Plan: | De Dijk en Het Land |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00030-4001 |
De gemeente Spijkenisse heeft reeds in 1991 het “Structuurplan Spijkenisse 1991”, dat globale kaders aangeeft voor onder meer de toekomstige ontwikkeling van de gemeente, vastgesteld. In het plan zijn ten aanzien van een aantal aspecten knelpunten geconstateerd op het gebied van de ruimtelijke situatie, wonen, werken en verkeer en vervoer. Aan de hand van deze knelpunten zijn hoofddoelstellingen geconcretiseerd in plandoelen voor de structuurplanperiode. Vervolgens zijn de plandoelen vertaald in ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven voor de planperiode tot circa 2005.
In 2009 is dit Structuurplan vervangen door de Structuurvisie Spijkenisse 2010 - 2020.
Om richting te geven aan de ruimtelijke opgave van Spijkenisse in de periode 2010 – 2020 is door de gemeenteraad van Spijkenisse op 13 mei 2009 de “Structuurvisie Spijkenisse 2010 – 2020” vastgesteld. Deze visie vervangt het Structuurplan uit 1991.
De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en functionele ontwikkeling in Spijkenisse op hoofdlijnen weer. Het geeft richting aan de fysieke ontwikkeling van Spijkenisse voor de komende 10 jaar. Ook geeft deze ruimtelijke vertaling inzicht in de ruimtelijke kaders en beperkingen, waarvoor Spijkenisse zich in de toekomst gesteld ziet. In het plan zijn ten aanzien van een aantal aspecten knelpunten geconstateerd op het gebied van de ruimtelijke situatie, wonen, werken en verkeer en vervoer. Aan de hand van deze knelpunten zijn hoofddoelstellingen geconcretiseerd in plandoelen voor de structuurplanperiode. Vervolgens zijn de plandoelen vertaald in ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven voor de planperiode tot circa 2020. De visie is het uitgangspunt voor de politieke agenda. Geen dichtgetimmerd eindplan, maar het vertrekpunt van de gemeente voor gesprekken met hogere overheden en marktpartijen om ontwikkelingen en investeringen in de stad te initiëren.
In het Structuurplan is de woningbouwontwikkeling van het totale project De Elementen meegenomen. Het project De Elementen is in de Structuurvisie opgenomen als “woongebied”.
Naast overwegend ruimtelijke afwegingen, is eveneens een sociale kaart opgenomen in de structuurvisie. Op deze kaart zijn de ruimtelijke gevolgen aangegeven van de diverse sociaal maatschappelijke ontwikkelingen en tendensen in Spijkenisse. Een voorbeeld daarvan is het wonen, bijvoorbeeld de realisatie van zorgappartementen en begeleid wonen. Andere onderwerpen zijn de vraag naar sportvelden, wijkcentra en huisartsenposten. Deze onderwerpen zijn zoveel mogelijk in ruimtelijke vraagstukken vertaald, zodat elk onderwerp een fysieke plaats heeft gekregen in Spijkenisse.
Na de beëindiging van de groeikerntaak en het op gang komen van de realisatie van de (voorlopig laatste) uitbreidingswijk Maaswijk, werd in Spijkenisse breed de behoefte gevoeld aan een nadere oriëntatie en visieontwikkeling op de toekomst van de stad. In 1997 werd daarom - in samenspraak met de bevolking - een stadsplan voor de periode tot 2010 opgesteld. De algemene visie op de verdere ontwikkeling van Spijkenisse wordt hierin als volgt geformuleerd:
“Spijkenisse wil een complete stad worden met een sterkere regiofunctie en een daaraan gekoppelde, kwaliteitsvolle identiteit”.
Op basis van deze doelstelling werd een drietal ontwikkelingsscenario's geformuleerd, variërend van een pas op de plaats tot optimale groei. De keuze viel uiteindelijk op het middenscenario “nieuwe kansen”. In dit scenario ontwikkelt Spijkenisse zich tot een complete en volwassen stad met circa 80.000 inwoners. Dit vereist de realisatie van een strategisch en (dus) selectief programma van ontwikkelingen op die terreinen, die meerwaarde opleveren (financieel, ruimtelijk, imago, woningmarkt), terwijl tegelijkertijd nadrukkelijk wordt ingezet op verbetering van de bestaande stad.
Kort samengevat worden de nieuwe kansen gerealiseerd door:
In oktober 2005 stelde de gemeenteraad de herziening van het Stadsplan vast. Het betreft hier een integrale en intersectorale analyse en herijking van doelen en uitgangspunten voor de periode tot 2020. De herziening moet beschouwd worden, als een richtinggevende visie die uitgewerkt dient te worden in beleid en projecten. Zo kent het plan ook een ruimtelijke vertaling. Deze ruimtelijke vertaling zal een beeld schetsen van welke ruimtelijke mogelijkheden, waar en onder welke condities mogelijk zijn. Evenzeer zal deze ruimtelijke vertaling inzicht geven in de ruimtelijke kaders en beperkingen, waarvoor Spijkenisse zich in de toekomst gesteld ziet.
Het lokale volkshuisvestingsbeleid is neergelegd in de nota “Meer dan steen alleen…”. Deze nota kan worden gezien als een uitwerking van het Stadsplan op het beleidsterrein wonen en als startdocument voor de wijkgerichte stedelijke vernieuwing in Spijkenisse. De nota is verder ondermeer de basis voor het maken van prestatieafspraken met de woningcorporaties. Belangrijke doelstellingen zijn:
In het plangebied zullen circa 2800 woningen worden gerealiseerd. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling(en) van het volkshuisvestingsbeleid.
Door het onderzoeksinstituut OTB (TU Delft) is een woningmarktonderzoek uitgevoerd (april 2008). Het onderzoeksrapport is in december 2008 bestuurlijk vastgesteld. Het doel van het onderzoek was het ondersteunen van de gemeente bij het herijken van de Woonvisie en in het bijzonder de woonopgave.
Na de inspraakprocedure heeft de gemeenteraad op 13 mei 2009 de “Woonvisie 2010-2020 Compleet Wonen” vastgesteld. Deze Woonvisie bevat de beleidshoofdlijnen voor het waarborgen en toevoegen van de woonmogelijkheden en de kwaliteit van het wonen in de Gemeente Spijkenisse tot 2020. De woonvisie is één van de onderdelen van het samenhangende ruimtelijk beleid van de Gemeente Spijkenisse. De woonvisie staat niet op zichzelf. De relatie tussen het woonbeleid, het sociaal- en ook economisch beleid is nadrukkelijk aanwezig. Het stadsplan 2020 “van Wonen naar Leven” en de daarop gebaseerde structuurvisie 2010-2020 zijn in deze visie uitgewerkt.
Spijkenisse streeft er naar te groeien tot een complete stad. De complete stad staat voor het optimaliseren van de directe woon- en leefomgeving en het vervolmaken van de stad, zodat alle stedelijke voorzieningen aanwezig zijn. Het waarborgen en toevoegen van de woonmogelijkheden en de kwaliteit van het wonen voor Spijkenissers tot 2020 staat in deze woonvisie centraal. Spijkenissers moeten in alle levensfasen in een veilig en aantrekkelijk Spijkenisse een passend aanbod kunnen vinden waar ze graag willen wonen, waar ze zich goed op hun gemak voelen en trots op zijn.
Gemeente Spijkenisse moet een aantrekkelijke, dynamische woon- en leefstad zijn met een volwaardig hart, sterke uitstraling en goede stedelijke voorzieningen. Spijkenisse is een stad voor mensen, die wonen in goede woonwijken; en waarbij de bereikbaarheid en de verbindingen met de nationale infrastructuur voortdurend inzet van gemeentelijk beleid zijn.
Voor de realisatie van de uitgangspunten zijn in deze Woonvisie verschillende opgaven met betrekking tot volkshuisvesting geformuleerd die als richtlijn fungeren voor het woonbeleid. Deze zijn:
In de Woonvisie zijn voor de uitwerking en uitvoering van de volkshuisvestelijke opgaven nadere acties benoemd. Deze acties behelzen enerzijds specifiekere beleidsdoelen en anderzijds concrete activiteiten. Te noemen zijn:
De beleidsdoelen zullen gedurende de looptijd van de Woonvisie richting geven aan de realisatie van de volkshuisvestelijke opgaven. De opgaven en beleidsmatige acties worden voortdurend getoetst en zo nodig aangepast aan actuele ontwikkelingen op de woningmarkt.
Voor het opstellen van meerjarenafspraken voor de periode na 2010 zal het beleid van de Woonvisie uitgangspunt zijn in de onderhandelingen met de Stadsregio Rotterdam en de woningbouwcorporaties.
In het plangebied worden circa 2800 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling(en) van het volkshuisvestingsbeleid in het algemeen en aan het bereiken van de regionale woningmarkt in het bijzonder.
Zoals in de inleiding verwoord voorziet Het Masterplan in de transformatie van langs de Oude Maas gelegen verouderde bedrijventerreinen in een aantrekkelijk woongebied met ca. 3500 woningen en bijbehorende voorzieningen. Het plangebied, inmiddels is de naam gewijzigd in “De Elementen”, bevat vier deelprojecten: De Dijk, Het Land, Het Park en De Haven.
Het plan De Elementen is een vervolg op eerder door de gemeenteraad van Spijkenisse vastgestelde beleidsplannen.
Het waarom van de transformatie en waarom juist deze locatie is uitvoerig beschreven. Het plan De Elementen is inmiddels een begrip geworden en geeft nadrukkelijk aan waar Spijkenisse met dit gebied naar toe wil.
De uitvoering van de deelprojecten dient te passen binnen deze algemeen vastgestelde kaders.
De in juli 2004 vastgestelde beleidsnota “Welstand” is in 2009 geactualiseerd. In die nota is De Elementen opgenomen als niveau 1, zijnde een gebied waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht. In nieuwe gebieden is het welstandstoezicht gericht op het realiseren van de kwaliteitdoelstellingen uit het opgestelde regieplan of beeldkwaliteitsplan.
Dertig jaar geleden presenteerde Spijkenisse zich al als een groene groeistad met een stadsstructuur van groene vingers met daartussen de nieuwe buurten, met gebruik van oude dijken en kreekruggen.
In het Groenstructuurplan “Spijkenisse Rijp en Groen” uit 1997 wordt een samenhangend beeld gegeven van het groen, zoals dat in de toekomst wordt nagestreefd. Aan de hand van vijf speerpunten wordt het beleid verder uitgewerkt in diverse concrete voorstellen voor het groen in Spijkenisse.
In het verlengde van het Groenstructuurplan is in december 2003 het bomenbeleidsplan vastgesteld. Het hoofddoel van het bomenbeleidsplan was de binnen de gemeente Spijkenisse aanwezige boomstructuur benoemen, beschermen en versterken. In feite een leidraad voor het optimaal beheren van bestaande boombeplanting en het stellen van voorwaarden aan de keuze voor nieuwe aanplant. Het beleid wijzigde in die zin, dat niet meer het kappen van bomen centraal stond, maar het behoud ervan. Dit betekent in de praktijk een andere manier van beheren van bomen.
In maart 2005 is de discussienota “uitwerking bomenbeleidsplan” in de commissie ROB aan de orde gesteld. Deze uitwerking bevat de kaders voor het planten en het handhaven van bomen, dan wel het kappen van bomen bij overlast.
Uitgangspunt is het streven naar een bomenbestand, dat binnen de bebouwde omgeving nog voornamelijk bestaat uit duurzaam te beheren bomen met een goede boven- en ondergrondse groeiplaats. Kortom een bomenbestand dat bijdraagt aan het welzijn van mensen in hun woon- en werkomgeving en dat, zeker ook uit ecologisch oogpunt, een positieve impuls geeft aan het (leef)milieu in Spijkenisse. Een voorbeeld hiervan vormt Het Park van De Elementen.
De discussienota eindigt met een aantal aanbevelingen, te weten:
Inmiddels is op 29 april 2010 de Groenstructuurvisie Spijkenisse vastgesteld. In deze structuurvisie is vastgehouden aan de oorspronkelijke uitgangspunten. Een visie waarin de samenhang tussen het groen wordt verbeterd en kwaliteit hoog in het vaandel staat. Ook een visie waarin het omliggende landschap nog nauwer bij de stad wordt betrokken. De groenstructuurvisie is een uitstekende leidraad voor de komende jaren. We maken de stad mooier, beter en functioneler.
Het eerste beeld van Spijkenisse wordt bepaald door het stedelijk front langs de Oude Maas, veel bedrijvigheid en het centrum. Achter Spijkenisse ligt een robuust polderlandschap met weidse vergezichten, omringd door stevige dijken. Een landschap, door de eeuwen heen gevormd door water en wind.
Het is juist dit contrast dat Spijkenisse bijzonder maakt: gericht op Rotterdam en als onderdeel van de polder.
Binnen het verstedelijkt gebied van Rotterdam staat Spijkenisse aan de top van de groene gemeenten. Toch wordt in de recent vastgestelde Structuurvisie expliciet aandacht gevraagd voor de groenstructuur. Er is genoeg groen, maar niet altijd zichtbaar en bereikbaar. In de huidige situatie schiet met name de samenhang in de groenstructuur tekort.
Het doel van de voorliggende groenstructuurvisie is een basis te leggen voor meer samenhang binnen de groenstructuur en de eigen identiteit van de afzonderlijke delen in de groenstructuur te versterken.
De groenstructuurvisie richt zich op de lange termijn en op het schaalniveau van de gehele stad. Het groen op buurt- en wijkniveau komt gedetailleerd aan de orde bij de uitwerking van de groenstructuur.
De groene lijnen hebben ook een belangrijke ecologische functie als corridors voor bijvoorbeeld kleine zoogdieren, vleermuizen, vogels, vlinders, libellen en andere insecten om zich te verplaatsen vanuit het buitengebied de stad in en uiteraard ook andersom.
In het gewenste totaalbeeld van groene lijnen vormen de groene verbindingen gezamenlijk een groen raster over de stad. Er is sprake van een structuur van 'groene vingers', die vanuit het buitengebied de stad in 'grijpen'. Het totale raster vormt een fijnmazige dooradering van groen in de stad.
Naast de reeds genoemde ecologische functie (flora en fauna) heeft het groene raster ook een belangrijke recreatieve functie.
Om tot een concrete aanpak van verschillende gebieden te komen zijn de volgende programmapunten geformuleerd:
De lokale taken op het gebied van verkeer en vervoer worden door de gemeente uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Stadsregio Rotterdam. Het grootste knelpunt voor Spijkenisse is de matige (externe) ontsluiting van de stad. Met name de onbetrouwbaarheid en de onvoorspelbaarheid van het verkeerssysteem is een knelpunt. Een belangrijk onderwerp in het verkeers- en vervoersbeleid is daarom het bepleiten van de aanleg van een derde vaste ontsluiting in de vorm van een aansluiting op de nog aan te leggen A4-zuid.
Uit verkeersprognoses blijkt dat ook de Ruit van Rotterdam (snelwegen rond Rotterdam), ondanks alle maatregelen die reeds zijn voorzien in de periode 2020-2040, nog steeds niet voldoet aan een goede doorstroming en bereikbaarheid. In samenwerking met de nationale overheid is in 2008 gestart met een verkennende studie naar oplossingen voor de bereikbaarheid van Rotterdam en omstreken. Inmiddels zijn er plannen voor verbreding en verbetering van de A15.
De hoofdverkeersstructuur binnen de bebouwde kom van Spijkenisse is enkele tientallen jaren geleden gerealiseerd en niet voldoende meegegroeid met de ontwikkeling van de bevolking en het autobezit en -gebruik. De ringweg wordt daarom in het kader van het “Stadsplan 2010” (gedeeltelijk) verdubbeld. Dit vergroot de mogelijkheden voor geleiding van het verkeer over de ring. De Baljuwlaan is in 2010 deels verbreed en het gedeelte van het Groene Golfproject ter hoogte van het project De Elementen is reeds in 2009 deels gerealiseerd.
In de beleidsnota Verkeer en Vervoer uit 1996 staan twee thema's centraal:
De overlast door de aanwezigheid van autoverkeer in met name de verblijfsgebieden moet zoveel mogelijk worden voorkomen. De groei van het autoverkeer dient beperkt te blijven.
Tegelijkertijd is in Spijkenisse nog een aanzienlijke groei te verwachten door de Vinex-uitbreiding (zie Stadsplan 2010). Selectief autogebruik moet daarom worden nagestreefd. Het niet-noodzakelijke verkeer dient te worden teruggedrongen door het openbaar vervoer en het fietsverkeer een grotere rol te laten spelen in het mobiliteitsgedrag. Het autoverkeer dient op de gebiedsontsluitingswegen gebundeld te worden.
Het flankerend beleid komt onder meer tot uiting door de mogelijkheden van vervoersmanagement uit te werken. Er is extra aandacht voor de infrastructuur en exploitatie van het openbaar vervoer. Een voorbeeld daarvan is het vernieuwde busstation Spijkenisse Centrum. In aanvulling op de tweede metroverbinding met Rotterdam via Schiedam, zet de gemeente zich in voor verbetering van de busdiensten, de realisering van “Park & Ride” plaatsen en openbaar vervoer over water.
Voltooiing van het fietspadennet, onder andere door ontbrekende schakels aan te leggen, is een maatregel om het fietsverkeer te bevorderen. Ook het afstemmen van de bebordingssystematiek is een van de acties die past binnen het mobiliteitsbeleid van Spijkenisse.
Wegcategoriseringsplan (1999)
In de beleidsnota 'Verkeer en Vervoer' en in het kader van het landelijke project “Duurzaam Veilig” is in 1999 de noodzaak aangegeven om voor geheel Spijkenisse een wegcategoriseringsplan op te stellen. In dit plan zijn de wegen in een aantal categorieën ingedeeld .
Alle wegen en straten die in beheer zijn bij de gemeente, zijn geclassificeerd als “verkeersader” (gebiedsontsluitingsweg) en hebben een functie voor een vlotte en veilige afwikkeling van het autoverkeer in de gemeente, en vervullen een functie als verzamel- en verdeelweg van woonwijken, de doorstroming staat voorop. De overige wegen behoren tot het “verblijfsgebied” (de categorie erftoegangswegen). Verblijfsgebieden hebben geen functie voor het doorgaande verkeer en worden ingericht als 30-kilometerzone. De ontsluitings- en verblijfsfunctie staat hierbij voorop.
Voor Spijkenisse is een uitgebreid parkeeronderzoek uitgevoerd. Mede op basis van dit onderzoek zijn parkeernormen opgesteld waarmee rekening dient te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Functie | Norm (per 100 m? indien niet anders is aangegeven |
Wonen | 1,7 per woning |
Dagelijkse detailhandel | 4,3 + 0,40 per arbeidsplaats |
Niet-dagelijkse detailhandel | 4,70 + 0,40 per arbeidsplaats |
PDV /GDV | 2,20 + 0,40 per arbeidsplaats |
Bedrijven | 0,50 per arbeidsplaats |
Horeca (excl. restaurants) | 6 + 0,50 per arbeidsplaats |
Restaurants | 6 + 0,50 per arbeidsplaats |
Dienstverlening | 2,70 |
Ten aanzien van het parkeren in het centrumgebied bestaat een voorkeur voor geconcentreerde onder- of bovengrondse parkeervoorzieningen. Het parkeren op straat doet afbreuk aan de leefbaarheid en de kwaliteit van het openbaar gebied.
De gemeente Spijkenisse heeft in september 1998 het Stedelijk Waterplan Spijkenisse vastgesteld.
Het Stedelijk Waterplan Spijkenisse noemt maatregelen om door het extra inlaten van vers water, het beter doorspoelen van de waterlopen en het uitvoeren van natuurvriendelijke oeverinrichtingsprojecten, de kwaliteit van het oppervlaktewater binnen het stedelijk gebied op een hoger niveau te tillen.
De doelstelling van het project is tweeledig. Ten eerste is het streven erop gericht om in alle watergangen een waterkwaliteitsniveau te halen van minimaal 'biologisch gezond'. Ten tweede wordt ernaar gestreefd om maatregelen te nemen, die de specifieke functies van de watergangen versterken. Deze maatregelen kunnen gericht zijn op de waterbeheersing, de belevingswaarde, de natuurwaarde, of het recreatief medegebruik. Het inventariseren en vastleggen van de functies is een belangrijk onderdeel van het Stedelijk Waterplan.
In het “Nationaal Bestuursakkoord Water” is afgesproken, dat gemeenten tussen 2003 en 2006 eigen waterplannen opstellen op grond van de stedelijke wateropgave en rekeninghoudend met de reeds beschikbare (stroom)gebiedsvisie. Om uitvoering te geven aan dit akkoord, heeft de gemeente Spijkenisse, samen met de waterbeheerders in het gebied, een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen. Het Waterstructuurplan Spijkenisse dat dateert van 30 september 2004 is met name gericht op het stedelijk gebied van Spijkenisse. In het plan is de visie op het watersysteem tot 2050 gegeven, met een vertaling naar de middellange termijn (2015). Hierbij is rekening gehouden met klimaatveranderingen. Het “Waterstructuurplan” geeft antwoord op de vraag op welke manier Spijkenisse in de toekomst droge voeten kan behouden en welke maatregelen hiervoor nodig zijn. Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse vormen van grondgebruik opgesteld.
Zonder maatregelen zal in het licht van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling, alsmede verdere verstedelijking, deze situatie verergeren. In het streefbeeld is aangegeven dat het met name gewenst is de problematiek van de wateroverlast in Spijkenisse-Noord aan te pakken.
Spijkenisse ligt in het werkgebied van het waterschap Hollandse Delta. Het waterschap zorgt voor waterbeheer, waterkwaliteit en waterkeringen in het gebied van de Zuid-Hollandse Eilanden. Dit houdt in:
De analyse van het Waterstructuurplan Spijkenisse geeft aan, dat het huidige watersysteem in Spijkenisse knelpunten kent. Zonder maatregelen zal in het licht van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling, alsmede verdere verstedelijking, deze situatie verergeren.
Doel van het Waterstructuurplan Spijkenisse is het watersysteem van Spijkenisse in 2015 met een doorkijk naar 2030 duurzaam op orde te hebben.
Voorts heeft het plan als doel: “de inbreng van waterbelangen te leveren voor de actualisatie van het plan en de basis te vormen voor de watertoets van de ruimtelijke plannen”.
In het Waterstructuurplan Spijkenisse staat, dat voor het stedelijk gebied van Spijkenisse, op de korte termijn wordt gestreefd naar duurzaam stedelijk waterbeheer. Dit waterstreefbeeld 2050 houdt in, dat schoon, verhard oppervlak zoveel mogelijk zal zijn afgekoppeld van de riolering en tegelijk de waterberging op open water is uitgebreid. Vervuilingsbronnen zullen dan zijn aangepakt en gesaneerd. Het streven is, dat in 2050 een aanzienlijk deel van de oevers in het stedelijk gebied van Spijkenisse natuurvriendelijk zal zijn ingericht. Deze uitgangspunten sluiten aan op de doelstelling van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) en het maatregelenpakket van het Waterschap Hollandse Delta (WSHD).
Algemeen
In het Gemeentelijk Rioleringsplan Spijkenisse 2003-2007 zijn maatregelen opgenomen om de in de gemeente aanwezige bemalinggebieden met een gemengd rioleringsstelsel aan te passen en te laten voldoen aan de milieueisen, die in de Wet milieubeheer aan de gemeenten als verplichting is opgelegd. Een van de doelstellingen van de Wet Milieubeheer is een halvering van de vervuiling door het oppervlaktewater vanuit het riool. Voor het “centrale gebied” heeft dit geresulteerd in het bouwen van een bergbezinkvoorziening (BBV), het aanpassen en vergroten van een aantal hoofdafvoerriolen, het sluiten van de meest vervuilende riooloverstorten en het afkoppelen van afvoerend verhard oppervlak, waardoor de vuilemissie op oppervlaktewater voldoende is gereduceerd om aan de gestelde eisen te voldoen. Hiermee is de zogenaamde “basisplanning” voor de gemeente afgerond.
Het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan dateert van 1 december 2008 en is het eerste GRP, dat behalve de zorgplicht voor afvalwater, ook de nieuwe zorgtaken van de gemeente op het gebied van hemelwater en grondwater beschrijft. Dit “verbrede” GRP is door de raad vastgesteld voor de planperiode 2009-2013.
Conform de huidige eisen volgend uit de Wet milieubeheer, dient een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel te worden aangelegd. Dit betekent dat het afvalwater en het regenwater apart worden ingezameld en afgevoerd. Schoon hemelwater wordt naar het oppervlaktewater gebracht. Hemelwater afkomstig vanaf de daken kan rechtstreeks worden afgekoppeld, mits er geen uitloogbare materialen gebruikt worden. De rechtstreekse afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater heeft tot gevolg, dat het riool minder snel zal overlopen. Daarnaast zal tevens de mogelijkheid open gehouden worden om een gescheiden rioolstelsel met voorzieningen toe te passen.
Grondwater
De zorgplicht voor het grondwater is een gemeentelijke taak, waarin de gemeente een trekkersrol moet vervullen. Voorheen was dit een taak van de provincie, het waterschap en de gemeente samen.
In natte perioden komt in Spijkenisse regelmatig grondwateroverlast voor. Dit treedt vooral op in gebieden die op grotere afstand liggen van open water, doordat daar het grondwater het meest opbolt. De gemeente inventariseert waar het grondwater voor problemen kan zorgen. Hiertoe legt zij een netwerk van peilbuizen aan, waarmee de stand van het grondwater wordt gemeten. Aan de hand van de meetresultaten kan een goed beeld worden geschetst van de grondwaterstanden in een gebied en kunnen eventuele problemen worden aangepakt.
Beleidskader
De gemeente Spijkenisse heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (meest recente versie vastgesteld in 2011), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid
Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese Verdrag van Malta is ontwikkeld en dat aansluit bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007). Belangrijk gemeentelijk toetsinstrument is de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse (vastgesteld op 29 juni 2011).
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Herinrichting bestemmingsplangebied 'De Dijk' en 'Het Land'
De gemeente Spijkenisse is voornemens om een gebied aan de Oude Maas te herinrichten. Het betreft verouderde bedrijventerreinen tussen de Oude Maas en het centrum van Spijkenisse die zullen worden ingericht als woongebied. De deelgebieden 'De Dijk' en 'Het Land' maken onderdeel uit van een groter project 'De Elementen', waarvan een groot deel al is gerealiseerd. De twee in hoogteligging van elkaar verschillende deelgebieden worden van elkaar gescheiden door het reeds ingerichte plandeel 'Het Park', een voormalige vuilstortplaats. Door gebruik te maken van het aanwezige reliëf en hoogteverschil kunnen verschillende woonmilieus ontstaan en wordt een evenredige verdeling tussen geconcentreerde, gestapelde bouw langs het water (plandeel 'De Dijk') en grondgebonden woningen (plandeel 'Het Land') gemaakt.
Aard en omvang van in het kader van de herinrichting uit te voeren grondverstorende werkzaamheden zijn nog niet in detail bekend.
Archeologische verwachting
Het plangebied maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Spijkenisse (versie 2011) gelden voor een aantal zones binnen dit gebied verschillende archeologische verwachtingen, van laag tot hoog, met hieraan gekoppeld archeologisch beleid. Dit beleid wordt in voorliggend bestemmingsplan omgezet in een viertal archeologische regimes (zie ook de Aanbevelingen).
Het gebied met een hoge archeologische verwachting betreft twee historische dijktracés, respectievelijk de Oud Hongerlandsche Dijk en de Schenkeldijk of Lange Schenkeldijk. Van deze twee dijken is alleen de laatste in de huidige topografie bewaard gebleven.
Het gebied met een redelijk hoge archeologische verwachting is gelegen tussen de twee historische dijken in, de voormalige Polder Oud Hongerland. Deze zone komt vrijwel geheel overeen met plandeel 'Het Land'. Een klein deel is gelegen in het buitendijks gebied. Het betreft een buitendijks stukje land, waar de geologie intact is gebleven.
De gebieden met een lage archeologische verwachting betreft in eerste instantie de zone tussen de (verdwenen) Oud Hongerlandsche Dijk en de Oude Maas, waar de oorspronkelijke geologie door de Oude Maas is geërodeerd door de Oude Maas. Ook het deel van de Oude Maas dat binnen de bestemmingsplangrenzen valt, behoort tot het gebied met een lage archeologische verwachting.
In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de latere prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 vierkante meter. Archeologische indicatoren van dit type en/of uit deze periode, aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 vierkante meter), leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is gefragmenteerd. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering.
Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van 'toevalsvondsten', zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
In de regels worden cultuurhistorische/archeologische waarden als volgt beschermd:
Waarde - Archeologie - 1
Voor de beide dijktracés (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.
Waarde - Archeologie - 2
Voor het gebied tussen de twee dijken, alsmede het buitendijks stukje intact land ten oosten van de dijk (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.
Waarde - Archeologie - 3
Voor het in het verleden aan erosie blootgestelde gebied tussen de (verdwenen) Oude Hongerlandsche Dijk en de Oude Maas (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 400 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.
Waarde - Archeologie - 4
Voor het binnen de bestemmingsplangrenzen gelegen water (Waarde - Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan
Leidraad voor het economische beleid van de gemeente Spijkenisse is de, op 31 maart 1999 door de raad vastgestelde, economische beleidsnota “Spijkenisse in Bedrijf”.
Op grond hiervan streeft de gemeente naar:
De doelstelling van het Economisch Beleid, zoals vastgelegd in het in januari 2009 door de gemeenteraad van Spijkenisse vastgestelde Actieprogramma Economie, is het vergroten van het voorzieningenniveau (bedrijven, kantoren, detailhandel, horeca en overige (gezondheids-) voorzieningen) en het behouden en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid. Dit betekent in hoofdzaak een voortzetting van het beleid van de voorgaande jaren.
De drie genoemde pijlers vormen de basis voor de nota “Spijkenisse in Bedrijf” en het erop volgende Actieprogramma Economie. De doelstellingen worden hieronder in het kort weergegeven.
Spijkenisse wil zich graag profileren als een complete, aantrekkelijke, woon- en werkstad en als regiocentrum van Voorne-Putten. Door het scheppen van goede vestigingsvoorwaarden wordt hieraan invulling gegeven. Het moet zowel voor de bedrijven als voor haar werknemers aantrekkelijk zijn om zich in Spijkenisse te vestigen. Dit betekent een voldoende gedifferentieerd woningaanbod en een goede kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Daarnaast is de aanwezigheid van een gevarieerd aanbod van detailhandel en een breed aanbod van consumentenverzorgende dienstverlening van grote invloed. Ook voorzieningen in de sfeer van cultuur, ontspanning en recreatie zijn belangrijke vestigingsvoorwaarden.
Ook is er aandacht voor Spijkenisse als “zorgstad”. De maatschappelijke- en gezondheidszorg biedt hierbij kansen voor werkgelegenheid, maar ook de profilering van Spijkenisse als regionaal dienstencentrum. De prioriteit op dit moment ligt bij de inzet voor een levensloopbestendige stad. In 2010 is het Masterplan wonen, zorg en welzijn gereedkomen.
Hierdoor wordt de positie van Spijkenisse als aantrekkelijke vestigingsplaats verder uitgebouwd.
Het aanbod aan detailhandel, culturele- en overige voorzieningen is geconcentreerd in het nabij gelegen Centrumgebied. Daardoor zal in dit gebied detailhandel worden uitgesloten en de andere functies zullen in dit gebied slechts in beperkte mate en beperkt van omvang gevestigd kunnen worden.
De werkgelegenheid, moet een bepaald kwaliteitsniveau bezitten, waarbij gestreefd wordt naar een evenwichtige- en daarmee gedifferentieerde, economische structuur. Dit houdt in voldoende aandacht voor alle segmenten. Dus niet alleen de (langdurig) werklozen, maar ook schoolverlaters, herintreders en hoger opgeleiden.
De toelaatbaarheid van horecabedrijven wordt in Spijkenisse aangegeven via een indeling in klassen/categorieën.
In de regels zijn de hierna genoemde klassen/categorieën van bedrijven onderscheiden. Deze klassen/categorieën van horecabedrijven zijn, in aanmerking genomen de (potentiële) "uitstralingseffecten" van deze bedrijven, gerangschikt in volgorde van zwaarte, waarbij klasse/categorie 1 de lichtste klasse/categorie is.
'horeca 1':
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook wordt verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, fastfoodrestaurants, snackbars, broodjeszaken en daarmee naar de aard te vergelijken bedrijven), met uitzondering van een erotisch getinte vermaakfunctie.
'horeca 2':
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken (cafés, bars en daarmee naar de aard te vergelijken bedrijven).
'horeca 3':
elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling, toegankelijke locatie die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaakfunctie.
'horeca 4':
een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (hotelbedrijf).
In het plangebied kan worden ingezet op categorie 1. Deze horecavormen passen bij de functies en de voorgenomen karakteristiek van het gebied. Het spreekt voor zich dat geen overlast mag worden veroorzaakt.
Algemeen
Bij de toepassing van aspecten van het welzijnsbeleid (jeugdbeleid, speelruimte, kinderopvang, kunst, cultuur) vormen de volgende beleidsstukken het uitgangspunt. De Kadernota Integraal Jeugdbeleid “Kansen voor Iedereen” uit juni 2007, de Kadernota Lokaal Welzijnsbeleid uit december 2005, de nota Speelruimtebeleid uit 1992 en de nota Cultuur 2009 – 2012 – 2018 uit april 2009. In deze laatste nota is de Verordening Percentageregeling Beeldende Kunst en Vormgeving Spijkenisse opgenomen.
Speelruimtebeleid
Het wettelijk kader van het speelruimtebeleid vloeit voort uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), artikel 31. Speelplaatsen dienen te voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (voorheen: Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen (BVAS)). De aanwezigheid van voldoende speelruimte is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van jongeren en kinderen. Deze noodzakelijke behoefte ligt dan ook ten grondslag aan het speelruimtebeleid op gemeentelijk niveau (1992). Inhoudelijk betekent dit, dat de formele speelruimte als zodanig ingerichte voorzieningen, als speelplaatsen, trapveldjes, etc. omvat. De informele speelruimten zijn de straat, het plein, het trottoir, etc.
Voor de inrichting van speelruimten dienen inhoudelijke richtlijnen geformuleerd te worden op basis van de onderstaande twee algemeen aanvaarde uitgangspunten:
Speel- en ruimtebehoeften zijn gerelateerd aan leeftijd. Er zijn drie leeftijdsgroepen te onderscheiden, te weten:
Er zijn bepaalde voorwaarden, waaraan de inrichting van de speelruimte vanuit het oogpunt van bespeelbaarheid moet voldoen (leeftijdsafhankelijke inrichting).
Het maken van een speelruimtebeleid is een zaak van bewoners en gemeente samen. Het schetsmatige neerzetten van het beleid en de plannen is een taak van de gemeente. De daadwerkelijke invulling is echter een gezamenlijke keuze van zowel gemeente, als bewoners. Daarbij is het belangrijkste uitgangspunt, dat de omgeving, waarin een speelplaats gelokaliseerd is moet voldoen aan de volgende vijf voorwaarden:
Het huidige beleid bestaat uit het in standhouden van bestaande voorzieningen (210 gemeentelijke speelplaatsen en 35 trapveldjes). De landelijke norm is 300 m2 speelruimte per hectare. Het aantal spelende jeugdigen ( 0 – 17 jaar) was in 2006 voor Spijkenisse 59 per hectare. Het landelijke gemiddelde bedroeg 52.