direct naar inhoud van Artikel 12 Water
Plan: Stationsgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp6Stationsgebied-3001

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, waaronder bruggen, duikers, sluizen, inlaten en gemalen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen- en nutsvoorzieningen.
12.1.1 Overbouwing

Een overbouwing is uitsluitend toegestaan waar dit door middel van de specifieke bouwaanduiding - overbouwing '(sba-ob)' is aangegeven, als onderdeel van de aangrenzende bestemming 'Kantoor'. De minimale vrije hoogte dient tenminste 5 m te bedragen. De maximale hoogte mag niet meer bedragen dan de aansluitende bebouwing.

12.1.2 Specifieke vorm van verkeer - viaduct

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' (sv-vi) zijn de in lid 12.1 bedoelde gronden mede bestemd voor een viaduct.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en bruggen, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' de hoogte van een viaduct maximaal 6 meter bedragen;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer bedragen dan 3 m gemeten vanaf de Rijksweg, met uitzondering van geluidsschermen die ten minste 6 m en ten hoogste 8 m dienen te bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • b. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;
  • c. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
  • d. het wijzigen van het waterpeil.
12.4.2

Het verbod als bedoeld in lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en normaal beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de ter inzage legging van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
12.4.3

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een, werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden het leidingenbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.