Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Nieuwe Wielewaal
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0599.BP2150DeNweWielewl-va01

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
Plan:
het bestemmingsplan “De Nieuwe Wielewaal” met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2150DeNweWielewl-va01 van de gemeente Rotterdam.
 
Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
Aan huis verbonden beroeps- of bedrijf:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
 
Achtererf:
erf aan de achterkant van het oorspronkelijke hoofdgebouw en aan de zijkant(en) ervan, op meer dan 1 meter van de erfgrens aan de zijde van het openbaar toegankelijke gebied, alsmede
op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
 
Archeologisch deskundige:
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.
 
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
 
Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
  
Bijzondere woonvorm:
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met gemeenschappelijke voorzieningen en (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uursbegeleiding). Opvang ten behoeve van drugsverslaafden wordt hieronder niet verstaan.
 
Bouwaanduidingen:
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
 
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
Bouwlaag:
het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en een plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, zolder, souterrain, parkeerplint, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als aparte bouwlaag geteld.
 
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
Bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
Bouwverordening:
de Bouwverordening Rotterdam, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage ligging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
 
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
     
Dove gevel:
a.
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
b.
een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2.
 
Erf:
terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).
 
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
Geluidgevoelige functie  (in de zin van de Wet geluidhinder):
hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en kinderdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.
NB Delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten, maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw.
 
Hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
Kap:
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt. 
 
Kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut:
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen). 
 
Lichte horeca:
horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken. Hierbij kan gedacht worden aan: restaurant, broodjeszaak, crêperie, croissanterie, cafetaria, koffiebar, theehuis, lunchroom, ijssalon en snackbar.
 
Maaiveld:
de hoogte van het terrein nadat het gereed gemaakt is voor bebouwing.
 
Maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.
 
NAP:
het Normaal Amsterdams Peil; dit is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.
 
Normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden.
 
Peil:
a.
 
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. 
 
Straatmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken en plantenbakken.
 
Uitstekende delen aan gebouwen:
erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke.
 
Voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
 
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
 
Wet geluidhinder:
de Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
 
Wet ruimtelijke ordening:
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
 
Woningwet:
de Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1
Meten
 
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
  
a.
de dakhelling:
 
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
b.
de goothoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
c.
de inhoud van een bouwwerk:
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
e.
de oppervlakte van een bouwwerk:
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
 
f.
de breedte van een gebouw:
 
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
 
g.
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens:
 
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
 
h.
het bebouwingspercentage:
 
het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwperceel, met inbegrip van de buiten het bouwvlak gelegen gronden.
 
2.2
Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
erftoegangswegen;
c.
voet- en fietspaden;
d.
waterpartijen en waterlopen;
e.
speelvoorzieningen;
f.
straatmeubilair;
g.
uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
h.
nutstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’;
  
 
met de daarbij behorende:
i.
in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
j.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
 
Op de voor “Groen” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, bruggen, duikers;
b.
uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het artikel 3.1 onder g, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld.
  
3.2.2
Nutstuin
 
In aanvulling op het bepaalde in 3.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ de volgende bouwregels:
a.
de gronden binnen de aanduiding mogen voor maximaal 5% bebouwd worden;
b.
alleen voor een nutstuin noodzakelijke gebouwen zijn toegestaan, zoals een verenigingsgebouw, gereedschapsbergingen, kassen en dergelijke;
c.
de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan:
 
1.
3 meter, indien plat afgedekt;
 
2.
6 meter, indien met kap afgedekt;
d.
de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 20 m2 bedragen.
    
3.3
Gebruiksregels
 
Erftoegangswegen
 
In afwijking van het bepaalde 3.1 onder b zijn ter plaatse van de aanduiding 'weg uitgesloten' geen erftoegangswegen toegestaan.

 
Artikel 4 Maatschappelijk - 1
 
4.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met het daarbij behorende erf.
 
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
b.
de gronden mogen voor maximaal 50% bebouwd worden;
c.
de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer dan 5 meter bedragen;
d.
de bouwhoogte van gebouwen voor een fietsenstalling mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  
4.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
b.
de bouwhoogte van speeltoestellen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 4 meter bedragen.
 

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
 
5.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Verkeer - Verblijfsgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
b.
voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
c.
groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
d.
bouwwerken voor verkeer en vervoersvoorzieningen;
e.
geluidswerende voorzieningen;
f.
uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.
 
5.2
Bouwregels
5.2.1
Op de voor “Verkeer - Verblijfsgebied” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a.
in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3;
b.
uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in 4.1 onder f, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld.
  
 
Artikel 6 Water
 
6.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
waterpartijen en waterlopen;
  
 
met daaraan ondergeschikt:
b.
groenvoorzieningen;
c.
kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut;
d.
oeververbindingen, al dan niet in de vorm van een brug;
  
 
met de daarbij behorende:
e.
in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
6.2
Bouwregels
 
Op de voor “Water” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a.
in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde) van waterstaatkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d.;
b.
kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, transformatiehuisjes en dergelijke, niet groter dan 50 m³.

Artikel 7 Wonen
 
7.1
Bestemmingsomschrijving
 
De op de verbeelding voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep/bedrijf;
b.
bijbehorende bouwwerken;
  
 
met daaraan ondergeschikt:
c.
(erftoegangs)wegen;
d.
(gebouwde) parkeervoorzieningen;
e.
speel- en groenvoorzieningen;
f.
waterpartijen en waterlopen;
g.
(kleinschalige) voorzieningen voor openbaar nut;
  
 
met de daarbij behorende:
h.
tuinen en erven;
i.
fiets- en voetpaden;
j.
in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
k.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak;
b.
het aantal woningen binnen het plangebied bedraagt niet meer dan 675, met dien verstande dat binnen de op de verbeelding opgenomen ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ niet meer dan 65 woningen zijn toegestaan;
c.
de grondgebonden woningen bestaan uit maximaal 2 woonlagen met een kap, tenzij anders aangegeven;
d.
de goot- en bouwhoogte van woningen bedraagt niet meer dan 7 respectievelijk 13 meter;
e.
de grondgebonden woningen moeten zijn afgedekt met een kap;
f.
gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’;
g.
de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt niet meer dan 10 meter.
  
7.2.2
Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te zijn gelegen;
b.
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt op het achtererf niet meer dan 7 meter, met dien verstande dat:
 
1.
de diepte niet meer mag bedragen dan 1,2 meter gerekend vanaf de achtergevelrooilijn;
 
2.
aan de zijkant van het hoofdgebouw de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;
c.
de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 3 respectievelijk 6 meter.
  
7.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel maximaal 1 meter bedraagt;
b.
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter.
  
7.2.4
(Kleinschalige) voorzieningen van openbaar nut
 
Voor
het bouwen van (kleinschalige) voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende regels:
a.
(kleinschalige) voorzieningen van openbaar nut zijn alleen inpandig toegestaan;
b.
in afwijking van het bepaalde in 7.2.4 onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ een niet-inpandige voorziening toegestaan, met dien verstande dat:
 
1.
het aanduidingsvlak volledig bebouwd mag worden;
 
2.
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 meter;
 
3.
het gebouw met een kap wordt afgedekt.
 
7.3
Afwijken van de bouwregels
 
Verhoging bouwhoogte ter plaatse van aanduiding ‘gestapeld’
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 onder g en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 13 meter, met dien verstande dat:
a.
de wijziging van de bouwhoogte wordt toegepast voor de realisatie van een terugliggende bouwlaag, waarbij
de terugliggende bouwlaag minimaal 1 meter terug ligt ten opzichte van de direct daaronder gelegen bouwlaag;
b.
de wijziging van de bouwhoogte vanuit milieuhygiënisch oogpunt mogelijk is.
 
7.4
Specifieke gebruiksregels
7.4.1
Aan-huis-verbonden beroep/bedrijf
 
Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroep/bedrijf, mits:
a.
de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30%, tot een maximum van 70 m2, wordt gebruikt voor werkactiviteiten;
b.
de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
c.
er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
d.
er geen detailhandel plaatsvindt.
  
7.4.2
Gemengd
 
Ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ mogen de aanwezige gebouwen mede worden gebruikt voor een ontmoetingsruimte en lichte horeca, met dien verstande dat:
a.
dit uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
b.
het totale oppervlak niet meer mag bedragen dan 400 m2 b.v.o.
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning
 
8.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Leiding - Hoogspanning” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor ondergrondse hoogspanningsleidingen.  
 
8.2
Bouwregels
 
Op de voor “Leiding- Hoogspanning” bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd.
  
8.3
Afwijken van de bouwregels
8.3.1
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits het belang van de hoogspanningsleiding hierdoor niet wordt geschaad. Er kan niet worden afgeweken voor bebouwing binnen 4 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn “leiding -hoogspanning”.
  
8.3.2
Alvorens af te wijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning, ter bescherming van bedoelde leiding.
  
8.4
Omgevingsvergunning
8.4.1
Op de voor “Leiding- Hoogspanning” bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden te verrichten:
a.
het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
b.
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen en afgraven evenals door ophogen;
c.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of waterpartijen;
d.
het verrichten van graafwerkzaamheden.
 
8.4.2
Het in 8.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren.
  
8.4.3
De in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend,
indien de belangen van de hoogspanningsverbinding en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 8.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
 
Artikel 9 Leiding - Riool
 
9.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Leiding - Riool ” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor ondergrondse (riool)waterpersleidingen.  
 
9.2
Bouwregels
 
Op de voor “Leiding- Riool” bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd.
  
9.3
Afwijken van de bouwregels
9.3.1
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits het belang van de aanwezige leiding hierdoor niet wordt geschaad. Er kan niet worden afgeweken voor bebouwing binnen 4 meter gemeten aan weerszijden uit de hartlijn “leiding - riool”.
  
9.3.2
Alvorens af te wijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning, ter bescherming van bedoelde leiding.
  
9.4
Omgevingsvergunning
9.4.1
Op de voor “Leiding- Riool” bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden te verrichten:
a.
het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
b.
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen en afgraven evenals door ophogen;
c.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of waterpartijen;
d.
het verrichten van graafwerkzaamheden.
 
9.4.2
Het in 9.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren.
  
9.4.3
De in 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend,
indien de belangen van de hoogspanningsverbinding en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 9.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
 

Artikel 10 Leiding - Water
 
10.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse drinkwater transportleiding, alsmede voor de hierbij behorende bovengrondse voorzieningen.
 
10.2
Bouwregels
10.2.1
Verbod
 
Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Leiding - Water', binnen bedoelde zone niet worden gebouwd.
  
10.2.2
Uitzondering op het verbod
 
Het bouwverbod bedoeld in 10.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Leiding - Water' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
  
10.2.2
Toegestane bouwwerken
 
Ten behoeve van de functie 'Leiding - Water' mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3, en niet hoger dan 3 meter
  
10.3
Afwijken van de bouwregels
10.3.1
Omgevingsvergunning
 
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Leiding - Water'.
  
10.3.2
Advies
 
Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.
  
10.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1
Verbod
 
Op de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
b.
het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
c.
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
d.
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
e.
het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
f.
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
g.
het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
h.
het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen afvalstoffen.

Artikel 11 Waarde - Archeologie
11.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Waarde - Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
 
11.2
Bouwregels
11.2.1
Algemeen
 
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
 
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 11.3.1.
  
11.2.2
Verplichting
 
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
 
10.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1
Verbod
 
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 11.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan.
  
11.3.2
Vergunningsvereisten
 
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
a.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
b.
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c.
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d.
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, afgraven;
e.
het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f.
het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
  
11.3.3
Uitzondering
 
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
  
11.3.4
Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
 
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  
11.3.5
Aan een omgevingsvergunning verbonden regels
 
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
 
3 Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
 
13.1
Vrijwaringszone – molenbiotoop
13.1.1
Bouwregels
 
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - molenbiotoop" geldt met betrekking tot de bouw van bouwwerken, dat de hoogte ten opzichte van NAP niet meer bedraagt dan 1/30 van de afstand tussen het betreffende bouwwerk en het middelpunt van de molen, vermeerderd met 6 meter.
  
13.1.2
Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1.1, ten behoeve van het bouwen tot een grotere bouwhoogte, zoals toegestaan in of krachtens de overige bepalingen van het plan, mits de windvangzone van de molen of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
 
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag.
Artikel 15 Geluidgevoelige functies
 
Geluidsgevoelige functies moeten voldoen aan het bij dit bestemmingsplan behorende besluit hogere waarden.
Artikel 16 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
16.1
Voorwaardelijke verplichting over parkeren
a.
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren, zoals vastgelegd in de ‘Beleidsregeling parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018’.
b.
Bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken wordt voor de berekening van de parkeernorm voor auto’s en fietsen die geldt op grond van de ‘Beleidsregeling parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018’ aangesloten bij de parkeernormen uit gebiedstype B, Stadswijken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
 
17.1
Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  
17.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 17.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  
17.1.3
Het bepaalde in 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
17.2
Overgangsrecht gebruik
17.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  
17.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  
17.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in 17.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  
17.2.4
Het bepaalde in 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 18 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “De Nieuwe Wielewaal”, gemeente Rotterdam.