direct naar inhoud van Artikel 17 Wonen - 1
Plan: Schenkel-Groenewoud
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00032-4001

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in grondgebonden woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
  • c. een onderdoorgang ten behoeve van het openbaar voetpad: ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

17.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', met dien verstande dat, indien er geen aanduiding is opgenomen de maximale goothoogte 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de hoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' met dien verstande dat, indien er geen aanduiding is opgenomen de maximale bouwhoogte 3 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de hoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' met dien verstande dat, indien er geen aanduiding is opgenomen de maximale bouwhoogte 3 m bedraagt;
  • e. de vrije hoogte van een onderdoorgang mag ten hoogste die van de hoogte van de begane grond bouwlaag bedragen.

17.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen
  • a. voor garages, carports en bergingen gelden de volgende maxima:
    • 1. de goothoogte: 3 m tenzij anders is aangeduid;
    • 2. de bouwhoogte: 3 m tenzij anders is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. voor vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende maxima:
    • 1. goothoogte: 3 m;
    • 2. bouwhoogte: 5 m;
  • d. het gezamenlijk te bouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf bedragen met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlak van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf tezamen onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 17.2.2 onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' het gezamenlijk te bouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden bedragen met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlak van ten minste 70% van het erf tezamen onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;

17.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • 1. van erf- en terreinafscheidingen 2 m;
  • 2. van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd 3 m;
  • 3. van tuinmeubilair 2 m;
  • 4. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2 onder d en toestaan dat het gezamenlijk oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen meer dan 50 m² bedraagt mits het gezamenlijk te bouwen oppervlak ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf bedraagt;
  • b. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
17.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  • b. Op de in lid 17.1 bedoelde gronden is, in samenhang daarmee, ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover:'
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de klein- schalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning (inclusief de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen) met een maximum van 25 m²;
    • 2. de woning hierdoor niet, c.q. niet in betekende mate het karakter van een woning verliest;
    • 3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
    • 4. de activiteit geen onevenredige afbreuk doet aan het woonklimaat in de directe omgeving en niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop, die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4 onder a en een kamerverhuurbedrijf toe te staan, mits:
    • 1. de belangen van direct omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. er voldoende parkeergelegenheid is.
  • b. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan het gebruik van de woning als kamerverhuurbedrijf.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. 17.4 onder b voor het de uitoefening van een bedrijf of activiteit, die niet voorkomt in de tot het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorie mits vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord;
    • 2. 17.4 onder b voor het de uitoefening van een bedrijf of activiteit, dat in de tot het plan behorende Staat is vermeld in categorie 2 of hoger dan is toegestaan op het betreffende perceel, in geval door of namens de aanvrager of andere betrokkenen aannemelijk wordt gemaakt, dat het bedrijf of de activiteit naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de toegestane milieucategorieën, mits vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord.