direct naar inhoud van Artikel 9 Verkeer - Langzaam Verkeer
Plan: Stationsgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp6Stationsgebied-3001

Artikel 9 Verkeer - Langzaam Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Langzaam Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. groen;
  • c. water
  • d. bestemmingsverkeer, w.o. hulpdiensten;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals boven- en ondergrondse vuilcontainers en straatmeubilair.
9.1.1 Bruggen

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br) zijn de in lid 9.1 bedoelde gronden mede bestemd voor bruggen.

9.1.2 Specifieke vorm van water - duiker

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker' (swa-d) zijn de in lid 9.1 bedoelde gronden mede bestemd voor duikers.

9.1.3 Specifieke vorm van verkeer - viaduct

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' (sv-vi) zijn de in lid 9.1 bedoelde gronden mede bestemd voor een viaduct.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en bruggen, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' de hoogte van een viaduct maximaal 6 meter bedragen;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het (weg)verkeer en bruggen, mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve geluidwerende voorzieningen dient ten minste 6 m en ten hoogste 8 m te bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve lichtmasten mag niet meer bedragen dan 20 meter;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.