecumuleerde geluidbelastingen ten gevolge van alle relevante wegen in de nabijheid van het plangebied, inclusief 30 km/u-wegen, én het geluidgezoneerde industrieterrein 'Waal-/Eemhaven' bedraagt ten hoogste 59 dB. De berekeningsresultaten zijn opgenomen in het akoestisch onderzoek.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de range van de gecumuleerde geluidbelastingen en het waardeoordeel dat hieraan gehecht kan worden op basis van de methode Miedema.
Tabel - Milieukwaliteitsmaat (Miedema)
Op basis van de berekende gecumuleerde geluidbelastingen wordt het woon- en leefklimaat met betrekking tot geluid in de meeste rekenpunten bestempeld als 'redelijk goed'.
Het aspect wegverkeer- en industrielawaai vormt, met in achtneming van de verleende hogere grenswaarden, geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Bij de besluitvorming in het kader van een bestemmingsplanprocedure dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteitsaspecten die samenhangen met het plan in acht te nemen. Dit betekent dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit die samenhangen met de nieuwe functies getoetst dienen te worden aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Ingevolge de systematiek van deze wet vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor een ontwikkeling indien deze niet in betekenende mate (hierna NIBM) bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Dit is het geval indien aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
De 3%-grens van een project dat 'niet in betekenende mate bijdraagt', is ook omgezet in een getalsmatige grens. Als deze getalsmatige grens (hieronder) niet wordt overschreden, wordt deze 3%-grens gerespecteerd.
Niet in betekenende mate
In het kader van dit bestemmingsplan worden slechts 114 nieuwe woningen gerealiseerd. Dit valt ruim onder de hiervoor vermelde drempel, wat inhoudt dat het project de luchtkwaliteit met minder dan 3% verslechtert.
De nieuwe woningen dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De Wet Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Goed woon- en leefklimaat
De luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied laat de ontwikkeling van 114 nieuwe woningen toe. Vanuit een goede ruimtelijke onderbouwing moet echter ook worden aangetoond dat het verantwoord is om te bouwen in deze omgeving van het projectgebied en dat de toekomstige bewoners een goed leefklimaat wordt geboden.
De luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied wordt bepaald door de luchtparameters stikstofdioxide, fijn stof (PM10), zeer fijn stof (PM2,5). Op basis van de NSL-monitoringstool (monitoringsronde 2018) blijkt dat de concentraties ter plaatse van deze parameters ruim lager zijn dan de van toepassing zijnde wettelijke grenswaarden. Voor PM10 is bovendien voldaan aan de WHO advieswaarde. Tevens is een dalende trend zichtbaar voor PM2,5, waardoor wordt verwacht dat deze in de toekomst ook zal voldoen aan de WHO advieswaarde.
Gezien de concentraties van de luchtkwaliteitsparameters lager zijn dan de van toepassing zijnde grenswaarden kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Bij de voorgenomen planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van het woon- en leefklimaat enerzijds en anderzijds moeten bedrijven voldoende zekerheid geboden worden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen blijven uitvoeren.
Beoordelingssystematiek VNG-publicatie
Zonering, afstand houden, is een belangrijk middel om te voorkomen dat er hinder ontstaat. Ook zorgt dit ervoor dat de bestaande bedrijven niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de Handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (Uitgave VNG, Den Haag, 2009).
De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen dicht bij bedrijven worden voorzien. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van de meest recente versie uit 2009. De VNG-publicatie geeft richtafstanden per bedrijfscategorie. De afstanden worden gegeven voor een aantal milieuaspecten, met name geur, stof, geluid en gevaar. De Raad van State heeft in de uitspraak van 2 april 2014 (201308643/1/R2) aangegeven dat de richtafstanden gelden tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. Indien deze afstanden worden gerespecteerd is er sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijke ordening. Indien één van deze afstanden niet wordt gerespecteerd is nader onderzoek noodzakelijk om na te gaan of alsnog sprake kan zijn van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie.
Het toetsingskader bestaat uit 4 stappen. In stap 1 wordt een afweging gemaakt aan de hand van de in de publicatie genoemde richtafstanden en het omgevingstype. Indien woningen op kleinere afstand zijn gelegen dan de richtafstanden kan voor het betreffende plandeel in stap 2, 3 of 4 gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden.
Richtafstanden inrichtingen (stap 1)
De richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën worden vermeld in hoofdstuk 1 (lijst 1) van de VNG-publicatie. De richtafstanden die in de lijst zijn opgenomen gelden voor het gebiedstype rustige woonwijk en rustig buitengebied.
De omgeving van het plangebied wordt beschouwd als een 'gemengd gebied'. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Indien er sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' kan de richtafstand terug worden gebracht met één afstandsstap, omdat sprake is van een zekere verstoring van het gebied ten opzichte van een rustige woonwijk. In onderstaande tabel worden de richtafstanden weergegeven.
Tabel - Richtafstanden rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied
Nabij gelegen bedrijven
Volgens het 'bestemmingsplan Rhoon dorp 2013 liggen de volgende bedrijven in de directe omgeving van het plangebied:
Afbeelding - overzicht omliggende bedrijven (nummer corresponderen met het overzicht)
Een overzicht van de richtafstanden op basis van de bedrijfsactiviteiten is opgenomen in onderstaand tabel.
Tabel - Overzicht richtafstanden per bedrijf
Op grond van bovenstaand overzicht kan geconstateerd worden dat voor alle bedrijven, met uitzondering van het sportcomplex 'De Omloop' (nr. 1), wordt voldaan aan de richtafstanden conform de VNG-publicatie, met andere woorden er wordt voldaan aan een 'goede ruimtelijke ordening'.
Sportcomplex 'De Omloop'
Voor het sportcomplex 'De Omloop' wordt in eerste instantie niet voldaan aan de richtafstand conform de VNG-publicatie. Wanneer binnen deze zone van 30 m woningen gerealiseerd mogen worden dan zou dit gevolgen kunnen hebben voor de bestaande activiteiten op het nabijgelegen sportpark.
Omdat nog niet duidelijk is of en wanneer het sportcomplex wordt verplaatst, zouden de belangen van de aanwezige sportverenigingen onevenredig geschaad kunnen worden.
Afbeelding - uitsnede verkaveling woongebied 2, met de zone waarin woningen zijn uitgesloten
(zwarte gearceerde lijn)
In het voorliggende bestemmingsplan wordt het realiseren van woningen binnen een zone van 30 m vanuit het sportcomplex 'De Omloop' in eerste instantie uitgesloten. Pas wanneer het sportcomplex is verplaatst dan wel niet meer als zodanig wordt gebruikt, dan wel als door onderzoek wordt aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat kan worden geboden en bedrijven niet wezenlijk in hun bedrijfsvoering worden beperkt, kunnen (via een wijzigingsbevoegdheid) binnen deze zone woningen mogelijk worden gemaakt. Het betreffende gebied wordt op de verbeelding aangegeven; in de planregels wordt woningbouw enkel onder bovengenoemde voorwaarde mogelijk gemaakt.
Geconcludeerd wordt dat hiermee sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'.
Het aspect Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden:
Door de gemeente Albrandswaard is in 2011 de 'Beleidsvisie Externe Veiligheid' opgesteld. In het kader van deze gemeentelijke visie is door DCMR een risico-inventarisatie uitgevoerd. Door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) is op basis van deze risico-inventarisatie een scenarioanalysedocument opgesteld. De veiligheidsvisie (EV-visie) kan worden gezien als een document zoals bedoeld in artikel 13, lid 4 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn enkele externe veiligheidsrisicobronnen gesitueerd. Op basis van de publieke risicokaart zijn de aanwezige risicobronnen geïnventariseerd. In onderstaande afbeelding is de situering van de nieuwbouwlocaties binnen het plangebied ten opzichte van deze risicobronnen grafisch weergegeven.
Afbeelding - risicobronnen ten opzichte van de nieuwbouwlocaties binnen het plangebied (blauw omkaderd)
De dichtstbijzijnde risicobronnen (inrichtingen, buisleidingen en transport) zijn nader beschouwd in relatie tot het planvoornemen. Het betreft (nummering conform weergave in bovenstaande afbeelding):
Op grotere afstand van het plangebied zijn tevens nog transportroutes gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het betreft:
Analyse plaatsgebonden risico
In onderstaande tabel zijn per risicobron de plaatsgebonden risico's geanalyseerd in relatie tot de te realiseren woningen. De plaatsgebonden risicocontour van de risicobron is gebaseerd op de risico-inventarisatie uitgevoerd door DCMR.
Tabel - plaatsgebonden risico's in relatie tot het plangebied
Uit bovenstaande tabel kan geconcludeerd worden dat deze risicobronnen geen belemmering vormen voor de realisatie van de nieuwe woningen.
Analyse groepsrisico
Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Voor de bovenstaande risicobronnen wordt het volgende geconstateerd:
Toetsing scenario-analyse
In de scenarioanalyse Externe Veiligheid van de gemeente Albrandswaard zijn voor de relevante risicobronnen de volgende contouren bepaald:
De effectafstanden voor de relevante risicobronnen worden weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel - Effectafstanden voor de relevante risicobronnen
Uit voorgaande tabel blijkt dat het plangebied buiten de D-zone van het Worstcase scenario ligt voor het transport van gevaarlijke stoffen (weg, spoor en water). Enkel voor het meest geloofwaardige scenario van de DPO leiding (plasbrandscenario), valt het plangebied binnen de D-zone.
Door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is een kwetsbaarheidszonemodel opgesteld waarmee de zelfredzaamheid van personen in relatie wordt gebracht met de incidentscenario's. Reguliere woonfuncties binnen de D-zone zijn gelegen in een aandachtsgebied. Mogelijke maatregelen zijn organisatorisch van aard, bijvoorbeeld alarmering via WAS-palen. Specifiek voor dit plangebied heeft de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geconcludeerd dat de DPO-leiding geen dusdanig gevaar vormt om fysieke dan wel bouwkundige maatregelen te treffen. De afstand van de leiding ten opzichte van de meest zuidelijke woningen binnen het plangebied is circa 60 meter en daarnaast vormt de dijk een bijkomende fysieke barrière om de gevaarsetting te verkleinen.
De magneetveldzones rond het bovengrondse hoogspanningsnet zijn door het RIVM vastgelegd in de Netkaart. Deze Netkaart bevat de breedte van de indicatieve magneetveldzone. Indien de indicatieve zone een bestemmingsplan overlapt moet nader onderzoek plaatsvinden. Uit onderstaande afbeelding blijkt dat de dichtstbijzijnde hoogspanningslijnen ten noorden en ten westen van het plangebied liggen.
Afbeelding - ligging hoogspanningslijn ten opzichte van het plangebied (blauwe cirkel)
De indicatieve zone voor de hoogspanningslijnen bedraagt maximaal 75 m aan weerszijden. Het plangebied ligt buiten deze indicatieve zone, waardoor de hoogspanningslijnen geen risico op leveren voor de nieuw te bouwen woningen.
Uit het Antenneregister blijkt dat de meest nabij gelegen zendmasten op een afstand van groter dan 500 meter liggen. Dit betreffen zendamateurs, GSM-masten, LTE-masten, narrowband IoT, vaste verbindingen en UMTS-masten.
Afbeelding - ligging zendmasten ten opzichte van het plangebied (blauwe cirkel)
Agentschap Telecom, toezichthouder op het gebruik van elektromagnetische velden, voert jaarlijks door heel Nederland steekproefsgewijs veldsterktemetingen uit om na te gaan of de blootstellingslimieten worden overschreden. Uit geen enkele van de veldsterktemetingen blijkt dat de blootstellingslimieten op publiek toegankelijke plaatsen in Nederland worden overschreden.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicobronnen die een belemmering vormen voor de woonwijk.
Het aspect Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
Nationaal klimaatbeleid
Teneinde de Kyotodoelstellingen te realiseren, is landelijk klimaatbeleid geformuleerd. De korte termijn doelstelling voor Nederland is de uitstoot van de belangrijkste broeikasgassen in de periode van 2008 - 2012 met 6% terug te dringen ten opzichte van 1990. Op de lange termijn wil de overheid de overgang naar een duurzame energiehuishouding bereiken (een aandeel van twintig procent duurzame energie in 2020) en verdere beperking van de CO2-uitstoot realiseren (30% in 2020 ten opzichte van 1990). Dit is verwoord in het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4).
Wet Voortgang Energietransitie (aardgasloos bouwen)
Sinds 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energietransitie (Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet, hierna: Wet Vet) van kracht. Bij deze wet is bepaald dat de aardgasaansluitplicht voor nieuwbouw vervalt.
Dit betekent dat vanaf 1 juli 2018 projectontwikkelaars, aannemers en gemeenten rekening moeten houden met het feit dat nieuw te bouwen bouwwerken niet meer mogen worden aangesloten op het gasnet.
Een uitzondering op aardgasloos bouwen is mogelijk, maar is aan voorwaarden onderhevig.
Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu zodat kan worden voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheid wordt ontnomen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is daarmee onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving.
Bij de voorgenomen ontwikkelingen wordt voorgenomen zo duurzaam mogelijk te bouwen. Dit houdt in dat gebruik wordt gemaakt van duurzame materialen.
De nieuw te bouwen woningen mogen niet meer worden aangesloten op het gasnet.
De haalbaarheid van het aspect duurzaamheid wordt gezien het bovenstaande haalbaar geacht.
Planologische relevante leidingen zijn leidingen die bescherming in het bestemmingsplan behoeven. Dit zijn bijvoorbeeld rioolwaterpersleidingen met een grote diameter en waterleidingen met een regionale functie. Op deze leidingen zijn geen veiligheidsafstanden van toepassing, maar wordt wel rekening gehouden met een zakelijk rechtstrook van de leidingen. Door binnen deze strook een bouwverbod op te nemen, wordt beschadiging van de leiding voorkomen.
In of nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor projecten met grote milieugevolgen, een plan-m.e.r. op te stellen. Onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het realiseren van woningen. De aanleg, wijziging of uitbreiding van onder andere woningbouw en bedrijfsmatige activiteiten zijn in het Besluit milieueffectrapportage opgenomen onder de noemer 'stedelijk ontwikkelingsproject'.
De activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' is niet opgenomen op de C-lijst van het Besluit m.e.r. Er is daarom geen sprake van een directe project m.e.r.-plicht.
De activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' staat wel vermeld op de D-lijst van het Besluit m.e.r., om concreet te zijn in categorie D11.2. Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig in geval deze betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 woningen of meer, of wanneer het een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft.
Het voorliggende bestemmingsplan ligt ruim onder de plandrempel waarvoor conform het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk is. Het totale bedrijfsvloeroppervlak dat volgens het bestemmingsplan maximaal gerealiseerd kan worden bedraagt nooit meer dan 100 ha en maximaal 114 woningen. Gelet hierop worden de (indicatieve) drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. niet overschreden, zodat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden uitgevoerd. De aanmeldnotitie voor de vormvrije m.e.r. beoordeling is toegevoegd als bijlage 9.
Het besluit op deze aanmeldnotitie wordt gelijktijdig ter inzage gelegd met het ontwerpbestemmingsplan.
Addendum
Op basis van de aanmeldnotitie voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling (kenmerk SLS007488.NOT001.MB.NG, d.d. 13 juni 2019) heeft het gemeentebestuur besloten dat een milieueffectrapportage voor het bestemmingsplan Essendael niet noodzakelijk is.
In de aanmeldnotitie wordt verwezen naar de resultaten van een Aerius-berekening. Inmiddels is bekend geworden dat de woningen gasloos zullen worden gebouwd en daarom in de toekomst geen relevante emissie zullen veroorzaken. Daarom is een nieuwe berekening van de stikstofdepositie gemaakt op basis van deze nieuwe uitgangspunten.
De resultaten van deze nieuwe berekening (zie bijlage 6 en paragraaf 5.2.2) zijn verwerkt in een Addendum bij de aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling. Het Addendum is als bijlage 10 opgenomen in de toelichting.
In het addendum wordt, op grond van gedetailleerde berekeningen voor de gebruiks- en aanlegfase, geconcludeerd dat de ontwikkeling van 114 nieuwbouwwoningen binnen het plan Essendael geen significante gevolgen heeft op kwalificerende natuurwaarden in nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Het is niet noodzakelijk om een passende beoordeling op te stellen en ook geen plan-MER.
De conclusie in de aanmeldnotitie blijft gelijk. Het besluit dat geen milieueffectrapportage nodig is, is terecht genomen.
De gemeente heeft samen met Bouwfonds/ BPD een grondexploitatie maatschappij (GEM) opgericht voor de ontwikkeling van Essendael. Voor deze ontwikkeling is een gezamenlijke grondexploitatie vastgesteld en zijn kredieten gereserveerd waaruit de realisatie van de nieuwe woonwijk grotendeels wordt betaald. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Op deze manier is het kostenverhaal verzekerd en is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan vast te stellen.
Het bestemmingsplan voorziet in de maatschappelijke behoefte aan de nieuwbouw van woningen in de regio. Ten opzichte van de omgeving is getracht een planopzet te ontwikkelen die waar mogelijk rekening houdt met de belangen van omwonenden.
Het ontwerp van het bestemmingsplan Essendael is, in het kader van het vooroverleg, gedurende de termijn van de terinzagelegging separaat toegezonden aan:
Van géén van de wettelijke partners zijn ten aanzien van het voorliggende ontwerp-bestemmingsplan op- of aanmerking ontvangen die leiden tot wijziging van het ontwerp-bestemmingsplan.
De reactie van het waterschap is vanwege de watertoets verwerkt in de toelichting. De reactie leidt niet tot wijziging van de planregels of de verbeelding.
Het ontwerp van het bestemmingsplan Essendael heeft van vrijdag 6 september 2019 tot en met donderdag 17 oktober 2019 voor 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 16 zienswijzen ontvangen.
De ontvangen zienswijzen zijn in de Nota van Zienswijze weergegeven en beantwoord. Als de ingediende zienswijzen aanleiding geven tot wijziging van het bestemmingsplan, is dat eveneens per zienswijze aangegeven.
In de Nota van Zienswijze zijn de ook ambtshalve aanpassingen benoemd.
De Nota van Zienswijze is als bijlage 11 in de toelichting opgenomen
Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan Essendael door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld.