direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Schoonhoven Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0608.BP1040Buitengebied-vg01

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen.
14.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een meubelmakerij.

14.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor opslag ten behoeve van een aannemersbedrijf.

14.1.4

Ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande, dat de inhoudsmaat van de woning inclusief bijgebouwen niet meer dan 800 m³ mag bedragen en dat de woning dient te worden ontsloten via de bestaande in- en uitrit.

14.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 14.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. binnen ieder bestemmingsvlak mag één vrijstaande woning worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' twee aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' het bestaande aantal aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - één hoofdgebouw' één vrijstaande of twee aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • e. de inhoud van een woning en de daarbij behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
    650 m3;
  • f. in geval van herbouw van een woning dient de woning op dezelfde plaats te worden teruggebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e geldt dat voormalige agrarische bedrijfswoningen en een aangebouwde voormalig agrarische bedrijfsruimte mag worden verbouwd tot woonruimte als uitbreiding van de bestaande woning, op voorwaarde dat daardoor de aard van de woning (boerderij) niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • h. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • i. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • j. bij iedere woning mogen bijgebouwen worden opgericht, waarbij:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 3. de afstand van de bijgebouwen tot de woning niet meer dan 20 m mag bedragen;
    • 4. de bijgebouwen uitsluitend achter de (verlengde) voorgevel van de woning mogen worden gebouwd.
    • 5. de afstand van de bebouwing tot de bestemmingsgrens minimaal 3 m dient te bedragen;
  • k. voor zover de maatvoering van een woning als bedoeld onder e en g ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg, geldt de bestaande maatvoering als maximum;
  • l. bij iedere woning mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, waarbij:
    • 1. de hoogte maximaal 1 m mag bedragen indien deze worden geplaatst voor (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van de woning;
    • 2. de hoogte maximaal 2 m mag bedragen indien deze worden geplaatst achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van de woning.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de plaatsing van bijgebouwen bij woningen, waarbij geëist kan worden, dat:
    • 1. deze worden opgericht op een afstand van ten minste 3 m achter de lijn, welke kan worden getrokken in het verlengde van de voorgevel van de woning;
    • 2. deze worden opgericht achter de lijn, welke kan worden getrokken in het verlengde van de achtergevel.
14.4 Ontheffing van de bouwregels
14.4.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2 onder b ten behoeve van de realisatie van twee vrijstaande woningen ter plaatse van woningen met de aanduiding 'twee-aaneen', mits:

  • a. zulks vanuit stedenbouwkundig of milieuhygiënisch oogpunt gewenst of toelaatbaar is.
14.4.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2 onder f ten behoeve van een andere situering van de woning op het perceel mits:

  • a. de situering van de woning met maximaal 10 m mag worden gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke woning
  • b. de nieuwe situering vanuit stedenbouwkundig of milieuhygiënisch oogpunt of om redenen van algemeen belang gewenst of toelaatbaar is;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de gebiedseigen waarden en de stedenbouwkundige structuur in de directe omgeving;
  • d. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • e. advies wordt gevraagd bij een ter zake deskundige;
  • f. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel de insteek van een gemeenschappelijke sloot ten minste 5 m bedraagt.
14.4.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van het realiseren van een paardenbak ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij, onder de voorwaarde dat:

  • a. maximaal 1 paardenbak per woning wordt gerealiseerd;
  • b. de paardenbak als volgt wordt gesitueerd:
    • 1. achter het hoofdgebouw;
    • 2. tenminste 20 m uit de rand van de weg;
    • 3. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
    • 4. maximaal 50 m achter de bestaande bebouwing;
    • 5. minimaal 25 m van woningen van derden;
  • c. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m;
  • d. de hoogte van een hek rondom een paardenbak niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • e. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, afschermende gebiedseigen beplanting wordt aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
  • f. de paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
  • g. er geen verlichting wordt gerealiseerd bij de paardenbak;
  • h. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt, een en ander met in achtneming van de Wet geurhinder en veehouderij.
14.4.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2 onder e voor zover het de vernieuwing van bijgebouwen betreft waarbij tegelijk minimaal 50% van het teveel aan m3's aan bijgebouwen wordt gesloopt.

14.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Per woning mag maximaal één wooneenheid worden gevestigd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' worden gebruikt voor de huisvesting van het aantal, zoals aangegeven in de aanduiding.
  • c. Het gedeeltelijk gebruik van een woning inclusief aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning (inclusief aangebouwd bijgebouw) tot een maximum van 30 m2;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
    • 4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • d. het verboden is de gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van horeca.
14.6 Ontheffing van de gebruiksregels
14.6.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.5 onder d ten behoeve van de vestiging van bed & breakfast of een museum onder de voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie op het perceel gehandhaafd blijft;
  • b. de functie maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning en aan- en bijgebouwen mag beslaan;
  • c. parkeren op eigen terrein plaats vindt, bij voorkeur uit het zicht vanaf de weg;
  • d. geen onevenredige inbreuk op de privacy van omwonende plaatsvindt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beleidsdoelstellingen met betrekking tot de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied waarop de wijziging betrekking heeft;
  • f. alvorens over de ontheffing te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de verkeersadviseur bij de regiopolitie over de veiligheid van de verkeerssituatie ter plaatse;
14.6.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.5 onder a ten behoeve van het gebruik van vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen bij/aan woningen als woonruimte voor mantelzorg onder voorwaarden dat:

  • a. de zorgbehoefte van de ontvanger van mantelzorg door middel van een indicatiebesluit en/of verklaring van de huisarts wordt aangetoond;
  • b. mantelzorg wordt verleend door de bewoner(s) van het hoofdgebouw;
  • c. een goede woonsituatie binnen de bestemming in stand wordt gehouden c.q. wordt gegarandeerd;
  • d. de woonruimte in het bijgebouw een oppervlakte heeft van maximaal 80 m2;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van het hoofdgebouw van 20 m en/of gelegen is binnen de bebouwingsregeling voor bijgebouwen op grond van het bestemmingsplan;
  • f. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvindt;
  • g. beide partijen, verlener en ontvanger van mantelzorg, schriftelijk verklaren en overleggen dat de zorg en hulp van mantelzorgers geheel vrijwillig is en buiten organisatorisch verband gegeven wordt;
  • h. aan een ontheffing wordt de voorwaarde verbonden dat beëindiging van het gebruik van het bijgebouw c.q. aangebouwd bijgebouw ten behoeve van mantelzorg binnen één maand daarna schriftelijk moet worden gemeld aan burgemeester en wethouders. Bij beëindiging van mantelzorg trekken burgemeester en wethouders de ontheffing in en dient het gebruik van het desbetreffende bijgebouw c.q. aangebouwde bijgebouw weer plaats te vinden conform de regels van het bestemmingsplan.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van het realiseren van maximaal één extra wooneenheid ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' onder de voorwaarde dat uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwing; aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kunnen geen rechten worden ontleend voor extra bijgebouwen.