direct naar inhoud van Artikel 15 Leiding - Water
Plan: Stationsgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp6Stationsgebied-3001

Artikel 15 Leiding - Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een watertransportleiding en de bij deze bestemming behorende voorzieningen.

15.1.1 Voorrangsregel

In geval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

15.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het (weg)verkeer en bruggen, mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve geluidwerende voorzieningen dient ten minste 6 m en ten hoogste 8 m te bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve lichtmasten mag niet meer bedragen dan 20 meter;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering
15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 15.2 onder a tot en met c, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. er geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
15.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een, werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen, het bebossen van gronden en het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
15.4.2

Het verbod als bedoeld in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
15.4.3

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een, werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden het leidingenbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.