Plan: | Centrum 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00039-4001 |
De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk zijn de meest relevante gemeentelijke beleidsaspecten op het gebied van riolering en waterhuishouding beknopt samengevat.
Waterstructuurplan Spijkenisse (06-04-2005)
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat de gemeenten tussen 2003 en 2006 op grond van de stedelijke wateropgave en rekening houdend met de reeds beschikbare (stroom)gebiedsvisie, eigen waterplannen opstellen. Om uitvoering te geven aan dit akkoord heeft de gemeente samen met de waterbeheerders in het gebied een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen.
De analyse van het waterstructuurplan gaf aan dat het watersysteem in Spijkenisse knelpunten kende. Zonder maatregelen zou deze situatie, gezien in het licht van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling, als mede verdere verstedelijking, alleen maar verergeren volgens dit rapport. In de jaren hierna is vooral in Spijkenisse Noord extra aandacht geschonken aan enerzijds het vergroten van de waterberging en anderzijds het verbeteren van de afvoermogelijkheden van overtollig oppervlakte-water uit dit gebied. Inmiddels voldoet Spijkenisse aan de gestelde eisen.
Gemeentelijk Rioleringsplan Spijkenisse 2009 – 2013
In het tweede en derde Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) lag het accent vooral op het realiseren van de zogenaamde “basisinspanning” waarmee een vuilemissiereductie van 50% bereikt diende te worden van overstortend rioolwater op oppervlaktewater. De maatregelen vonden hun basis in het uitvoeren van een tweesporenbeleid. Enerzijds werd het maatregelenpakket in het kader van het emissiespoor (riolering) uitgevoerd, anderzijds moest dit bereikt worden door het uitvoeren van maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor (oppervlaktewater). Deze laatstgenoemde maatregelen waren overigens ondergebracht in het Stedelijk Waterplan Spijkenisse welke in samenwerking met de waterbeheerders onder de vlag “IJsvogelprojecten” werden uitgevoerd. Doel was het bereiken van biologisch gezond oppervlaktewater in het stedelijk gebied van Spijkenisse. Inmiddels is het volledige maatregelenpakket uitgevoerd en is uit een grootschalig, door het waterschap Hollandse Delta uitgevoerd onderzoek naar voren gekomen dat de kwaliteit van het stedelijk water een aanzienlijke verbetering heeft ondergaan en dat gesproken kan worden van een succesvol verlopen uitvoeringsprogramma.
In het vigerende en eerste “verbrede” GRP 2009 – 2013 wordt verder invulling gegeven aan het terugdringen van de vuillast op oppervlaktewater door het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering en de afvoer hiervan naar oppervlaktewater. Bovendien dragen de in het GRP opgenomen Kader Richtlijn Water (KRW) -maatregelen hun steentje bij om de kwaliteit van het oppervlaktewater nog verder te verbeteren.
Daarnaast wordt in het kader van de wet “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” aandacht besteed aan de gemeentelijke zorgplicht voor grondwater. In deze planperiode wordt een peilbuizen meetnet opgezet en zal uit inventarisatie moeten blijken op welke plaatsen binnen het stedelijk gebied knelpunten te verwachten zijn.
Oppervlaktewatersysteem
Binnen de begrenzingen van het bestemmingsplan zijn een zestal peilgebieden van het waterschap Hollandse Delta te onderscheiden. Allereerst is dit peilgebied 5.08 waar een streefpeil van -2,25 m NAP wordt nagestreefd. De Vierambachtenboezem, lopend van de west- naar de oostzijde van het bestemmingsplan maakt hier onderdeel vanuit. Via dit boezemwater wordt het overtollig water vanuit het landelijk gebied ten westen van de stad via het stedelijk gebied afgevoerd naar het gemaal De Leeuw van Putten alwaar het wordt uitgeslagen op de Oude Maas. In de noordwest hoek van het gebied bevindt zich een uitloper van peilgebied 5.11 met een streefpeil van -2,20 m NAP waardoorheen overtollig oppervlaktewater van de wijken Hoogwerf en Schiekamp wordt afgevoerd naar de Vierambachtenboezem. Op het eindpunt van deze uitloper bevindt zich een waterverversinggemaaltje dat een deel van het overtollige water uit Spijkenisse Noord onder de Vierambachtenboezem door verpompt naar peilgebied 6.16 waar een streefpeil van -2,80 m NAP geldt. Dit overtollige water is in feite inlaatwater vanuit het Voedingskanaal dat vanwege de uitstekende kwaliteit gebruikt wordt om de wijken De Hoek en Sterrenkwartier door te spoelen. In de zuidoost hoek van het bestemmingsplan bevindt zich een deel van peilgebied 6.17 met een streefpeil van -2,60 m NAP. Inlaatwater vanuit het Spui wordt via de wijken Maaswijk en Schenkel door dit gebiedje gevoerd richting de wijken Groenewoud en Gildewijk. Als laatste is er nog het gebied rondom het centrumpark en de kinderboerderij waar twee peilen worden gehanteerd, namelijk een laag peil van -2,60 m en een hoog peil van -2,10 m NAP. Dit gebiedje wordt kunstmatig op het lage peil gehouden door een pompinstallatie in peilgebied 6.17. Overtollig water wordt ter plaatse van de kinderboerderij opgepompt naar het hogere peil en vervolgens onder vrijverval afgevoerd naar peilgebied 6.16.
Overtollige water vanuit peilgebied 6.16 wordt tenslotte via een hoofdwatergangen stelsel in zuidelijke richting afgevoerd naar het poldergemaal De Volharding van het waterschap Hollandse Delta waar het wordt uitgeslagen op het Spui.
De hoofdwatergangen in het bestemmingsplan vallen onder het beheer en onderhoud van het waterschap Hollandse Delta. Voor de overige watergangen in het gebied is de gemeente verantwoordelijk.
De drooglegging in het bestemmingsplan verloopt van ca.1,00 m in de Oranjebuurt tot ca. 1,75 m in de omgeving van Staalmeester I.
In de uitwerking van het Kader Richtlijn Water traject dat in de jaren 2006/2007 samen met het waterschap is doorlopen, bleek de Vierambachtenboezem (Oost) als één van de drie zogenaamde waterlichamen in Spijkenisse naar voren te komen als een boezemwater waarvoor verder geen specifieke maatregelen nodig waren om de waterkwaliteit een extra impuls te geven. Wel is in 2010 nog onderzoek gedaan naar de mogelijkheden een verdere emissiereductie vanuit de riolering op dit boezemwater te realiseren. Geconcludeerd is dat de bestaande belasting vanuit de riolering relatief gering is ten opzichte van andere bronnen en dat aanvullende maatregelen in de riolering dan ook niet nodig zijn.
In het Waterstructuurplan dat in 2005 in samenwerking met de waterbeheerders voor het stedelijk gebied van Spijkenisse is opgesteld, worden voor het centrumgebied zelf in de toekomst geen aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen (wateropgave) voorgesteld om mogelijk optredende wateroverlast te verminderen. Het gebied komt voldoende sterk uit de berekeningen. In de peilgebieden van Spijkenisse Noord bleken wel maatregelen noodzakelijk te zijn. In de afgelopen jaren is in deze gebieden extra aandacht geschonken aan enerzijds het vergroten van de waterberging en anderzijds het verbeteren van de afvoermogelijkheden van overtollig oppervlaktewater uit dit gebied. Inmiddels voldoet Spijkenisse aan de gestelde eisen.
Mede door het uitvoeren van maatregelen in het kader van het emissiespoor en het waterkwaliteitsspoor volgend vanuit het Gemeentelijk Rioleringsplan, is de kwaliteit van het oppervlaktewater in het stedelijk gebied door de tijd heen al aanzienlijk verbeterd. In het kader van het Stedelijk Waterplan is in 2007 de waterkwaliteit aan een uitgebreide eindmonitoringsronde onderworpen. Hieruit bleek dat de waterkwaliteit van de watergangen in het centrum in slechts één enkel geval met 1 klasse was verslechterd en dat vrijwel alle andere trajecten met 1 tot zelf 3 klassen waren verbeterd.
Naast het uitvoeren van het bovenbeschreven maatregelenpakket draagt ook het Structureel Baggerplan voor een belangrijk deel bij aan een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Door alle watergangen 1 x per 7 jaar te baggeren wordt bereikt dat er voldoende waterdiepte wordt gerealiseerd om de verdere ontwikkeling van “biologisch gezond” water in het stedelijk gebied een kans te geven te doen slagen.
Riolering
Het bestemmingsplan Centrum omvat een fors aantal woongebiedjes. Een aantal hiervan stamt uit de vijftiger jaren zoals de Molenwei (1951), de Oranjebuurt (1953) en de Vogelbuurt (1956). Deze gebieden zijn bij aanleg voorzien van een gemengd rioolstelsel. Kenmerk van dit type riolering is dat zowel het afvalwater als het afstromend regenwater door één buis wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI). Bij extreme regenval raakt de riolering vol en stort er met regenwater vermengd afvalwater via de overstortconstructies over op het oppervlaktewater. Ook de al wat jongere gebieden zoals de buurt rondom de J. Sasboutstraat (1979) en de omgeving rondom de Thorbeckelaan (1985) zijn destijds nog van een gemengd rioolstelsel voorzien. De in 2001 aangelegde woonwijk Staalmeester I daarentegen is met een gescheiden rioolstelsel uitgevoerd. Hierbij wordt het afvoerend verhard oppervlak (regenwater) rechtstreeks naar het naastliggende oppervlaktewater afgevoerd en gaat de vuilwaterafvoer in een aparte leiding naar de AWZI.
Het gebied ten zuiden van de Vierambachtenboezem maakt onderdeel uit van het centrale bemalingsgebied van Spijkenisse. De gebieden ten noorden van de Vierambachtenboezem (Molenwei en de Oranjebuurt) maken onderdeel uit van het bemalingsgebied van Spijkenisse Noord dat het vrijkomende afvalwater via een rioolgemaal aan de M.A. de Ruyterstraat afvoert naar het centrale bemalinggebied. Dit centrale gebied voert het afvalwater onder vrijverval (lees zonder tussenkomst van gemalen) af naar een doorvoerpompstation van het waterschap Hollandse Delta aan de Eikenlaan / Schenkelweg waarvandaan het via een persleidingenstelsel naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) op de Allemanspolder wordt verpompt.
In het kader van het emissiespoor zijn de wijken van Spijkenisse met een gemengd rioolstelsel inmiddels voorzien van 15 stuks bergbezinkvoorzieningen (BBV's), zijn bestaande overstorten aangepast of gesloten en is op diverse locaties de hoofdstructuur van de rioolstelsels aangepast en vergroot. De bemalingsgebieden van het centrum zijn in totaal voorzien van 5 BBV's en ook hier zijn overstorten aangepast en is de hoofdstructuur van de riolering over diverse trajecten robuuster gemaakt.
Hiermee voldoet het gebied aan de eisen van vuilemissiereductie zoals gesteld in de Wet milieubeheer.
Conform de in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 - 2013 beschreven beleidsuitgangspunten zal bij nieuwe ontwikkelingen in gebieden met een gemengd rioolstelsel in z'n algemeenheid gestreefd worden zoveel mogelijk bestaand afvoerend verhard oppervlak af te koppelen van de riolering. Door het toepassen van een gescheiden rioolstelsel wordt een verdere emissiereductie op het oppervlakte-water bereikt en neemt het rendement van de AWZI toe.
Tenslotte dient vermeld te worden dat om diffuse verontreiniging van water en bodem tegen te gaan, het van belang is duurzame, niet–uitloogbare bouwmaterialen en straatmeubilair toe te passen.
Grondwater
Omdat het centrumgebied een relatief ruime drooglegging kent én tevens de afvoercapaciteit van het over het algemeen robuust opgezette oppervlaktewatersysteem in dit gebied ruim voldoende is gedimensioneerd, bestaat er slechts een geringe kans dat tijdens hevige neerslagperioden een serieus probleem met wateroverlast en/of te hoge grondwaterstanden zal optreden. Naast de uitslag van de in het Waterstructuurplan uitgevoerde waterbalansberekeningen wordt dit bovendien bevestigd door het geringe aantal klachten dat via het klachtenregistratiesysteem van de gemeente binnenkomt. Alleen de Oranjebuurt met een drooglegging van amper 1,00 meter is gevoelig voor wateroverlast en is hiermee een aandachtsgebied.
Lange tijd is onduidelijk gebleven welke instantie voor welk onderdeel verantwoordelijk zou zijn voor de grondwaterproblematiek, maar met de invoering van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken in januari 2008 is dit inzichtelijk gemaakt.
Met deze wet krijgen de gemeenten een extra taak, een zogenaamde zorgplicht toebedeeld met betrekking tot het grondwater in het stedelijke gebied. Deze grondwaterzorgplicht houdt voor de gemeenten in dat ze verplicht zijn om in het openbaar gebied zodanige maatregelen te treffen dat structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk worden voorkomen of worden beperkt. Dit gaat echter alleen op voor zover deze maatregelen doelmatig zijn en voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap of provincie behoort. Ook krijgen de gemeenten de taak een loketfunctie te vervullen voor vragen over het grondwater in de stad.
Eind 2009 is deze wet opgenomen in de nieuwe Waterwet waarin naast de zorgplicht voor de gemeenten, het grondwaterbeheer aan de waterschappen wordt toebedeeld. Dit houdt in dat de waterschappen als beheerder van de regionale watersystemen bevoegd gezag zijn voor de vergunningverlening en handhaving van alle onttrekkingen en bijbehorende infiltraties die niet onder provinciaal gezag vallen (< 150.000 m³).
Vooruitlopend op de nieuwe wetgeving heeft de gemeente de afgelopen jaren al op diverse plaatsen in de stad maatregelen getroffen en drainageprojecten uitgevoerd om de ergste problemen rondom gesignaleerde (grond)wateroverlast het hoofd te bieden. Ook is in 2010 een peilbuizen meetnet opgezet om een beeld te krijgen op welke plaatsen binnen het stedelijk gebied knelpunten zijn te verwachten.
Watertoets en waterbeheer
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing. Het betreft een procedure waarbij de initiatief nemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de waterhuishoudkundige aspecten van de ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het bestemmingsplan Centrum ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta te Ridderkerk welke verantwoordelijk is voor zowel het waterkwantiteits- als het waterkwaliteitsbeheer.
In het Waterstructuurplan dat in samenwerking met de waterbeheerders is opgesteld voor het stedelijk gebied van Spijkenisse komt dit gebied niet als een probleemgebied naar voren en worden tot 2050 geen maatregelen voorgesteld voor het graven van extra waterberging. Wel stelt het waterschap bij uitbreiding van de bebouwing in het stedelijk gebied normaal gesproken de voorwaarde dat bij een toename van het afvoerend verhard oppervlak (verschil tussen de bestaande en de nieuwe situatie) 10 % hiervan als extra m² wateroppervlak gecompenseerd dient te worden.
Rioleringtechnisch gezien wordt er bij de uitbreiding van bebouwing ook naar gestreefd zoveel mogelijk verhard oppervlak van de riolering af te koppelen.
Conform het Stedelijk Waterplan en het beleid van de waterbeheerders zullen nieuw te graven watergangen met zowel een bodembreedte als een waterdiepte van minimaal 1 meter worden uitgevoerd. Tevens zullen stilstaande, niet doorspoelbare waterlopen worden vermeden en zullen oevers daar waar mogelijk natuurvriendelijk worden ingericht.
In z'n algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem op grond van de “Keur” een Watervergunning (aanlegvergunning) dient te worden aangevraagd bij het waterschap Hollandse Delta. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van duikers of stuwen, maar ook voor het graven van nieuwe watergangen of het aanbrengen van beschoeiingen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast of dat de berging of aan- en afvoer van water gehinderd wordt.