Plan: | Dorp Klaaswaal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0611.dorpklaaswaal-VA01 |
Watertoets en waterbeheer
De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat gemeente en waterschap (hier is dat Waterschap Hollandse Delta) samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets omvat onder meer overleg met de waterbeheerder en de opname van een waterparagraaf. De voorliggende paragraaf is de in het kader van de wet verplichte waterparagraaf.
Beleid
Europa, Rijk en Provincie Zuid-Holland
Een aantal beleidsdocumenten is relevant voor dit bestemmingsplan. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de relevante stukken op Europees, rijks- en provinciaal niveau. In de volgende twee subparagrafen wordt respectievelijk het beleid van de waterbeheerder en van de gemeente beschreven.
Europees beleid
Rijksbeleid
Beleid Provincie Zuid-Holland
Beleid waterbeheerder
Waterschap Hollandse Delta heeft een Waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2009-2015. In het Waterbeheerplan geeft het waterschap onder andere aan wat de doelstellingen voor de lange termijn zijn voor het waterbeheer. Het gaat hierbij om alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit (hoeveelheid), waterkwaliteit, waterkering (dijken) en waterketen (riolering en zuivering). Tevens wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt voor watergerelateerde thema's en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelstellingen te bereiken.
In het Waterbeheerplan zijn ook de doelstellingen en maatregelen verankerd om te kunnen voldoen aan de verplichtingen van de KRW. Het doel van deze Europese richtlijn is in de periode 2010-2027 alle wateren in een goede chemische en ecologische toestand te brengen, dus kwalitatief goed water.
Ten aanzien van het watersysteem geldt een aantal regels:
Keurverordening Waterschap Hollandse Delta
Alle handelingen of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen, waterkeringen en waterschapswegen vallen onder de regels van de Keur. In deze verordening van het waterschap zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen om de waterstaatsbelangen veilig te stellen. In de meeste gevallen zal een vergunning moeten worden verleend door het waterschap. In de Legger van oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken voor Waterschap Hollandse Delta zijn de watergangen en kunstwerken opgenomen, waarop de Keur van toepassing is.
Beleid gemeente
Gemeentelijk Rioleringsplan 2008–2012
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2008–2012 (GRP) vormt de basis voor het planmatige onderhoud en beheer van de riolering in de Gemeente. Voor het verwijderen van afvalwater is riolering een onmisbare voorziening. Met deze voorziening wordt beoogd de volksgezondheid te verzekeren, wateroverlast tegen te gaan en het milieu te beschermen. De aanleg en het beheer van de riolering is een gemeentelijke taak (zorgplicht) die zijn wettelijke basis vindt in de artikelen 4.22 en 4.23 van de Wet milieubeheer (Wm).
Waterplan Cromstrijen
In 2008 is het Waterplan Cromstrijen van kracht geworden. Dit gemeentelijk Waterplan bevat maatregelen om het watersysteem te voorzien van voldoende berging en speelt in op de komende klimaatwijzigingen. Daarbij geeft het Waterplan invulling aan afspraken om de waterkwaliteit te verbeteren. Gemeente en waterschap werken de maatregelen uit in de periode 2008 - 2012. Het streven is dat de samenwerking tussen gemeente en waterschap de komende jaren leidt tot een aantrekkelijk watersysteem dat biologisch gezond is en voldoende aanvoer-, afvoer- en bergingsmogelijkheden heeft. Het Waterplan heeft dan ook de volgende hoofddoelen:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit nagenoeg de gehele bebouwde kom van de kern Klaaswaal.
De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigrond. In het plangebied is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwatertrap van nature op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. De maaiveldhoogte in het plangebied is circa NAP -0,5 m.
Het plangebied ligt in verschillende peilgebieden. Deze peilgebieden met het bijbehorende peilen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Peilgebied | Zomerpeil (t.o.v. NAP) | Winterpeil (t.o.v. NAP) |
3-22 | -1,55 m | -1,55 m |
3-23 | -1,40 m | -1,40 m |
3-24 | -1,30 m | -1,30 m |
3-25 | -1,60 m | -1,85 m |
4-4 | -1,55 m | -1,75 m |
Waterkwantiteit en -kwaliteit
Binnen het plangebied zijn verschillende watergangen gelegen. Het gaat hierbij om hoofdwatergangen met een beschermingszone van 5 m aan beide zijden en overige watergangen met een beschermingszone van 1 m aan weerszijden. De beschermingszone dient vrij te blijven van bebouwing om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. De watergangen behoren niet tot de Kaderrichtlijnwater (KRW)-lichamen.
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied is een regionale waterkering gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de kern-/beschermingszone van deze kering. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Het afvalwater van de kern Klaaswaal wordt via een rioolgemaal en rioolpersleiding van het waterschap afgevoerd naar de RWZI Numansdorp.
Oppervlaktewater
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard heeft de vaststelling van het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Daartoe gelden ten aanzien van het watersysteem een aantal regels:
Conclusie
De vaststelling van voorliggende bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.